ECLI:NL:RBZUT:2003:AH9598

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
3 juni 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/080083-03
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Mr. De Bie
  • Mrs. Berghuijs
  • Mrs. Hemrica
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Leveren van grondstoffen voor synthetische drugs en het storten van afvalstoffen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zutphen op 3 juni 2003, is de verdachte beschuldigd van meerdere strafbare feiten met betrekking tot de productie en distributie van synthetische drugs. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk bereiden, bewerken, en verwerken van stoffen zoals MDA, MDEA, MDMA en amfetamine, evenals het niet onverwijld in kennis stellen van de minister van Volksgezondheid over verdachte voorvallen met geregistreerde stoffen. De verdachte heeft in de periode van 29 januari tot en met 12 februari 2003 in verschillende gemeenten in Nederland, waaronder Apeldoorn en Nijmegen, samen met anderen, grote hoeveelheden aceton besteld en vervoerd, welke stoffen gebruikt werden voor de productie van synthetische drugs. Daarnaast heeft hij afvalstoffen, waaronder aceton, gedumpt, wat in strijd is met de Wet milieubeheer.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem tenlastegelegde feiten en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte in de drugshandel, en zijn recidive. De verdachte heeft bijgedragen aan de instandhouding van de afhankelijkheid van gebruikers van deze drugs, wat een ernstig gevaar voor de volksgezondheid met zich meebrengt. De rechtbank heeft ook de inbeslaggenomen jerrycans van aceton verbeurd verklaard, aangezien deze zijn gebruikt bij de strafbare feiten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een voorwaardelijk deel van de straf om de verdachte te weerhouden van het plegen van soortgelijke feiten in de toekomst.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige economische strafkamer
Parketnummer : 06/080083-03
Datum uitspraak : 03 juni 2003
Tegenspraak - dip
VERKORT VONNIS
In de zaak tegen:
[verdachte]
geboren op [adres, plaats]
zonder bekend GBA-adres hier ten lande,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "[naam,plaats]
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 mei 2003.
De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 29 januari 2003 tot
en met 12 februari 2003 in de gemeente Apeldoorn en/of Nijmegen en/of Asten
en/of Someren en/of Haarlem en/of Amstelveen, in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen om een feit,
bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de opiumwet te weten
het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van (een) hoeveelhe(i)d(en) van een
materiaal bevattende MDA en/of MDEA en/of MDMA en/of amfetamine, in elk geval
(telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de opiumwet behorende lijst 1
voor te bereiden en/of te bevorderen
een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feiten te plegen, te
doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn
en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
heeft getracht zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of middelen en/of
inlichtingen tot het plegen van dat/die feiten(en) te verschaffen en/of
voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist of ernstige redenen had
te vermoeden dat die/dat bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
hebbende hij, verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) toen
daar
- (telkens) 1000 liter, althans (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en), aceton
besteld en/of (vervolgens) opgehaald en/of vervoerd en/of ten behoeve van een
of meer afnemer(s) afgegeven, en/of
- (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) aceton en/of andere afvalstoffen en/of
chemicaliën gebruikt bij de productie van synthetische drugs gedumpt;
art 10a lid 1 ahf/sub 3 alinea Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode 29 januari 2003 tot en met 14 februari 2003 in
de gemeente Apeldoorn en/of Nijmegen en/of Asten en/of elders in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als
deelnemer aan het handelsverkeer en/of als persoon bedoeld in artikel 1 tweede
lid onder e van de verordening, de minister (van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport) opzettelijk niet onverwijld in kennis heeft gesteld van een of meer
voorvallen die doen vermoeden dat geregistreerde stoffen die in de handel
zullen worden gebracht of die voor de invoer zijn bestemd, misbruikt zullen
worden of kunnen worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen
of psychotrope stoffen;
art 2 Wet Voorkoming Misbruik Chemicalien
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 6 februari 2003
tot en met 11 februari 2003 in de gemeente Haarlem en/of Amstelveen, althans
in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, al dan niet opzettelijk zich van afvalstoffen te weten aceton en/of
andere afvalstoffen en/of chemicaliën gebruikt bij de productie van
synthetische drugs heeft ontdaan door deze - al dan niet in verpakking -
buiten een inrichting op of in de bodem te brengen;
art 10.2 lid 1 Wet milieubeheer
Voor zover in de tenlastelegging taal- of schrijffouten en/of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd.
De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de volgende feiten heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode 29 januari 2003 tot en met 12 februari 2003 in de gemeenten Apeldoorn en Nijmegen en Asten en Someren en Haarlem en Amstelveen,
tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het derde lid van artikel 10 van de opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken, vervoeren en vervaardigen van hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA, in elk geval een middel vermeld op de bij de opiumwet behorende lijst 1 voor te bereiden en te bevorderen, vervoermiddelen en stoffen voorhanden heeft gehad waarvan hij ernstige redenen had
te vermoeden dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten,
hebbende hij, verdachte en verdachtes mededader toen daar
- telkens 1000 liter aceton besteld en vervolgens opgehaald en vervoerd en ten behoeve van een
afnemer afgegeven, en
- grote hoeveelheden aceton en andere afvalstoffen en chemicaliën gebruikt bij de productie van synthetische drugs gedumpt;
2.
hij in de periode 29 januari 2003 tot en met 14 februari 2003 in de gemeente Apeldoorn,
als deelnemer aan het handelsverkeer of als persoon bedoeld in artikel 1 tweede
lid onder e van de verordening, de minister (van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport) opzettelijk niet onverwijld in kennis heeft gesteld van voorvallen die doen vermoeden dat geregistreerde stoffen die in de handel zullen worden gebracht, misbruikt zullen worden of kunnen worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen
of psychotrope stoffen;
3.
hij op tijdstippen in de periode 6 februari 2003 tot en met 11 februari 2003 in de gemeenten Haarlem en Amstelveen, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk zich van afvalstoffen te weten aceton en andere afvalstoffen en chemicaliën gebruikt bij de productie van synthetische drugs heeft ontdaan door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting op de bodem te brengen;
Wat meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1: Medeplegen van een feit, bedoeld in het derde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, vervoermiddelen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd.
Feit 2: Opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld bij of krachtens artikel 2 van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën, meermalen gepleegd.
Feit 3: Medeplegen van opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld bij of krachtens artikel 10.2. van de Wet milieubeheer, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu er geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, alsmede op grond van een omtrent verdachte opgemaakte voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland d.d. 29 april 2003.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich tezamen met zijn mededaders, schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten, met name gericht op de toelevering en het transport van grote hoeveelheden aceton die werden gebruikt voor de fabricage van synthetische drugs. Verdachte heeft met zijn handelwijze bijgedragen tot de instandhouding van het gebruik en de afhankelijkheid van gebruikers van dit soort drugs, die een ernstig gevaar vormen voor de volksgezondheid. Met de handel in deze stoffen/drugs wordt veel geld verdiend. Verdachte heeft zich uit louter winstbejag ingelaten met die verderfelijke drugshandel.
De rechtbank heeft verder gelet op verdachtes recidive van onder meer economische delicten
zoals blijkt uit zijn justitiële documentatie d.d. 16 mei 2003. Tevens heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte nog in een proeftijd liep van een vonnis van de economische politierechter te Utrecht, hetgeen hem er kennelijk niet van weerhouden heeft zich wederom schuldig te maken aan dergelijke strafbare feiten.
Gezien vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsstraf van na te melden duur dient te worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat een voorwaardelijk deel op zijn plaats is, enerzijds teneinde de ernst van de onderhavige feiten te benadrukken en anderzijds om te proberen verdachte te weerhouden van het plegen van soortgelijke feiten.
Verbeurdverklaring
De na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten 100 jerrycans van 20 liter, vermoedelijk inhoudende aceton, toebehorende aan verdachte, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan of voorbereid.
Bij deze beslissing heeft de rechtbank gelet op de draagkracht van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op:
- de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Straf-recht;
- de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet;
- de artikelen 1, 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
- de Verordening (EEG) nr. 3677/90 van de Raad van de Europese gemeenschappen van 13 december 1990;
- de Verordening (EEG) nr. 3769 van de Commissie van 21 december 1992;
- de artikelen 1 en 2 van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën;
- artikel 10.2 van de Wet milieubeheer;
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is ver-klaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1: Medeplegen van een feit, bedoeld in het derde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, vervoermiddelen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd.
Feit 2: Opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld bij of krachtens artikel 2 van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën, meermalen gepleegd.
Feit 3: Medeplegen van opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld bij of krachtens artikel 10.2. van de Wet milieubeheer, meermalen gepleegd.
Verklaart de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf groot 12 (twaalf) maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde
gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 100 jerrycans van 20 liter, vermoedelijk inhoudende aceton.
Dit vonnis is aldus gewezen door:
Mr. De Bie, voorzitter,
Mrs. Berghuijs en Hemrica, rechters,
in tegenwoordigheid van Beers-de Badts, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 03 juni 2003.
Mr. Berghuijs is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Proces-verbaal van de uitspraak meervoudige strafkamer op dinsdag 03 juni 2003 te 13.30 uur.
Tegenwoordig:
mr(s). __________________________________ rechter(s),
mr. __________________________________ officier van justitie,
en __________________________________ griffier.
Betrokkene:
[verdachte]
geboren op [adres, plaats]
zonder bekend GBA-adres hier ten lande,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "[naam,plaats]
is wel / niet verschenen.
(Betrokkene heeft t.t.z. van 20 mei 2003 verklaard NIET aanwezig te willen zijn bij de uitspraak)
De raadsman mr. Boone/Wijk bij Duurstede is wel / niet verschenen.
De voorzitter/rechter spreekt de beslissing uit.
De voorzitter/rechter wijst op de mogelijkheid van hoger beroep binnen 14 dagen na uitspraak van het vonnis
Opmerkingen:
Waarvan proces-verbaal,
De griffier,