ECLI:NL:RBZUT:2003:AO4957

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
23 december 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/060389-03
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Hoorn
  • Elders
  • A. van den Dungen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en in vereniging in Apeldoorn

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 23 december 2003 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere diefstallen met geweld in Apeldoorn. De tenlastelegging omvatte vijf verschillende diefstallen, gepleegd op 4 en 5 augustus 2003, waarbij de verdachte telkens in vereniging met anderen handelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende momenten handtassen en andere persoonlijke bezittingen heeft weggenomen van meerdere slachtoffers, waarbij geweld werd gebruikt of dreiging met geweld aanwezig was. De rechtbank heeft de vordering tot wijziging van de tenlastelegging toegewezen en de verdachte is uiteindelijk veroordeeld voor diefstal gepleegd door twee of meer verenigde personen, alsook voor diefstal vergezeld van geweld tegen personen. De rechtbank heeft de schadevergoeding aan de benadeelde partijen vastgesteld, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor de geleden schade. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 18 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder deelname aan een sociale vaardigheidstraining. De rechtbank heeft ook de verplichting opgelegd tot betaling van schadevergoeding aan de slachtoffers, met de mogelijkheid van hechtenis bij niet-betaling. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de noodzaak van rehabilitatie van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/060389-03
Uitspraak d.d.: 23 december 2003
Tegenspraak / dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in het huis van bewaring te Zutphen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 december 2003.
Ter terechtzitting gegeven beslissingen
Ter terechtzitting zijn de volgende beslissingen gegeven:
- De vordering wijziging van de tenlastelegging is toegewezen.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 4 augustus 2003 te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (hand)tas(je) (met daarin onder meer een paspoort en/of een mobiele telefoon en/of twee, althans een aantal, bankpassen en/of sleutels), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
subsidiair
hij op 4 augustus 2003 in Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een (hand)tas(je) (met daarin onder meer een paspoort en/of een mobiele telefoon en/of twee, althans een aantal, bankpassen en/of sleutels) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde tas wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 04 augustus 2003 te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas (met daarin onder meer een portemonnee en/of een hoeveelheid geld en/of een creditcard en/of twee, althans een aantal, bankpassen en/of een mobiele telefoon en/of een aantal sleutels en/of een digitale camera), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende a[slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond uit het (met kracht) rukken en/of trekken aan eerdergenoemde tas, terwijl die tas (met het hengsel) was bevestigd/vastgemaakt aan (het stuur van) de fiets waarop voornoemde [slachtoffer 2] op dat moment reed;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
subsidiair
hij op 4 augustus 2003 in Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een tas (met daarin onder meer een portemonnee en/of een hoeveelheid geld en/of een creditcard en/of twee, althans een aantal, bankpassen en/of een mobiele telefoon en/of een aantal sleutels en/of een digitale camera) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde tas wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 4 augustus 2003 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (rug)tas (met daarin onder meer 50 euro, althans een geldbedrag en/of een portemonnee en/of een toilettas en/of een paspoort en/of een rijbewijs en/of een bril met koker en/of een of meer (bank)pas(sen)), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
subsidiair
hij op 4 augustus 2003 in Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een (rug)tas (met daarin onder meer 50 euro, althans een geldbedrag en/of een portemonnee en/of een toilettas en/of een paspoort en/of een rijbewijs en/of een bril met koker en/of een of meer (bank)pas(sen)) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde tas wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 05 augustus 2003 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas (met daarin onder meer inhoudende 25 euro, althans een geldbedrag en/of een mobiele telefoon), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
subsidiair
hij op 5 augustus 2003 in Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een tas (met daarin onder meer inhoudende 25 euro, althans een geldbedrag en/of een mobiele telefoon) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde tas wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 05 augustus 2003 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (schouder)tas (met daarin onder meer 120 euro, althans een geldbedrag en/of een portemonnee en/of een identiteitsbewijs en/of een (bank)pas), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
subsidiair
hij op 5 augustus 2003 in Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een (schouder)tas (met daarin onder meer 120 euro, althans een geldbedrag en/of een portemonnee en/of een identiteitsbewijs en/of een (bank)pas)heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde tas wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5 primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 4 augustus 2003 te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een handtasje met daarin onder meer een paspoort en een mobiele telefoon en twee bankpassen en sleutels, toebehorende aan [slachtoffer 1];
2.
hij op 04 augustus 2003 te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met daarin onder meer een portemonnee en een hoeveelheid geld en een creditcard en twee bankpassen en een mobiele telefoon en een aantal sleutels, toebehorende a[slachtoffer 2], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld bestond uit het met kracht rukken en/of trekken aan eerdergenoemde tas, terwijl die tas met het hengsel was bevestigd/vastgemaakt aan het stuur van de fiets waarop voornoemde [slachtoffer 2] op dat moment reed;
3.
hij op 4 augustus 2003 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een rugtas met daarin onder meer 50 euro en een portemonnee en een toilettas en een paspoort en een rijbewijs en een bril met koker en bankpassen, toebehorende aan [slachtoffer 3];
4.
hij op 05 augustus 2003 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met daarin onder meer een geldbedrag en een mobiele telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 4];
5.
hij op 05 augustus 2003 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een schoudertas met daarin onder meer 120 euro en een portemonnee en een identiteitsbewijs en een bankpas, toebehorende aan [slachtoffer 5].
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1 primair, 3 primair, 4 primair, 5 primair telkens:
- diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2 primair:
- diefstal vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onder-zoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte en zijn mededader zich louter uit geldelijk gewin en op grote schaal hebben bezig gehouden met het plegen van tasjesroven. Verdachte en zijn mededader hebben daarbij veel schade, overlast en - naar de ervaring leert - langdurige en ingrijpende angstgevoelens bij de directe slachtoffers veroorzaakt. Dit soort delicten draagt bovendien bij aan de in de samenleving levende gevoelens van onveiligheid.
De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenis-straf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal daaraan bijzondere voorwaarden verbinden.
Ad informandum gevoegde zaken
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen de ter kennisneming ge-voegde zaken, te weten:
- 5 augustus 2003, Apeldoorn, poging diefstal/opzetheling, [naam]
- 5 augustus 2003, Apeldoorn, diefstal in vereniging/opzetheling, [naam];
- 7 augustus 2003, Apeldoorn, diefstal in vereniging/opzetheling, [naam];
- 7 augustus 2003, Apeldoorn, diefstal in vereniging/opzetheling, [naam];
- 18 augustus 2003, Apeldoorn, diefstal in vereniging/opzetheling, [naam];
- 18 augustus 2003, Apeldoorn, diefstal in vereniging/opzetheling, [naam];
nu aannemelijk is geworden dat verdachte deze feiten heeft gepleegd - verdachte heeft deze feiten immers ter terechtzitting bekend - en de officier van justitie heeft toegezegd dat voor die feiten geen verdere strafvervolging zal volgen.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te [adres] bankrekeningnummer [xxxxxxx], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van EUR€ 380,78 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijs-middelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot het bedrag van €EUR 126,80, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De rechtbank zal de benadeelde partij met betrekking tot het overig gevorderde niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu dit deel van de vordering niet is onderbouwd of anderszins aannemelijk is geworden. De benadeelde partij kan derhalve dit deel van haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De benadeelde partij [slachtoffer 4], wonende te [postcode] [woonplaats], [adres], gironummer [xxxxxx], heeft zich met een vordering tot schade-vergoeding ten bedrage van EUR€ 210,-- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot het bedrag van EUR€ 120,--, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De rechtbank zal de benadeelde partij met betrekking tot het overig gevorderde niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu dit deel van de vordering niet is onderbouwd of anderszins aannemelijk is geworden. De benadeelde partij kan derhalve dit deel van haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De benadeelde partij [slachtoffer 5], wonende te [adres], heeft zich ter terechtzitting met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van EUR€ 120,-- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 5 bewezen verklaarde handelen de schade tot het bedrag van EUR€ 120,-- heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van genoemde slachtoffers.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 57, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1 primair, 3 primair, 4 primair, 5 primair telkens:
- diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2 primair:
- diefstal vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde zich geduren-de de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voor-schriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Zutphen, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat veroordeelde deel dient te nemen aan een sociale vaardigheidstraining.
- dat de veroordeelde binnen 12 maanden na het ingaan van de proeftijd bij wijze van schadevergoeding de navolgende bedragen zal betalen aan de navolgende benadeelden.
Benadeelde Bedrag:
[naam benadeelde] €EUR 143,--
[adres]
[rekeningnummer]
[naam benadeelde] € EUR 54,--
[adres]
[rekeningnummer]
[naam benadeelde] €EUR 253,80
[adres]
[rekeningnummer]
[naam benadeelde] € EUR 99,91
[adres]
[rekeningnummer]
[naam benadeelde] € EUR 335,20
Gen. Van Heutszlaan 8
7316 CH [woonplaats]
39.31.67.690
Indien de mededader betaalt, zal verdachte in zoverre van deze verplichting zijn bevrijd.
De veroordeelde dient ten bewijze van de betalingen van de schadevergoedingen binnen die termijn de daarop betrekking hebbende betalingsbewijzen toe te zenden aan het parket van de officier van justitie, postbus 9013, 7200 GP Zutphen, onder vermelding van parketnummer 06-060389-03.
Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te [postcode] [woonplaats], [adres], bankrekeningnummer [xxxxxxx], van een bedrag van EUR€ 126,80, met dien verstande dat indien en voor zover de mededader betaalt, verdachte daarvan zal zijn bevrijd, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], een bedrag te betalen van EUR€ 63,40, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 1 dag hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
De rechtbank verstaat daarbij dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van het bedrag van EUR€ 63,40 (van het totaal van EUR€ 126,80) ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], daarmee de verplichting van verdachte om dit deel van het totaalbedrag aan deze benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien de verdachte aan de betreffende benadeelde partij het bedrag van EUR€ 63,40 heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van het betreffende bedrag komt te vervallen.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 4], wonende te [postcode] [woonplaats], [adres], gironummer [xxxxxx], van een bedrag van EUR€ 120,--, met dien verstande dat indien en voor zover de mededader betaalt, verdachte daarvan zal zijn bevrijd, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4], een bedrag te betalen van EUR€ 60,--, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 1 dag hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
De rechtbank verstaat daarbij dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van het bedrag van EUR€ 60,-- (van het totaal van EUR€ 120,--) ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4], daarmee de verplichting van verdachte om dit deel van het totaalbedrag aan deze benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien de verdachte aan de betreffende benadeelde partij het bedrag van EUR€ 60,-- heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van het betreffende bedrag komt te vervallen.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 4] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 5], wonende te [adres], van een bedrag van EUR€ 120,--, met dien verstande dat indien en voor zover de mededader betaalt, verdachte daarvan zal zijn bevrijd, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5], een bedrag te betalen van €EUR 60,--, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 1 dag hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
De rechtbank verstaat daarbij dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van het bedrag van €EUR 60,-- (van het totaal van EUR€ 120,--) ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5], daarmee de verplichting van verdachte om dit deel van het totaalbedrag aan deze benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien de verdachte aan de betreffende benadeelde partij het bedrag van EUR€ 60,-- heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van het betreffende bedrag komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Van Hoorn, voorzitter, Elders en Van den Dungen, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 december 2003.