ECLI:NL:RBZUT:2003:AZ4680
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.A. Lok
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen handhaving van tuinhuisje in Putten
In deze zaak heeft de rechtbank Zutphen geoordeeld over een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Putten, met betrekking tot de handhaving van een tuinhuisje dat door de eiser was gebouwd op een strook grond met de bestemming 'houtwal'. De gemeente had eerder stroken grond verkocht na de sloop van de houtwal, en de eiser had een melding gedaan voor de bouw van een tuinhuisje. Deze melding werd aanvankelijk geaccepteerd, maar later herroepen na een bezwaarschrift van een derde-partij. De derde-partij had verzocht om handhaving, wat leidde tot een besluit van de gemeente om de eiser te verplichten het tuinhuisje te verwijderen onder dreiging van een dwangsom.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de derde-partij als belanghebbende kan worden aangemerkt en dat de gemeente bevoegd was om een dwangsombesluit te nemen. Echter, de rechtbank oordeelde dat de gemeente onvoldoende rekening had gehouden met de belangen van de eiser en dat de motivering van het bestreden besluit niet deugde. De rechtbank merkte op dat de derde-partij niet voldoende had aangetoond dat er sprake was van een ernstige overtreding en dat de gemeente zelf verantwoordelijk was voor de onduidelijkheid omtrent de bestemming van de grond.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de gemeente opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaarschrift van de derde-partij. Tevens is de gemeente veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van de eiser en het vergoeden van het griffierecht. De uitspraak kan binnen zes weken na verzending in hoger beroep worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.