RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/060444-02
Uitspraak d.d.: 2 september 2003
tegenspraak / dip
[verdachte],
geboren te [plaats] op [gebooredatum],
wonende te [plaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring te [plaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 augustus 2003.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 22 november 2002 tot en met 24 november 2002 in de gemeente Apeldoorn, opzettelijk zijn zoon, [ baby W] (geboren op 30 september 2002), van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet een of meermalen
- deze [baby W] (met kracht) (in/tegen het hoofd en/of voeten en/of billen) geslagen/gestompt en/of
- deze [baby W] (met kracht) (met beide handen) door elkaar geschud (waardoor het hoofd van [baby W] een of meermalen heen en weer ging en/of naar achteren bleef hangen (zgn. "Shaken-baby-syndrom"), tengevolge waarvan voornoemde [ baby W] is overleden;
art 287 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de periode van 22 november 2002 tot en met 24 november 2002 in de gemeente Apeldoorn, aan zijn zoon, [baby W] (geboren 30 september 2002), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (zogenaamde "shaken-baby-syndrom"), heeft toegebracht, door opzettelijk een of meermalen (met kracht)
- deze [baby W] (op /tegen het hoofd en/of voet(en) en/of bil(len)) te slaan/stompen en/of
- deze [baby W] (met beide handen) door elkaar te schudden (waardoor het hoofd van [baby W]
een of meermalen heen en weer ging en/of naar achteren bleef hangen) (zgn. "shaken-baby-syndrom"), tengevolge waarvan deze is overleden;
art 304 sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 2 Wetboek van Strafrecht
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 september 2002 tot en met 15 november 2002 in de gemeente Apeldoorn aan zijn zoon, [ baby W] (geboren 30 september 2002), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een of meer gebroken/gekneusde rib(ben)), heeft toegebracht, door deze opzettelijk (met kracht):
- (met een of beide hand(en)) door elkaar te schudden en/of
- (met een of beide hand(en)) om/bij het lichaam vast te pakken en/of te knijpen en/of door anderszins opzettelijk geweld uit te oefenen op die [ baby W].
Art 304 sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 september 2002 tot en met 15 november 2002 in de gemeente Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn zoon, genaamd [ baby W] (geboren 30 september 2002), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met kracht): die [baby W] (met een of beide hand(en)) heeft vastgepakt en/of heeft geknepen en/of anderszins opzettelijk geweld heeft uitgeoefend op die [ baby W], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Art 304 sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten is door en namens verdachte aangevoerd dat opzet - ook in voorwaardelijke vorm - telkenmale heeft ontbroken, zodat vrijspraak moet volgen.
De rechtbank verwerpt dit verweer, daar zij van oordeel is dat de bewijsmiddelen, in samenhang bezien met algemeen bekende medische risico's, redelijkerwijs geen andere conclusie toelaten, dan dat verdachte zich telkens willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zijn handelen als onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegd zou leiden tot de aldaar vermelde noodlottige gevolgen voor zijn zoon [baby W].
De rechtbank stelt in dit verband voorop, dat [baby W] bij zijn dood nog slechts zeven weken oud was en dat algemeen bekend is dat bij een zo jonge baby botten, spieren en weefsels nog zo weinig ontwikkeld en draagkrachtig zijn, dat bij het oppakken en verder hanteren van de baby uiterste behoedzaamheid is geboden, niet alleen in die zin dat onnodige krachtsuitoefening geheel achterwege dient te blijven, maar ook in die zin dat het babylichaam, in het bijzonder het in die fase relatief grote en zware hoofd, zoveel mogelijk moet worden ondersteund.
Evenzeer algemeen bekend is, dat met deze behoedzaamheid strijdig handelen en/of nalaten gemakkelijk kan leiden tot ernstig letsel, zoals fracturen, en - bij schudden van het hoofd - zelfs tot de dood als gevolg van schade in de nek of in de hersenen.
Uit de bewijsmiddelen volgt, dat van zulk strijdig handelen en nalaten telkenmale sprake is geweest, dat verdachte zich daarbij heeft laten leiden door boosheid over zijn onmacht [baby W] tot het gewenste gedrag te brengen, dat hij blijkens deskundige rapportage beschikt over een intelligentie op gemiddeld niveau, dat hij bekend was met de rond [baby W] reeds eerder gerezen medische problemen en dat hij bovendien was voorgelicht omtrent de hierboven bedoelde medische risico's, in het bijzonder het zogenaamde shaken baby syndrom.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten las-te gelegd heeft begaan, te weten dat:
hij in de periode van 22 november 2002 tot en met 24 november 2002 in de gemeente Apeldoorn, opzettelijk zijn zoon, [ baby W] (geboren op 30 september 2002), van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet meermalen
- deze [baby W] tegen het hoofd en voeten en billen geslagen en
- deze [baby W] met kracht met beide handen door elkaar geschud waardoor het hoofd van [baby W] meermalen heen en weer ging en naar achteren bleef hangen (zgn. "Shaken-baby-syndrom"), tengevolge waarvan voornoemde [ baby W] is overleden;
hij in de periode van 30 september 2002 tot en met 15 november 2002 in de gemeente Apeldoorn aan zijn zoon, [ baby W] (geboren 30 september 2002), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (gebroken ribben) heeft toegebracht, door deze opzettelijk met kracht:
- met beide handen door elkaar te schudden en
- met beide handen om/bij het lichaam vast te pakken.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte be-hoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
Feit 1 primair: doodslag;
Feit 2 primair: zware mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een triple-rapportage opgemaakt door de psychiater Offermans, de psycholoog Van Woudenberg en de forensisch milieuonderzoeker Jongsma, gedateerd op 18 april 2003. Als conclusie houdt deze rapportage in dat de verdachte ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten lijdende was aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, zodanig dat deze feiten hem slechts in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
De rechtbank verenigt zich met de conclusie van de deskundigen, gelet op de overwegingen die daaraan ten grondslag hebben gelegen en voorts op hetgeen uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Zij neemt deze conclusie over en maakt deze tot de hare. Dit betekent dat de bewezen verklaarde feiten verdachte slechts in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aanne-melijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen-verklaarde en de omstandigheden waar-onder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte, door zijn toenemende frustraties en kwaadheid over het gedrag van zijn pasgeboren zoontje, maar vooral uit kwaadheid over zijn eigen onvermogen de baby te sussen en rustig te krijgen, zich heeft schuldig gemaakt aan zware mishandeling van en zelfs aan doodslag op zijn zoontje [baby W]. Verdachte heeft de baby meermalen met kracht stevig beetgepakt en heen en weer geschud, tengevolge waarvan [baby W] zijn ribben heeft gebroken. Voorts heeft verdachte - nadat [baby W] een week opgenomen was geweest in het ziekenhuis - binnen twee uur na thuiskomst zijn zoontje tegen het hoofd, voeten en billen geslagen en daarna meermalen met beide handen krachtig door elkaar geschud, waardoor het hoofd van [baby W] meermalen heen en weer ging en uiteindelijk naar achteren bleef hangen. Tengevolge van het hierdoor ontstane letsel is [baby W] kort nadien overleden.
Door de gevolgen van zijn onbeheerste handelen tegenover zijn eigen, aan hem toevertrouwde en volstrekt weerloze, kind heeft verdachte immens verdriet en ontreddering veroorzaakt voor de moeder en de naaste familie van het slachtoffertje en heeft hij tevens in de samenleving reacties van verbijstering en afschuw opgeroepen.
De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenis-straf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
In het voordeel van verdachte laat de rechtbank meewegen dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 28 november 2002, niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Bij het beoordelen van de strafmaat heeft de rechtbank in het bijzonder acht geslagen op de eerder genoemde triple-rapportage. Deze rapportage houdt als conclusie en advies onder meer in, dat verdachte lijdende is aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis met daarnaast ontwijkende kenmerken. Afhankelijkheid en verlatingsangst zijn kernsymptomen van de genoemde persoonlijkheidsstoornis en hebben ertoe geleid dat verdachte - soms op geforceerde wijze - zal pogen dingen beter te doen dan zijn mogelijkheden toelaten, waarbij woede en frustratie optreden, als hij niet aan zijn eigen verwachtingen weet te beantwoorden. Daarnaast zorgen de ontwijkende kenmerken in de persoonlijkheidsstructuur c.q. stoornis ervoor, dat verdachte geen hulp zal gaan zoeken, dit zou namelijk gevoelens van insufficiëntie weer versterken en gevoelens van falen creëren, als hij de indruk krijgt dat hij het zelf niet redt.
Zeker niet uitgesloten kan worden, dat verdachte en zijn huidige partner ondanks de tragische gebeurtenissen rond [baby W] toch nog een kind zullen willen, waarbij verdachte - zonder adequate begeleiding en behandeling - in soortgelijke situaties als ten tijde van het ten laste gelegde terecht kan komen.
De gedragsdeskundigen achten slechts het kader van een terbeschikkingstelling voldoende toereikend om dit recidivegevaar adequaat tegen te kunnen gaan, waarbij kan worden volstaan met een TBS met voorwaarden. Ten aanzien van de mogelijke voorwaarden wordt gedacht aan een verplicht reclasseringscontact en een begeleiding en behandeling door 'De Tender' te Deventer of een soortgelijke instelling voor ambulante forensische psychiatrie.
In de eerste fase zou verdachte hier een dagklinische behandeling kunnen volgen, waarna deze behandeling te zijner tijd zou kunnen overgaan in een poliklinisch contact.
Door de Reclassering Nederland is in haar rapport van 15 augustus 2003 en bij monde van de rapporteur Winkels ter terechtzitting geadviseerd om een TBS met voorwaarden op te leggen. De verdachte heeft zich bereid verklaard tot naleving van na te melden voorwaarden.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting en voormelde rapportages concludeert de rechtbank dat de veiligheid van anderen, de terbeschikkingstelling van verdachte eist. De bewezenverklaarde feiten betreffen misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
Nu uit de rapportage van de gedragsdeskundigen volgt dat er gevaar bestaat voor recidive, dient naar het oordeel van de rechtbank naast een - deels voorwaardelijke - gevangenisstraf de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden als bedoeld in artikel 38 van het Wetboek van Strafrecht te worden opgelegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De oplegging van de straf respectievelijk van de maatregel is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 37a, 38, 38a, 57, 287, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten las-te gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt ver-dachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1 primair: doodslag;
Feit 2 primair: zware mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind.
Verklaart de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde straf-baar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 1 (een) jaar niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelas-ten, op grond dat veroor-deelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerleg-ging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge-bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en stelt voor de duur van de terbeschikkingstelling de volgende voorwaarden betreffende het gedrag van de veroordeelde:
· de veroordeelde volgt een behandeling bij poli- en dagkliniek 'De Tender' te Deventer, zolang en in de mate als deze instelling dit noodzakelijk oordeelt;
· de veroordeelde maakt, indien dit gerealiseerd kan worden, direct aansluitend op de detentie gebruik van een opvangmogelijkheid om een gefaseerde thuiskomst mogelijk te maken;
· de veroordeelde dient zich te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door het behandelteam van 'De Tender', zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt;
· de veroordeelde dient zijn dagelijkse functioneren bespreekbaar te maken, zich naar vermogen behandelbaar op te stellen en zich aan behandelafspraken te houden, ook als dit inhoudt het gebruik van medicatie;
· de veroordeelde draagt geen zorg voor minderjarige kinderen;
· de veroordeelde geeft de reclassering toestemming om contact te onderhouden met het behandelteam van 'De Tender' en personen uit zijn directe omgeving, zoals echtgenote, (schoon-)ouders en werkgever, waarbij deze personen tevens contact op kunnen nemen met de reclassering, met als doel toe te zien op de naleving van eerder genoemde
voorwaarden;
· de veroordeelde zal zich overigens gedragen naar de aanwijzingen van de Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt.
Geeft genoemde reclasseringsinstelling de opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Aldus gewezen door mrs. Van Harreveld, voorzitter, De Bie en Elders, rech-ters, in tegenwoordigheid van mr. Bosch, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 september 2003.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.