ECLI:NL:RBZUT:2004:AO2687

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
23 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03-1227 BESLU
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A. Hommel
  • J.A. Lok
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht over hoogte declaratie notaris en ontvankelijkheid bezwaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 23 januari 2004 uitspraak gedaan in een geschil over de hoogte van een declaratie van een notaris. Eiser, die als coördinator van de vakgroep ondernemingsrecht notarieel werkzaam is, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de voorzitter van het bestuur van de Ring Zutphen van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie. Dit besluit, genomen op 25 april 2003, hield in dat de declaratie van € 3.500,-- niet in stand kon blijven, terwijl een lagere declaratie van € 2.000,-- wel geaccepteerd werd. Eiser heeft in zijn bezwaar aangevoerd dat de declaratie correct was en heeft een dossierstaat met werkuren en uurtarieven overgelegd.

De rechtbank oordeelde dat eiser niet uitdrukkelijk namens zijn collega bezwaar had gemaakt, wat van een notaris verwacht mag worden wanneer hij een rechtsmiddel namens een ander aanwendt. De rechtbank concludeerde dat het bezwaarschrift van eiser niet-ontvankelijk verklaard had moeten worden door verweerder. De rechtbank heeft vervolgens het bestreden besluit vernietigd en het beroep gegrond verklaard. Tevens is bepaald dat de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie het door eiser betaalde griffierecht van € 116,-- dient te vergoeden.

De uitspraak benadrukt de verplichtingen van notarissen bij het indienen van bezwaarschriften en de noodzaak om duidelijk te maken namens wie zij optreden. De rechtbank heeft met toepassing van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geoordeeld dat de beschikking van verweerder niet in administratief beroep gegeven kon worden, omdat er geen sprake was van een wettelijk voorschrift dat een voorziening vroeg. De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in de context van de verantwoordelijkheden van notarissen en de procedures rondom declaraties.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
Reg.nr.: 03-1227 BESLU
PROCES-VERBAAL VAN MONDELINGE UITSPRAAK
in het geding tussen:
mr. [eiser], eiser,
en
de voorzitter van het bestuur van de Ring Zutphen van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, verweerder
Coöperatieve vereniging van samenwerkende verfgroothandelaren “Copaint” ua, te Apeldoorn, derde-partij, gemachtigde R. Dusseldorp.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 23 juli 2003.
2. Motivering
Bij brief van 30 december 2002 heeft de derde-partij verzocht om na te gaan of de declaratie voor het wijzigingen van statuten en een huishoudelijk reglement wel klopt.
Eiser heeft daarop op 6 februari 2003 aan de derde-partij een dossierstaat met werkuren en uurtarieven van drie kandidaat-notarissen en zijn collega notaris [collega] toegezonden en gesteld dat de declaratie juist is.
De derde-partij heeft verweerder daarop bij brief van 18 februari 2003 verzocht om een oordeel over de juistheid van de declaratie (€ 3.500,-- honorarium).
Op 25 april 2003 heeft verweerder beslist dat de declaratie niet in stand kan blijven en dat een declaratie van € 2.000,-- wel in stand zou kunnen blijven.
Bij brief van 5 juni 2003 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaarschrift ongegrond verklaard.
Eiser is in beroep ontvankelijk, nu bij het bestreden besluit op zijn bezwaarschrift is beslist.
De beslissing van verweerder op een geschil over een declaratie is een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waartegen ingevolge die wet voor belanghebbenden in de zin van die wet de mogelijkheid van bezwaar en beroep open staat. (AbRS 23 april 2003 AB 2003 nr. 325, JB 2003148, LJN-nummer: AF7629 )
De beschikking is niet in administratief beroep gegeven omdat geen sprake is van het krachtens wettelijk voorschrift vragen van een voorziening overeenkomstig artikel 7:25 Awb. Verweerder mist de bevoegdheid zelf een declaratie vast te stellen.
In aanmerking genomen dat uit niets blijkt dat de declaratie een declaratie van eiser is dient te worden beoordeeld of verweerder terecht heeft geoordeeld dat eisers belang rechtstreeks bij het besluit in primo is betrokken.
Eiser is coördinator van de vakgroep ondernemingsrecht notarieel van de vestiging Apeldoorn van, destijds de maatschap en inmiddels, de naamloze vennootschap [naam NV] advocaten en notarissen en controleert als zodanig uitgaande declaraties.
Ingevolge artikel 55, eerste lid, van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) is de notaris verplicht om op verzoek van de cliënt een rekening van zijn honorarium voor ambtelijke werkzaamheden en de overige aan de zaak verbonden kosten op te maken, waaruit duidelijk blijkt op welke wijze het in rekening gebrachte bedrag is berekend.
De wet verstaat onder notaris – kort gezegd - de ambtenaar met de bevoegdheid om authentieke akten te verlijden in de gevallen waarin de wet dit aan hem opdraagt of een partij zulks van hem verlangt en andere in de wet aan hem opgedragen werkzaamheden te verrichten. Het gaat derhalve om een natuurlijke persoon die een ambt bekleedt en niet om een maatschap of een naamloze vennootschap waarbinnen personen werkzaam zijn.
Desgevraagd heeft eiser ter zitting gesteld dat indien de declaratie aan een notaris moet worden toegeschreven dit zijn collega [collega] is.
Het moet er dan ook voor worden gehouden dat eiser de brief van 6 februari 2003 namens zijn collega [collega] aan de derde-partij heeft gezonden.
Eiser heeft niet uitdrukkelijk namens [collega] bezwaar heeft gemaakt, terwijl van een notaris mag worden verwacht dat wanneer hij een rechtsmiddel namens een ander aanwendt hij daarvan doet blijken.
De rechtbank is van oordeel dat eisers belang slechts via een contractuele verhouding en derhalve slechts indirect bij het besluit in primo betrokken is.
Gelet op de artikelen 8:1, 7:1 en 1:2, eerste lid, van de Awb had verweerder het bezwaarschrift van eiser dan ook niet-ontvankelijk moeten verklaren.
De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb hetgeen verweerder had behoren te doen.
Niet is gebleken dat eiser proceskosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.
3. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart het beroep gegrond;
Vernietigt het bestreden besluit;
Verklaart het bezwaarschrift niet-ontvankelijk;
Gelast dat de KNB het door eiser betaalde griffierecht (€ 116,--) vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 23 januari 2004.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
Waarvan proces-verbaal,
A. Hommel mr. J.A. Lok
griffier rechter
Afschrift verzonden op: