ECLI:NL:RBZUT:2003:AL1460
Rechtbank Zutphen
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak voor verdachte in milieuzaken betreffende preiafval op bouwperceel
In de zaak voor de Rechtbank Zutphen, behandeld door de economische politierechter mr. W.L.F. Prisse, werd op 4 augustus 2003 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het ontdoen van afvalstoffen, specifiek preiafval, op een bouwperceel in de gemeenten Gendringen en Dinxperlo. De tenlastelegging betrof de periode van 1 november 2002 tot en met 13 januari 2003, waarin de verdachte, al dan niet opzettelijk, samen met anderen of alleen, preiafval buiten een inrichting op of in de bodem had gebracht. De verdachte stelde dat het verwerken van restafval van een perceelgewas op hetzelfde perceel is toegestaan en dat dit kan worden gezien als een bodemverbeteraar.
De rechtbank oordeelde dat de op het perceel aangetroffen prei en de restanten daarvan afkomstig waren van de preioogst van dat perceel. Dit betekent dat het organische materiaal dat aan de aarde was teruggegeven, niet als afvalstof kan worden aangemerkt. De rechtbank verwees naar Richtlijn 75/442, waarin wordt gesproken over de terugwinning van materialen ter bescherming van natuurlijke hulpbronnen. De preirestanten konden bovendien onder de categorie 'andere stoffen die in de landbouw worden gebruikt' vallen, wat een uitzondering op het begrip afvalstof zou vormen.
Uiteindelijk leidde dit alles tot de beslissing van de rechtbank om de verdachte vrij te spreken van de tenlastegelegde feiten. De uitspraak benadrukt de nuances in de wetgeving rondom afvalstoffen en de mogelijkheden voor agrarische ondernemers om restmaterialen op een ecologisch verantwoorde manier te verwerken.