ECLI:NL:RBZUT:2003:AN8496
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - meervoudig
- Elders
- A. van Apeldoorn
- Van den Dungen
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in de Piramide-zaak met niet-ontvankelijkheid van benadeelde partijen
In de zaak tegen de verdachte, die betrokken was bij de zogenaamde Piramide-zaak, heeft de Rechtbank Zutphen op 19 november 2003 uitspraak gedaan. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met medeverdachten, zich schuldig had gemaakt aan oplichting en valsheid in geschrift. De feiten vonden plaats tussen 1 juli 1996 en 15 juli 1999, waarbij de verdachte en haar medeverdachten slachtoffers hebben bewogen tot de afgifte van geldbedragen door middel van misleidende informatie over beleggingsfondsen. De rechtbank stelde vast dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk werden verklaard in hun vorderingen, omdat deze niet van zodanig eenvoudige aard waren dat afdoening door de strafrechter mogelijk was. De benadeelden moesten hun vorderingen indienen bij de burgerlijke rechter. De rechtbank overwoog dat de verjaringstermijn voor de ten laste gelegde feiten was gestuit op het moment van dagvaarding op 18 juni 2003, maar dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte de feiten had gepleegd zoals ten laste gelegd. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een deel van de tenlastelegging, maar vond wel dat de bewezenverklaarde feiten strafbaar waren. De uitspraak benadrukte de ernst van de gepleegde feiten en het misbruik van vertrouwen van de slachtoffers.