ECLI:NL:RBZUT:2003:AI1427
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in mestproductie zaak wegens onvoldoende bewijs van fosfaatuitbreiding
In deze zaak, behandeld door de economische politierechter mr. W.L.F. Prisse op 18 augustus 2003, stond de verdachte terecht voor het ten laste gelegde feit dat hij in het jaar 2000 op zijn agrarisch bedrijf in de gemeente Wisch de productie van dierlijke meststoffen met ongeveer 300 kg fosfaat zou hebben uitgebreid. Dit zou zijn gebeurd terwijl de totale productie van dierlijke meststoffen op zijn bedrijf groter was dan 125 kilogram fosfaat per hectare per jaar van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond. De verdachte hield op zijn bedrijf zoogkoeien van het ras blond aquantiene, welke een lagere voeropname hebben dan melkkoeien, wat resulteert in een lagere feitelijke productie aan fosfaten.
De rechter oordeelde dat uit aanvullend proces-verbaal van verbalisant bleek dat de zoogkoeien van de verdachte per jaar ongeveer 23 kilogram fosfaat uitscheiden. Hierdoor kon niet bewezen worden dat de verdachte de mestproductie op zijn bedrijf in 2000 met 300 kilogram fosfaat had uitgebreid. De rechter sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten.
Ten overvloede merkte de rechter op dat de indeling van zoogkoeien in de diercategorie 120 niet overeenkomt met het huidige systeem van mestboekhouding (MINAS), aangezien zoogkoeien naar schatting de helft aan fosfaat produceren van het aantal dat bij diercategorie 120 is genoemd. De rechter concludeerde dat de economische situatie van de verdachte en de aard van de gehouden dieren niet in lijn waren met de beschuldigingen.
De uitspraak werd gedaan in tegenspraak, waarbij de verdachte na aanhouding verscheen. De beslissing van de rechter was vrijspraak, wat betekent dat de verdachte niet schuldig werd bevonden aan de hem ten laste gelegde feiten.