ECLI:NL:RBZUT:2003:AN9480

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
7 oktober 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/578 VEROR 229
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.A. Lok
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot herplantplicht in strijd met motiveringsbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 7 oktober 2003 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk. Eiseres had een herplantplicht opgelegd gekregen voor een perceel van 24 are bos, waarbij specifieke soorten bomen moesten worden aangeplant. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, dat op 10 maart 2003 door verweerder werd gehandhaafd. De rechtbank oordeelde dat het besluit onvoldoende zorgvuldig was voorbereid en in strijd was met het motiveringsbeginsel.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de herplantplicht niet kon worden gehandhaafd omdat verweerder niet voldoende bewijs had geleverd dat er bomen aanwezig waren die vergunningplichtig gekapt waren. De rechtbank oordeelde dat de foto's en verklaringen die door verweerder waren ingediend, niet voldoende waren om de stelling van verweerder te onderbouwen. Bovendien was er geen bewijs dat de bomen op de betreffende strook daadwerkelijk aanwezig waren en dat deze geveld waren zonder vergunning.

De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaarschrift van eiseres. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en kan binnen zes weken na verzending in hoger beroep worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
Reg.nr.: 03/578 VEROR 229
UITSPRAAK
in het geding tussen:
[Eiseres], eiseres,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 10 maart 2003.
2. Feiten
Op 29 juli 2002 heeft verweerder aan eiseres een herplantplicht opgelegd voor 24 are bos.
Op het perceel kadastraal bekend gemeente Winterswijk sectie V nr. 337 dient eiseres
binnen 1 jaar de volgende soorten aan te planten: inlandse eik (40%), els (20%), berk (20%)
en vuilbomen (10%) in de maten 60-80 cm en met een onderlings plantafstand van 150 x
150 cm.
Op 2 september 2002 heeft eiseres een bezwaarschrift ingediend. Op 10 maart heeft
verweerder de bestreden beslissing genomen en het besluit van 29 juli 2002 gehandhaafd.
3. Procesverloop
Namens eiseres heeft dr. J. van Zundert beroep ingesteld op de in het beroepschrift
vermelde gronden. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een
verweerschrift ingezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van 3 oktober 2003, waar namens eiseres zijn
verschenen haar echtgenoot, bijgestaan door mr. M.A.A. Soppe. Verweerder heeft zich laten
vertegenwoordigen door J.G.M. Bronkhorst en S. Wouters.
4. Motivering
4.1 Op grond van artikel 9 van de Kapvordening kan verweerder, indien houtopstand waarop
het vellen als bedoeld in die verordening van toepassing is, zonder vergunning van
verweerder is geveld, anders dan bij wijze van dunning, dan wel op andere wijze teniet is
gegaan aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond, de
verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door verweerder te geven
aanwijzingen binnen een door verweerder te stellen termijn.
Ingevolge artikel 1 onder a wordt onder houtopstand begrepen hakhout, een houtwal of een
of meer bomen. In de verordening is niet bepaald wat onder een boom moet worden
verstaan en zijn bomen tot een bepaalde diameter niet uitgezonderd van de
vergunningplicht.
4.2 Ingevolge artikel 9, vijfde lid, kan tegen bovenbedoeld besluit binnen dertig dagen beroep
worden ingesteld bij de gemeenteraad.
Met de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur per 7 maart 2002 is
beoogd per die datum beroep op de gemeenteraad tegen besluiten van een college van
burgemeester en wethouders uit te sluiten. Verweerder heeft genoemd voorschrift dan ook
terecht buiten toepassing gelaten en artikel 7, eerste lid, van de Awb van toepassing geacht.
Verweerder was dan ook bevoegd omtrent het bezwaarschrift te beslissen en de
omstandigheid dat eerst na dertig dagen na het besluit in primo bezwaar is gemaakt stond
aan ontvankelijkheid niet in de weg.
4.3 De bezwaarschriftencommissie heeft overwogen:
"Het kan niet zo kan zijn dat aan de herplantplicht wordt ontkomen door de aanplant, nadat
zij is aangeslagen, maar nog voordat de stam een dikte van meer dan 10 cm heeft bereikt
(want in dat geval is wel een kapvergunning vereist) eenvoudig te verwijderen."
De herplantplicht waarop de commissie doelt betreft een verplichting tot een aanbrengen
van vervangende beplanting aansluitend op een reeds eerder aangebrachte houtsingel in het
westelijk deel van het kadastraal perceel F-3892 gemeente Winterswijk die bij besluit van 17
maart 1992 is opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van Aalten in de
vorm van een voorwaarde bij een aan de rechtsvoorganger van eiseres verleende
vergunning voor het kappen van bomen op een ander perceel.
Naleving van die voorwaarde behoort tot de zorg van dat college en verweerder kan aan dat
besluit niet enige bevoegdheid ontlenen. Verweerder is dan ook slechts bevoegd toepassing
te geven aan artikel 9 van de Kapverordening indien aan de aldaar bedoelde voorwaarden is
voldaan. Een van die voorwaarden is dat een kapvergunning is vereist.
Die is volgens de bezwaarschriftencommissie (en impliciet verweerder) niet vereist indien,
zoals in dit geval, de diameter van de stam nog geen 10 centimeter bedraagt.
In de Kapverordening is het kappen van bomen met een diameter van niet meer dan 10
centimeter evenwel niet met zo veel woorden uitgezonderd van de vergunningplicht en
verweerder is niet bevoegd zodanig uitbreiding aan de verordening te geven (AR 22 januari
1992, AB 1992/326). Er zal echter wel sprake moeten zijn van een houtgewas van enige
betekenis (met een wortelgestel en een stam met vertakkingen) om van een boom te kunnen
spreken.
Beantwoord moet dan ook worden de vraag of ter plaatse bomen aanwezig waren en of
deze geveld zijn dan wel op een andere wijze teniet zijn gegaan.
Aan de rechtsvoorganger van eiseres is de verplichting opgelegd beplanting aan te brengen
met een lengte van minimaal 80-100 cm en hij heeft Hacron te Lievelde d.d. 23 februari 1993
opdracht gegeven 1200 stuks 2-jarig loofhout (70 % eik, 30% els, es, berk en vuilboom) te
leveren en te planten op het westelijk deel van het perceel Winterswijk F 3892 groot 2680
m2. Eiseres heeft Hacron op 15 februari 1994 opdracht gegeven 2000 m2 (tussen) jonge
aanplant te maaien. Op een luchtfoto uit 1995 zijn drie stroken te zien met, naar het lijkt, een
in dichtheid en hoogte afnemende vorm van begroeiing, waarbij de eerste strook een reeds
lange tijd bestaande en de tweede strook de eerder (1989/1990) aangebrachte houtsingel
(van 14 are) lijkt te zijn waarop in de kapvergunning van de gemeente Aalten wordt gedoeld.
Op twee tamelijk donkere foto's genomen op 8 december 1995, met op de achtergrond de
houtsingel, lijkt de derde strook te zijn begroeid met hoog opgaand gras en mogelijk hier en
daar jonge aanplant. Op een luchtfoto uit 1996 lijkt de derde strook glad te zijn, hetgeen in
elk geval in mei 2002 het geval was.
Eiseres betwist de stelling van verweerder dat de derde strook sinds dat eiseres eigenaresse
is, voorzien is geweest van jonge aanplant.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder bij het bestreden besluit onvoldoende
bewijs geleverd voor zijn stelling op dit punt. De foto's geven geen antwoord op de vraag of
bomen aanwezig waren waarvan het kappen vergunningplichtig was en verweerder heeft de
heren Oonk en Geurkink, die volgens eiseres kunnen verklaren dat zulks niet het geval is,
niet gehoord. Verder bevinden zich is het dossier geen verklaringen van omwonenden
waaruit kan worden afgeleid dat op de betreffende strook bomen stonden en de bewoners
van het pand dat in het verlengde van die strook staat zijn in het geheel niet gehoord.
Aan de maaiopdracht van 15 februari 1994 kan niet de betekenis worden toegekend die
verweerder daaraan heeft toegekend nu deze niet noodzakelijkerwijs betrekking behoeft te
hebben op die strook.
Het voorgaande brengt mee dat het bestreden besluit wegens strijd met artikel
3:2 van de Algemene wet bestuursrecht niet in stand kan blijven en dat het daartegen
ingestelde beroep gegrond dient te worden verklaard.
4.4 De rechtbank ziet in het vorenoverwogene aanleiding verweerder te veroordelen in de
kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep heeft moeten maken.
Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht kent de rechtbank ter zake van
verleende rechtsbijstand 2 punten toe, waarbij een wegingsfactor van 1 wordt gehanteerd.
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat beslist moet worden als hierna is aangegeven.
5. Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaarschrift van eiseres;
- bepaalt dat verweerders gemeente het betaalde griffierecht van € EUR 116,- aan eiseres vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € EUR 644,-, te betalen door verweerders gemeente.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending hoger beroep
worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus
20019, 2500 EA Den Haag.
Aldus gegeven door mr. J.A. Lok en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2003
in tegenwoordigheid van de griffier.