ECLI:NL:RBZUT:2003:AG0215

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
10 juni 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/667
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.A. Lok
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering reguliere bouwvergunning na intrekking aanvraag lichte bouwvergunning

In deze zaak heeft verzoeker, een inwoner van Ermelo, op 9 maart 2003 verzocht om de behandeling van zijn aanvraag voor een lichte bouwvergunning voort te zetten als een aanvraag voor een reguliere bouwvergunning. Dit verzoek volgde op een eerdere aanvraag voor een lichte bouwvergunning die op 17 januari 2003 was ingediend voor het vergroten van een garage en het plaatsen van dakkapellen en luifels. De gemeente Ermelo, als verweerder, heeft de gevraagde vergunning echter geweigerd. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hij stelde dat de gemeente ten onrechte niet binnen de beslistermijn van zes weken had beslist op zijn aanvraag voor de lichte bouwvergunning, en dat er daarom een vergunning van rechtswege was verleend.

De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat verzoeker zijn aanvankelijke keuze om een lichte bouwvergunning aan te vragen op 9 maart 2003 heeft ingetrokken door te verzoeken om een reguliere bouwvergunning. Hierdoor kon er geen sprake zijn van een vergunning van rechtswege, en was er ook geen grond voor de gevraagde voorlopige voorziening. De rechter benadrukte dat het aan de belanghebbende is om te bepalen welk type aanvraag hij indient, en dat verzoeker zijn aanvraag voor de lichte bouwvergunning had ingetrokken. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook afgewezen, en er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan door mr. J.A. Lok op 10 juni 2003, en de beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. De rechter heeft vastgesteld dat er geen aanleiding was voor het treffen van een voorlopige voorziening, en dat de gemeente terecht had geweigerd de vergunning te verlenen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Reg.nr.: 03/667
UITSPRAAK
op het verzoek om een voorlopige voorziening in het geschil tussen:
[verzoeker] te [woonplaats], verzoeker,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ermelo, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 14 april 2003.
2. Feiten en procesverloop
Bij brief van 17 januari 2003, ingekomen op 21 januari 2003, heeft verzoeker bij verweerder een aanvraag voor een lichte bouwvergunning ingediend voor het vergroten van een garage en het plaatsen van dakkapellen en luifels op en aan zijn woning op het perceel, kadastraal bekend gemeente Ermelo, sectie [nummer]
Bij brief van 23 januari 2003 heeft verweerder aan verzoeker meegedeeld dat de aanvraag niet compleet is en verzoeker daarbij in de gelegenheid gesteld om de ontbrekende gegevens binnen vier weken over te leggen. Naar aanleiding van deze brief heeft verzoeker bij brief van 18 februari 2003 aanvullende gegevens overgelegd.
Verzoeker heeft bij brief van 9 maart 2003 verzocht de aanvraag verder te behandelen als een aanvraag om een reguliere bouwvergunning.
Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder de gevraagde vergunning geweigerd.
Verzoeker heeft bij brief van 12 mei 2003 bezwaar gemaakt bij verweerder.
Bij brief van gelijke datum is tevens verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Verzoeker heeft primair verzocht om een voorlopige voorziening inhoudende dat wordt uitgesproken dat verweerder ten onrechte niet heeft beslist binnen de voor aanvragen voor een lichte bouwvergunning geldende beslistermijn van zes weken en daarom een vergunning van rechtswege is verleend en subsidiair verzocht om verweerder op te dragen alsnog binnen tien dagen een beslissing te nemen op de aanvraag voor een lichte bouwvergunning.
3. Motivering
Ingevolge artikel 8:81 van de Awb dient te worden nagegaan, of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, een voorlopige voorziening vereist.
Verzoeker stelt zich op het standpunt dat verweerder de bouwaanvraag ten onrechte niet heeft aangemerkt als een aanvraag om een lichte bouwvergunning.
De voorzieningenrechter kan verzoeker hierin niet volgen.
Het is aan de belanghebbende om te beoordelen wat voor soort aanvraag hij indient.
Zo kan hij er voor kiezen een reguliere bouwaanvraag in te dienen voor een bouwplan waarvoor ook een lichte procedure zou kunnen worden gevolgd.
Vast staat dat verzoeker zijn aanvankelijke keuze op 9 maart 2003 binnen de beslistermijn van zes weken heeft gewijzigd. “De aanvraag valt in totaliteit (..…) onder het criterium “reguliere bouwvergunning”, onder deze noemer wil ik dan ook graag de verdere afhandeling van mijn aanvraag zien”, aldus verzoeker op 9 maart 2003.
De aanvraag voor de lichte bouwvergunning is daarmee ingetrokken.
Er kan dan ook geen sprake zijn van een vergunning van rechtswege en evenmin van een voorziening inhoudende dat verweerder alsnog op een (ingetrokken) aanvraag moet beslissen.
Voor een voorlopige voorziening inhoudende dat moet worden gehandeld als ware aan verzoeker een (reguliere) bouwvergunning verleend is slechts plaats als vast staat dat verweerder de gevraagde vergunning had moeten verlenen.
Die situatie doet zich hier niet voor.
Gelet op het vorenstaande moet worden geoordeeld dat er geen aanleiding bestaat voor het treffen van een voorlopige voorziening als verzocht.
Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
Uitspraak wordt gedaan met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb.
4. Beslissing
De voorzieningenrechter,
recht doende:
- wijst het verzoek af.
Aldus gegeven door mr. J.A. Lok en in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2003 in tegenwoordigheid van de griffier.
Afschrift verzonden op: