ECLI:NL:RBZUT:2003:AN9739

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
9 december 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
197073
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • K.R. Kuiken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om onmiddellijke voorziening inzake non-activiteit van werknemers van Dumeco

In deze zaak hebben de Bonden, bestaande uit FNV Bondgenoten, De Unie en CNV Bedrijvenbond, een kort geding aangespannen tegen Dumeco. De Bonden verzoeken de rechtbank om een onmiddellijke voorziening, waarbij Dumeco wordt opgedragen om de op non-actief gestelde werknemers die niet instemmen met de opgelegde non-activiteit weer toe te laten tot hun gebruikelijke werkzaamheden. Daarnaast wordt Dumeco verzocht om schriftelijk te bevestigen dat deelname aan een replacement-traject op vrijwillige basis is en dat er geen negatieve gevolgen zijn voor werknemers die niet deelnemen aan dit traject.

De rechtbank heeft de vordering van de Bonden afgewezen. De rechtbank oordeelt dat, hoewel de handelwijze van Dumeco niet ideaal is, de Bonden niet kunnen worden ontvangen in hun vordering tot wedertewerkstelling van de werknemers. De rechtbank wijst erop dat de Bonden niet kunnen aantonen dat de non-activiteit van de werknemers hen in een onredelijke positie plaatst, en dat de werkgever in beginsel het recht heeft om werknemers op non-actief te stellen, mits het loon wordt doorbetaald. De rechtbank concludeert dat de belangen van de werknemers niet zodanig zijn dat onmiddellijke wedertewerkstelling noodzakelijk is.

De rechtbank benadrukt dat de Bonden ook een eigen belang hebben in deze zaak, maar dat dit niet voldoende is om de gevraagde voorziening toe te wijzen. De vordering tot schriftelijke bevestiging van de vrijwilligheid van deelname aan het replacement-traject wordt eveneens afgewezen, omdat Dumeco tijdens de zitting heeft bevestigd dat deelname op vrijwillige basis is. De rechtbank veroordeelt de Bonden in de proceskosten, die aan de zijde van Dumeco zijn begroot op EUR 1.000,-- voor salaris van de gemachtigde.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Kanton
Locatie Apeldoorn
zaaknummer: 197073
rolnummer: 120/03
vonnis d.d. 9 december 2003
grosse aan: mr. N.C.M. Koch
afschrift aan: mr. N.C.M. Koch en mr. P.S. van Minnen
verzonden d.d.
VONNIS IN DE PROCEDURE EX ARTIKEL 254 Rv.
van:
1. de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging FNV BONDGENOTEN, gevestigd te Amsterdam,
2. de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging DE UNIE, gevestigd te Houten,
3. de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging CNV BEDRIJVENBOND, gevestigd te Utrecht,
eisers,
gemachtigde: mr. P.S. van Minnen, advocaat te 3508 AH Utrecht, Postbus 85336,
tegen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DUMECO APELDOORN B.V., gevestigd en kantoorhoudende te Apeldoorn,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DUMECO TWELLO B.V., gevestigd en kantoorhoudende te Twello,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DUMECO B.V., gevestigd en kantoorhoudende te Boxtel,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DUMECO FARMING B.V., gevestigd en kantoorhoudende te Boxtel,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DUMECO BREEDING B.V., gevestigd en kantoorhoudende te Boxtel,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DUMECO BOXTEL B.V., gevestigd en kantoorhoudende te Boxtel,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DUMECO RUNDVEE B.V., gevestigd en kantoorhoudende te Tilburg,
gedaagden,
gemachtigde: mr. N.C.M. Koch, advocaat te 4800 CA Breda, Postbus 2005.
HET PROCESVERLOOP:
Dit verloop blijkt uit de navolgende stukken:
- de dagvaarding in het kort geding d.d. 18 november 2003
- de mondelinge behandeling ter terechtzitting van woensdag 26 november 2003, waarvan de aantekeningen zich in het procesdossier bevinden.
MOTIVERING:
Op 17 oktober 2003 dient de Raad van Bestuur van Dumeco bij de Centrale Ondernemingsraad (COR) van het concern een adviesaanvraag in met betrekking tot een voorgenomen wijziging van de structuur van de onderneming en de daarmee verband houdende reorganisatie.
Uit de adviesaanvraag blijkt dat als gevolg van het streven van Dumeco te komen tot een andere, meer transparante structuur van de onderneming, met als nevendoel het optimaliseren van de productie, een groot aantal -genoemd wordt het getal van 231- arbeidsplaatsen komt te vervallen. De door te voeren reorganisatie betreft alle onderdelen van de Dumeco-organisatie.
Vrijwel gelijktijdig met het indienen van bedoelde adviesaanvraag stelt Dumeco een aantal werknemers wier arbeidsplaats zou komen te vervallen op non-actief. De betrokken werknemers wordt weinig tijd gegund voor reflectie: zij worden bij hun leidinggevenden geroepen, hen wordt medegedeeld dat hun arbeidsplaats als gevolg van de reorganisatie komt te vervallen en voorts dat zij met onmiddellijke ingang vrijgesteld zijn van het verrichten van de bedongen werkzaamheden.
Aan de werknemers die het aangaat wordt schriftelijke informatie verstrekt. Daarin wordt onder meer het volgende gesteld:
"Vrijstellen van werkzaamheden.
Tijdens het gesprek is aan u medegedeeld dat u per direct vrijgesteld bent van het verrichten van werkzaamheden. Het vrijgesteld zijn van werkzaamheden houdt in dat u met behoud van loon en emolumenten geen werkzaamheden meer hoeft te verrichten …".
De informatiebrief in kwestie vermeldt voorts dat Dumeco de op non-actief gestelde werknemers intern dan wel extern zal trachten te herplaatsen middels een replacement-traject dat zal worden verzorgd door Labora Personeelsstrategen te Markelo. Omtrent deelname aan dat traject wordt het volgende gezegd:
"Deelname aan de[te houden informatie]bijeenkomst is niet vrijblijvend…. De bijeenkomsten worden gegeven in werktijd en tijdens de bijeenkomsten ontvangt u informatie die zeer belangrijk is voor uw vervolgtraject en uw toekomst. Het is voor u belangrijk dat u meewerkt aan het replacement-traject".
Op 18 november 2003 vindt te Boxtel tussen Dumeco en de Bonden overleg plaats met betrekking tot het inrichten van een sociaal plan dat geldt voor alle medewerkers van Dumeco die betrokken zijn bij de aangekondigde reorganisatie. Met de namens FNV Bondgenoten, De Unie en de CNV Bedrijvenbond aanwezige vertegenwoordigers wordt een principe-akkoord bereikt welk akkoord tijdens op 1 en 2 december 2003 te houden vergaderingen aan de leden ter goedkeuring zal worden/is voorgelegd.
Op 24 november 2003 brengt de COR advies uit aan de Raad van Bestuur van Dumeco.
De COR geeft in zijn advies onder meer aan dat hij "unaniem [heeft] besloten de organisatie toestemming te verlenen tot het houden van eerste oriënterende gesprekken. De COR heeft moeten constateren dat de wijze waarop deze gesprekken hebben plaatsgevonden op sommige vestigingen niet een schoonheidsprijs verdient, te meer daar op alle zusterbedrijven niet bekend was dat betrokkenen onmiddellijk vrijgesteld zouden worden van al hun werkzaamheden. De COR heeft begrip voor de keuze van de werkgever om de betrokken werknemers vrij te stellen van werkzaamheden, gelet op de specifieke situatie van Dumeco".
De COR stemt vervolgens in met de door Dumeco voorgenomen maatregelen en besluiten, mits een aantal randvoorwaarden in acht wordt genomen. Het betreft hier met name het met de vakorganisaties komen tot overeenstemming op het punt van een verantwoord sociaal plan.
De vordering van eiseressen, verder aan te duiden als: de Bonden, strekt er -kort gesteld- toe dat gedaagden, in het vervolg te noemen: Dumeco, bij wege van onmiddellijke voorziening (A) worden veroordeeld de door hen op non-actief gestelde werknemers die niet instemmen met de opgelegde non-activiteit weer toe te laten tot de voor iedere betrokken werknemer gebruikelijke werkzaamheden.
Daarnaast wordt (B) veroordeling van Dumeco gevraagd tot het doen van een schriftelijke mededeling aan elke op non-actief gestelde werknemer inhoudende dat deelname aan na te melden replacement-traject op vrijwillige basis geschiedt en dat Dumeco aan het niet deelnemen aan bedoeld traject geen voor de werknemer negatieve gevolgen zal verbinden.
Dumeco verweert zich gemotiveerd tegen de vorderingen van de Bonden, waaromtrent hierna meer.
Vóór alle weren beroept zij zich op niet-ontvankelijkheid van de Bonden, zijnde de belangen van de werknemers voor wie zij opkomen te diffuus, te veelsoortig om deze in een collectieve actie aan de rechter voor te leggen. Daarnaast ontberen de Bonden een eigen belang bij de onderhavige vorderingen.
Het verweer van Dumeco faalt. De Bonden vragen in de onderhavige procedure immers een spoedvoorziening te treffen namens tientallen werknemers van Dumeco die niet akkoord kunnen gaan met de hen door de werkgever opgelegde non-activiteit. Het betreft hier dus wel degelijk een rechtsvordering die -op de voet van het bepaalde bij artikel 3:305a BW- strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen.
Daarnaast hebben ook de Bonden een eigen belang in deze. Doordat Dumeco met betrekking tot de door te voeren reorganisatie fors op de feiten vooruitgelopen is, zijn zij voor een voldongen feit geplaatst. Daaraan doet niet af dat de COR inmiddels -als gezegd- te kennen heeft gegeven in principe akkoord te gaan met de voorgenomen bedrijfsorganisatie en dat de Bonden inmiddels zijn betrokken bij het opstellen van een sociaal plan.
Gevolg van het voorgaande is dat de Bonden in hun vordering kunnen worden ontvangen.
De vordering op haar inhoud beoordelend is allereerst niet relevant of de opgelegde non-activiteit op verzoek dan wel verplicht is opgelegd. Het betreft hier immers een beslissing van de werkgever zelf. Daarbij is niet relevant, of de COR daarmee al dan niet heeft ingestemd.
Zijdens Dumeco worden voorts diverse gronden aangevoerd ter rechtvaardiging van het feit dat zij de voor ontslag voorgedragen werknemers op non-actief heeft gesteld. Zo wordt gewezen op de angst voor schade als gevolg van mogelijke onrust die het aanzeggen van ontslag teweeg brengt, op mogelijk negatief getint gedrag in verband met het door onzekerheid gedemotiveerd raken van medewerkers, tenslotte zelfs op potentieel afbreukrisico.
De Bonden van hun kant zetten -vanuit hun optiek begrijpelijkerwijs- grote vraagtekens bij de door Dumeco opgevoerde motieven, doch dienaangaande wordt dezerzijds geen waardeoordeel gegeven. Een algemeen recht op tewerkstelling wordt -ook door de Hoge Raad- niet aangenomen en het staat het de werkgever dan ook in beginsel vrij (voor eigen rekening) geen gebruik te maken van de arbeid van een werknemer, mits aan de verplichting tot doorbetaling van loon cum annexis (terzijde wordt opgemerkt dat dit ook geldt voor misgelopen overwerk) wordt voldaan. Weliswaar wordt algemeen aangenomen dat de werkgever de toelating tot werk aan een werknemer alleen mag weigeren indien hij daarvoor een redelijke grond heeft, maar die algemene regel vraagt in individuele gevallen om een belangenafweging. Ook al valt op de motivering van Dumeco voor de getroffen maatregel af te dingen, een en ander brengt nog niet met zich dat de werknemers die het aangaat reeds om die reden aanspraak kunnen maken op tewerkstelling.
Nu niet is gesteld of gebleken dat de werknemers voor wie de Bonden opkomen beschikken over specifieke vakbekwaamheden die dreigen te verdwijnen bij een langer durende periode van non-activiteit en dat wedertewerkstelling noodzakelijk is om hun marktpositie te handhaven valt het pleit niet in het voordeel van de Bonden uit. De stelling dat de non-activiteit een diffamerend effect heeft gaat niet op, al is het alleen al vanwege het collectieve karakter van de maatregel.
Daarbij komt nog dit.Volgens heersende jurisprudentie kan het vooruitlopen op een (mogelijk) ontslag van de werknemer niet gelden als een gegronde reden voor het opleggen van non-activiteit.De jurisprudentie waarop de Bonden kennelijk doelen slaat echter op gevallen waarin de werkgever ten opzichte van een werknemer een voorsprong tracht te behalen door er in een ontslagprocedure op te wijzen dat de betreffende werknemer (al geruime tijd) geen werkzaamheden meer verricht. Een en ander is evenzeer slechts aan de orde in individuele gevallen en in ontbindingsprocedures. In het onderhavige geval gaat het om groepsontslagen die door de CWI ( in casu de CWI te 's-Hertogenbosch) getoetst worden aan de normen van het Ontslagbesluit. Een ontslagvergunning kan slechts worden verleend wanneer (onder andere) wordt voldaan aan het anciënniteitcriterium en de werkgever aantoont dat herplaatsing van een individuele werknemer niet mogelijk is. Het is ondenkbaar dat de CWI haar beslissing (mede) zal laten afhangen van de omstandigheid dat de werknemers op non-actief zijn gesteld (vide Pres. Rb Leeuwarden 24 september 1985, NJ '86: 502).
De werknemer die het aangaat kan de uitkomst van een ontslagprocedure bij de CWI desgewenst later in een door hem te initiëren procedure op grond van kennelijk onredelijk ontslag aan het oordeel van de rechter voorleggen.
De op non-actief gestelde werknemer voor wie geen ontslagvergunning wordt verleend raakt zijn baan niet kwijt, tenzij de rechter in een ontbindingsprocedure tot het oordeel zou komen dat de ontslagvergunning ten onrechte geweigerd is dan wel dat andere gewichtige redenen moeten leiden tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, maar ook dan zal een non-activiteit van de werknemer niet te zijnen nadele strekken.
Alhoewel dezerzijds wordt onderschreven dat de door Dumeco in deze gevolgde handelwijze de schoonheidsprijs niet verdient, kan al het voorgaande -bezien in onderlinge samenhang- uiteindelijk niet tot een andere conclusie leiden dan dat de Bonden de sub A gevorderde wedertewerkstelling behoort te worden geweigerd.
Een zelfde lot treft hetgeen door de Bonden onder B wordt gevorderd. Ter zitting laten de vertegenwoordigers van Dumeco immers -des nadrukkelijk gevraagd- weten schriftelijk te willen bevestigen dat deelname van de zijde van de op non-actief gestelde werknemers aan het replacement-traject geschiedt op volstrekt vrijwillige basis.
Zulks brengt met zich dat aan het in die richting gevorderde het belang komt te ontvallen.
Het voorgaande gezegd zijnde, behoeft hetgeen meer of anders is aangevoerd geen verdere bespreking.
Nu zij in het ongelijk zijn gesteld, worden de Bonden in de proceskosten veroordeeld.
BESLISSING:
De Bonden wordt de gevraagde voorziening geweigerd.
De Bonden worden veroordeeld in de kosten van de procedure tot deze uitspraak aan de zijde van gedaagden begroot op EUR€ 1.000,-- voor salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.R. Kuiken, kantonrechter te Apeldoorn, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 9 december 2003 in tegenwoordigheid van de griffier.