ECLI:NL:RBZUT:2003:AF9653

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
5 juni 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03-765 BESLU 29
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.J.A. Bouwmeester
  • J.A. Lok
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afsluiting van een weggedeelte voor filmopnamen en de noodzaak van een verkeersbesluit

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 5 juni 2003 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot de afsluiting van een weggedeelte ter hoogte van de Ehzerbrug over het Twentekanaal. De afsluiting was noodzakelijk voor de opnamen van de bioscoopfilm 'Pietje Bel 2', die gepland stonden op 5, 6 en 7 juni 2003. Verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gorssel, had op 27 mei 2003 besloten om in te stemmen met deze afsluiting. Echter, nog voordat dit besluit bekend werd gemaakt, werd het heroverwogen, wat resulteerde in een nieuwe beslissing op 3 juni 2003, en opnieuw op 4 juni 2003, waarbij aanvullende afspraken werden gemaakt met Rijkswaterstaat voor een verkorte omleiding.

De verzoekers, ondernemers in Almen, vreesden voor verlies van omzet en winstderving door de afsluiting van de brug, vooral omdat een andere brug in de buurt al was afgesloten voor wegwerkzaamheden. Tijdens de zitting werd duidelijk dat het gemeentebestuur in maart 2003 al in contact was gekomen met de derde-partij, de filmproducent, en dat er geen mogelijkheid meer was om de filmopnamen te verschuiven. De rechtbank oordeelde dat, hoewel verweerder beleidsvrijheid heeft, er in dit geval een verkeersbesluit genomen had moeten worden, gezien de belangen van de ondernemers en de noodzaak voor een behoorlijke ontsluiting van Almen.

De rechtbank concludeerde dat de verzoekers niet in hun verzoek konden worden ontvangen, omdat de derde-partij, die ook belangen had, veel grotere schade zou lijden bij schorsing van het besluit. De rechtbank bepaalde dat de gemeente Gorssel het door verzoekers betaalde griffierecht moest vergoeden, maar er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een verkeersbesluit bij tijdelijke afsluitingen en de afweging van belangen tussen verschillende partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Reg.nr.: 03-765 BESLU 29
PROCES-VERBAAL VAN MONDELINGE UITSPRAAK
op het verzoek om een voorlopige voorziening in het geschil tussen:
[naam 1], [naam 2] en [naam 3], te Almen, verzoekers,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gorssel, verweerder
gemachtigden: mr. J. Afman en drs. A. van Houten
Shooting Star Filmcompany B.V., derde-partij, gemachtigden: [naam 4], directeur
en [naam 5], producent.
1. Aanduiding bestreden besluit
Verweerder heeft op 27 mei 2003 besloten in te stemmen met afsluiting van een weggedeelte ter hoogte van de Ehzerbrug over het Twentekanaal gedurende opnamen van de bioscoopfilm Pietje Bel 2 op 5, 6 en 7 juni 2003.
Nog voor dat deze beslissing bekend is gemaakt is het heroverwogen, resulterend in een beslissing van 3 juni 2003 met dezelfde strekking, zulks met dien verstande dat met medewerking van Rijkswaterstaat een verkorte omleiding langs het Twentekanaal wordt opengesteld.
Ook deze beslissing is nog voor bekendmaking daarvan heroverwogen, resulterend in een besluit van 4 juni 2003 met dezelfde strekking met aanvullende afspraken.
Desgevraagd heeft verweerder ter zitting meegedeeld dat het besluit van 4 juni 2003 is genomen met toepassing van artikel 2.1.5.1, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening en dat de afsluiting zal plaats vinden door onder meer hekwerken op de weg te plaatsen en dat verwijzingsborden zullen worden geplaatst.
2. Motivering.
Verzoekers, ondernemers in Almen, vrezen verlies van omzet en winstderving als gevolg van afsluiting van de brug, nu De Witte Brug nabij Almen over het Twentekanaal reeds is afgesloten in verband met wegwerkzaamheden aldaar.
Namens verweerder is desgevraagd meegedeeld dat het gemeentebestuur in maart 2003 in contact is gekomen met de derde-partij en dat toen de verwachting bestond dat de andere brug over het Twentekanaal begin juni 2003 weer open zou zijn en dat verschuiven van de filmopnamen ten tijde van het bestreden besluit geen optie meer was.
Namens de derde-partij is betoogd dat voor 5,6 en 7 juni 2003 een groot aantal acteurs en andere medewerkers alsmede materiaal is ingehuurd, 75 hotelkamers zijn besproken en dat er feitelijk geen mogelijkheid zal bestaan de medewerkenden op andere data weer bij elkaar te krijgen.
Reg.nr. 03-765 2
Het volgende wordt overwogen.
Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, een voorlopige voorziening vereist.
Gelet op artikel 6:10 van de Awb kan, hoewel het bestreden besluit nog niet op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt en de bezwaartermijn van zes weken nog niet was aangevangen, niet worden gezegd dat het bezwaarschrift van eisers van 4 juni 2003 niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Ingevolge artikel 2.1.5.1, eerste lid, van de APV is het verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders de weg of een weggedeelte te gebruiken anders dan overeenkomstig de bestemming daarvan.
Ingevolge het vijfde lid van dat artikel kan de vergunning worden geweigerd indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg. Dit voorschrift heeft kennelijk niet primair het oog heeft op sluiting van (een deel van) een weg.
Een verkeersbesluit als bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994 kan daar wel op zien.
Ingevolge artikel 15, tweede lid, van die wet geschieden maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer krachtens een verkeersbesluit, indien de maatregelen - zoals in dit geval - leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken.
Ingevolge artikel 18 van het Besluit administratieve bepalingen wegverkeer (BABW) worden
in het verkeersbesluit de aard en de omvang van de maatregelen aangegeven.
Ingevolge artikel 21 van het BABW vermeldt de motivering van het verkeersbesluit in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd.
Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van die wet genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
Verkeersbesluiten worden genomen na overleg met onder andere de korpschef van het betrokken regionale politiekorps (artikel 24 BABW).
Van de bekendmaking van verkeersbesluiten wordt mededeling gedaan in één of meer plaatselijke dag- of weekbladen. In de mededeling worden in ieder geval de weg waarop het verkeersbesluit betrekking heeft, alsmede de te plaatsen of te verwijderen verkeerstekens dan wel de te treffen maatregelen ter regeling van het verkeer vermeld (artikel 26 BABW) .
Verkeersbesluiten als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 treden in werking met ingang van de dag, nadat een termijn van zes weken na de dag waarop het besluit is bekend gemaakt, is verstreken (artikel 27 BABW)
Voor zo ver verweerder beoogd heeft te stellen dat in dit geval geen verkeersbesluit nodig is omdat het om een tijdelijke maatregel gaat moet deze stelling worden verworpen, nu zich hier niet de omstandigheden bedoeld in artikel 34 BABW voor doen.
Voor afsluiting van de brug in verband met filmopnamen had dan ook, met inachtneming van de daarvoor geldende procedure, naar voorlopig oordeel een verkeersbesluit moeten worden genomen.
Reg.nr. 03-765 3
Hoewel aan verweerder een grote mate van door de rechter te respecteren beleidsvrijheid toekomt bij het nemen van een besluit als het bestreden besluit en een verkeersbesluit moet allerminst uitgesloten worden geacht dat de rechtbank, oordelend in een bodemprocedure, tot het oordeel komt dat verweerder, gelet op de belangen bij een behoorlijk ontsluiting van Almen in noordelijke richting, in redelijkheid niet heeft kunnen besluiten ook de tweede brug af te sluiten. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat verweerder reeds in maart 2003 wist dat filmopnamen gepland stonden en bij een vroegtijdig overleg met Rijkswaterstaat de werkzaamheden bij de andere brug wel zo hadden kunnen worden gepland dat die brug op 5, 6 en 7 juni 2003 open was voor het wegverkeer.
Nu heeft verweerder - zo is ter zitting - gebleken eerst afgelopen maandag overleg met Rijkswaterstaat gevoerd waarbij is gebleken dat het, gelet op de stand van de werkzaamheden, technisch niet mogelijk bleek de weg aldaar juist deze dagen open te stellen.
Door niet tijdig anticiperen aan de zijde van verweerder kon ook niet meer een verkeersbesluit worden genomen met inachtneming van de daarvoor geldende procedure.
Een dergelijk voorlopig oordeel omtrent de afloop van de bodemprocedure leidt in het algemeen tot het oordeel dat onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, een voorlopige voorziening vereist.
Dit is in dit geval anders en wel om de volgende redenen.
Verzoekers hebben met hun verzoek vooral beoogd verweerder te bewegen de andere brug te doen openstellen voor het wegverkeer. Gelet op het verhandelde ter zitting moet het er voor worden gehouden dat dit op dit moment geen haalbare optie meer is.
Voorts hebben verzoekers ter zitting meer dan eens gesteld dat zij de derde-partij - een collega-ondernemer - geen strobreed in de weg willen leggen.
Verder moet als vaststaand worden aangenomen dat de op geld waardeerbare schade aan de kant van de derde-partij bij schorsing van het bestreden besluit veel groter is dan de schade die verzoekers stellen te leiden in geval van afwijzing van hun verzoek.
De derde-partij heeft aangeboden ondernemers die schade leiden als gevolg van het bestreden besluit tegemoet te komen.
Tenslotte moet worden opgemerkt dat het verzoeker [naam 1] - die uiting heeft gegeven aan een grote mate van onvrede met het overheidsbestuur in het algemeen en het bestuur van de gemeente Gorssel in het bijzonder - niet zo zeer is te doen om schade en/of geld maar om een terechtwijzing van het gemeentebestuur.
Gelet op het voorgaande moet worden geoordeeld dat onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, geen voorlopige voorziening vereist.
Er is aanleiding met toepassing van artikel 8:82, vierde lid, Awb te bepalen dat de gemeente Gorssel het door verzoekers betaalde griffierecht vergoedt.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 5 juni 2003
Waarvan proces-verbaal,
Mr. M.J.A. Bouwmeester mr. J.A. Lok
griffier voorzieningenrechter