ECLI:NL:RBZUT:2003:AN7069

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
8 oktober 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/080271-03
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Maanicus
  • A. van Harreveld
  • J. van den Dungen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels voorwaardelijke straf voor amfetaminehandel in Doetinchem

Op 8 oktober 2003 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de handel in amfetamine en XTC-pillen. De verdachte, geboren in [plaats] en thans gedetineerd in Arnhem, werd beschuldigd van het opzettelijk vervoeren, verkopen en aanwezig hebben van amfetamine en XTC-pillen in de periode van 1 februari 2002 tot en met 24 juni 2003. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen handelde in deze verboden middelen, die onder de Opiumwet vallen. De rechtbank achtte de onderdelen van de tenlastelegging met betrekking tot XTC-pillen niet wettig en overtuigend bewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat de pillen daadwerkelijk de genoemde stoffen bevatten. De rechtbank besloot dat de verdachte zich voornamelijk had ingelaten met de handel in amfetamine/speed.

Bij de straftoemeting hield de rechtbank rekening met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte in de drugshandel en zijn eerdere contacten met justitie. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van veertien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd moet houden aan de aanwijzingen van de Stichting Reclassering Nederland. De rechtbank vond het noodzakelijk om een voorwaardelijk deel op te leggen om de verdachte te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/080271-03
Uitspraak d.d.: 8 oktober 2003
tegenspraak / dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum],
wonende te [postcode] [plaats], [adres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Arnhem.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 september 2003.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2002
tot en met 24 juni 2003, althans in de periode van 1 augustus 2002 tot en met
24 juni 2003, te Doetinchem, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt aan [naam A] en/of [Naam B] en/of [Naam C] en/of [Naam D. ] en/of [Naam E. ] en of meer (andere) personen,
amfetamine/speed en/of een of meer XTC-pillen, in elk geval een hoeveelheid
van een materiaal bevattende MDA en/of MDMA en/of MMDA en/of N-ethyl MDA
(MDEA) en/of 2 CB en/of Amfetamine en/of Metamfetamine en/of PMA, zijnde
amfetamine/speed en/of XTC-pillen, althans MDA en/of MDMA en/of MMDA en/of
N-ethyl MDA (MDEA) en/of 2 CB en/of Amfetamine en/of Metamfetamine en/of PMA,
(telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet;
art 2 lid 1 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 24 juni 2003, te Doetinchem, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 420 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
amfetamine/speed en/of ongeveer 1045 XTC-pillen, in elk geval een hoeveelheid
van een materiaal bevattende MDA en/of MDMA en/of MMDA en/of N-ethyl MDA
(MDEA) en/of 2 CB en/of Amfetamine en/of Metamfetamine en/of PMA, zijnde
amfetamine/speed en/of XTC-pillen, althans MDA en/of MDMA en/of MMDA en/of
N-ethyl MDA (MDEA) en/of 2 CB en/of Amfetamine en/of Metamfetamine en/of PMA,
(telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten las-te gelegd heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 augustus 2002 tot en met 24 juni 2003, te Doetinchem, telkens tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft vervoerd en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt aan [Naam B] en/of [Naam C] en/of [Naam E. ] en andere personen, amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 24 juni 2003 te Doetinchem, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 420 gram, amfetamine, zijnde
amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte be-hoort daarvan te worden vrijgesproken.
Ofschoon het bewijsmateriaal mede betrekking heeft op de handel in en het voorhanden hebben van XTC-pillen, acht de rechtbank de desbetreffende onderdelen van het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
Dienaangaande wordt overwogen, dat de niet wettelijke term XTC kennelijk slechts is gebezigd als in de praktijk gebruikelijke verzamelnaam voor harddrugs, die zijn samengesteld uit een of meer van de op lijst I van de Opiumwet vermelde stoffen MDA, MDMA, MMDA, MDEA en 2 CB.
In het onderhavige geval bestaat onvoldoende grond voor de conclusie dat de betrokken pillen of een deel daarvan daadwerkelijk één of meer van die stoffen bevatten, nu omtrent de (al dan niet gemeenschappelijke) herkomst van de pillen niets bekend is geworden en onderzoek van door verdachte aan [Naam A. ] geleverde pillen slechts tot de conclusie heeft geleid dat de onderzochte pillen anabole steroïden bevatten.
De rechtbank ziet geen aanleiding het onderzoek te heropenen ten behoeve van deskundige rapportage omtrent de samenstelling van de onder verdachte in beslag genomen pillen, nu dit zou leiden tot onwenselijke vertraging bij de afdoening van de strafzaken tegen de zich beiden in voorarrest bevindende verdachte en zijn medeverdachte.
Daar komt nog bij dat de uitkomst van nader onderzoek onder de gegeven omstandigheden slechts van geringe betekenis kan worden geacht, enerzijds omdat deze slechts direct bewijs zou kunnen opleveren voor het verwijt van voorhanden hebben en anderzijds omdat door verdachte is benadrukt en voor de rechtbank ook aannemelijk is geworden, dat de handel van verdachte(n) hoofdzakelijk betrekking had op amfetamine/speed.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
2. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aanne-melijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte zich met zijn mededader in een periode van circa tien maanden in steeds intensievere mate heeft ingelaten met de handel in amfetamine (speed). Verdachten hadden de beschikking over een aanzienlijke handelsvoorraad en leverden aan een relatief grote groep afnemers, waaronder een minderjarige. Daarbij was verdachte, naar eigen zeggen, de drijvende kracht.
Verdachte heeft met zijn handelwijze bijgedragen aan de instandhouding van drugsgebruik en de afhankelijkheid van verslaafden/gebruikers van middelen als deze, hetgeen in zijn algemeenheid een gevaar vormt voor de volksgezondheid.
In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat hij reeds eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, zij het voor andersoortige delicten.
Anderzijds heeft de rechtbank in ogenschouw genomen dat verdachte ter terechtzitting er blijk van heeft gegeven de ernst van zijn handelwijze te zien en zijn leven te willen beteren.
De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf, welke is gebaseerd op bewezenverklaring van de handel in zowel amfetamine/speed als xtc-pillen, onvoldoende recht zou doen aan de ernst van een dergelijke bewezenverklaring. Een en ander leidt er toe, dat de thans op te leggen straf niet aanzienlijk lager dient te zijn dan de door de officier van justitie geëiste straf, te minder nu verdachtes handelen hoofdzakelijk betrekking had op amfetamine, zoals hierboven overwogen.
De rechtbank acht een voorwaardelijk deel op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
In de persoon en de omstandigheden van verdachte zoals weergegeven in het door de Stichting Reclassering Nederland, unit Doetinchem, opgemaakte rapport van 20 augustus 2003 ziet de rechtbank aanleiding, met name in verband met de verslavingsproblematiek van verdachte, om aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf de bijzondere voorwaarde van reclasseringscontact te verbinden.
Inbeslaggenomen voorwerpen
Door de officier van justitie is de onttrekking aan het verkeer gevorderd van de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen.
Nu verdachte schriftelijk afstand heeft gedaan van deze voorwerpen, kan een beslissing dienaangaande achterwege blijven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt ver-dachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
2. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde straf-baar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien (14) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot zes (6) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich geduren-de de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Zutphen, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerleg-ging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Maanicus, voorzitter, Van Harreveld en Van den Dungen, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 oktober 2003.
Mr. Maanicus is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.