ECLI:NL:RBZUT:2004:AO6023

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
8 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/636 WRO
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.A. Lok
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning gezondheidscentrum Hattem (Kibo-terrein)

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 8 maart 2004 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een bouwvergunning voor een gezondheidscentrum op het Kiboterrein in Hattem. De Vereniging Milieu Groep Hattem heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Hattem, dat op 11 november 2002 een bouwvergunning had verleend aan Thermen Forest Hill i.o., h.o.d.n. Voetcare. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bouwplan in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan, dat de grond bestemd is voor bijzondere doeleinden, waaronder gezondheidszorg. De rechtbank heeft in haar overwegingen ook de relevante Europese wetgeving, zoals de Habitatrichtlijn, betrokken. De rechtbank oordeelt dat er geen significante gevolgen zijn voor de speciale beschermingszones Veluwe en IJssel, en dat het bestreden besluit niet in strijd is met de Habitatrichtlijn. De rechtbank heeft het beroep van de eiseres ongegrond verklaard, omdat niet is aangetoond dat het bouwplan negatieve effecten zou hebben op de beschermde natuurgebieden. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de eiseres niet namens anderen beroep heeft ingesteld, wat de ontvankelijkheid van het beroep beïnvloedde. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging tussen ruimtelijke ordening en natuurbescherming, en bevestigt dat de vergunningverlening in dit geval rechtmatig was.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
Reg.nr.: 03/636 WRO
UITSPRAAK
in het geding tussen:
Vereniging Milieu Groep Hattem te Hattem, eiseres
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hattem, verweerder;
derde-partij: Thermen Forest Hill i.o. handelend onder de naam Voetcare
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 17 april 2003.
2. Feiten
Bij besluit van 11 november 2002 heeft verweerder aan Thermen Forest Hill i.o. , h.o.d.n. Voetcare, bouwvergunning verleend voor het oprichten van een gezondheidscentrum op het perceel aan de Apeldoornseweg 29 te Hattem, kadastraal bekend Hattem, sectie C, nummer 622 (hierna: het Kiboterrein).
Tegen dit besluit is door eiseres een bezwaarschrift ingediend.
Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder, in afwijking van het advies van de commissie voor de bezwaarschriften, het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
3. Procesverloop
Eiseres heeft bij brief van 29 april 2003, beweerdelijk mede namens de Stichting Ever Green te Wapenveld, Jhr Drs. R.W.F. van Tets en buurtbewoners beroep ingesteld. De rechtbank heeft bij brief van 8 mei 2003 verzocht om inzending binnen een termijn van vier weken van de gronden van het beroep en machtigingen. Daarop heeft eiseres bij brief van 30 mei 2003 de gronden van haar beroep ingezonden en geen machtigingen ingezonden. Eisers heeft wel machtigingen ingezonden in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot de kapvergunning (03-187), doch deze betreffen het maken van bezwaar en niet het instellen van beroep.
Het moet er derhalve worden gehouden dat eiseres niet namens anderen beroep heeft ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden. Vervolgens heeft eiseres nog nadere stukken ingezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van 12 februari 2004, waar namens eiseres is verschenen M. Oosterhoff. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.H. van der Maat en ing. E.J.W. Gijsen. Namens de derde-partij zijn verschenen J.E. Dolman en B.J. Dolman-Roeloffzen, bijgestaan door A.G.M. de Haan en hun gemachtigde mr. F.J.M. Kobossen, advocaat te Deventer.
4. Motivering
Ter beoordeling staat in het onderhavige geschil of verweerder terecht en op goede gronden bij het thans bestreden besluit de verlening van een bouwvergunning voor een gezondheidscentrum op het Kiboterrein in stand heeft gelaten.
4.1 Strijd met het bestemmingsplan.
Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan Het Veen, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 18 november 1982 is de grond bestemd voor Bijzondere doeleinden.
Ingevolge artikel 2.13, eerste lid, van de planvoorschriften mag de als zodanig bestemde grond uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van instellingen ter zake van het verenigingslevens, onderwijs, religie, volksgezondheid, sociaal-culturele doeleinden en/of openbare dienstverlening met de daarbij behorende gebouwen.
Gezien de aanduiding op de plankaart is ook horeca toegestaan.
De bestemming geeft ruimte voor activiteiten die thans nog niet zodanig vastomlijnd zijn dat een meer precieze bestemming mogelijk is, aldus de plantoelichting destijds.
De planwetgever heeft destijds in hetzelfde bestemmingsplan dezelfde bestemming toegekend aan 't Heem, destijds een multifunctioneel centrum voor popconcerten, disco's, tentoonstellingen, beurzen, toneelvoorstellingen, bowling, tennis en squash dat ook gebruikt werd als party-centrum.
Het bouwplan voorziet in een centrum alwaar behandelingen ten behoeve van het lichamelijk en geestelijk welzijn kunnen worden ondergaan die deels door ziektekostenverzekeraars worden vergoed en waar rust en ontspanning de boventoon zal voeren.
Verweerder heeft naar het oordeel terecht geoordeeld dat het bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan. De omstandigheid dat het om een commercieel bedrijf gaat en deze vorm van gezondheidszorg in 1982 in Nederland nog niet zo'n opgang deed, maakt dit niet anders.
Voor het overige is niet in geschil dat het bouwplan voldoet aan de in artikel 44 van de Woningwet bedoelde voorschriften en verweerder de vergunning derhalve niet alsnog kon weigeren op grond van de Woningwet.
4.2 Strijd met de Habitatrichtlijn.
4.2.1 De Veluwe en de IJsseluiterwaarden zijn bij de Europese Commissie in het kader van de Habitatrichtlijn (92/43 EEG) aangemeld als speciale beschermingszones.
De Veluwe en de IJssel zijn bij besluiten van 24 maart 2000 ter uitvoering van de Vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG) door de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij ook aangewezen als speciale beschermingszones in de zin van die richtlijn (voor de IJssel gewijzigd bij besluit van 25 april 2003) .
In beroep heeft eiseres haar grieven in relatie tot Habitatrichtlijn aldus verwoord dat uit die richtlijn de opdracht aan de lidstaten voortvloeit om tot een coherent netwerk van aaneengesloten natuurgebieden te komen, hetgeen in Nederland onder meer tot uitdrukking gebracht in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), waarin de Hattemse Poort met het Kiboterrein ligt en realisering van het bouwplan in strijd is met die opdracht.
Mr. Kobossen heeft namens de derde partij gesteld dat artikel 44 van de Woningwet er aan in de weg staat dat een bouwvergunning wordt geweigerd op de grond dat het bouwplan strijd is met de Vogel- of de Habitatrichtlijn, terwijl het bouwplan voldoet aan de in artikel 44 van de Woningwet bedoelde voorschriften.
4.2.2 In beginsel kunnen Europese richtlijnen het limitatief -imperatieve stelsel van de Woningwet doorkruisen. Dit is het geval wanneer de betreffende richtlijn directe werking heeft.
Blijkens de rechtspraak van het Hof van Justitie moet ter bepaling van de werking van een richtlijn een onderscheid worden gemaakt tussen een correcte en een incorrecte implementatie van die richtlijn. In geval van correcte implementatie bereikt de werking van een richtlijn de particulieren via de door de betrokken Lid-Staat getroffen uitvoerings-maatregelen.
Slechts indien een richtlijn, na afloop van de implementatieperiode, niet, niet tijdig of onjuist is geïmplementeerd, kan een particulier een rechtstreeks beroep op die richtlijn doen en dan nog alleen op de bepalingen van de richtlijn die onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig bepaald zijn (Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen 19 januari 1982, Becker, 8/81, Jurisprudentie 1982, blz. 53). Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie dienen de rechterlijke instanties van de Lid-Staten de rechtsbescherming te verzekeren die voor de justitiabelen uit de rechtstreekse werking van het gemeenschapsrecht voortvloeit (Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen 14 december 1995, Peterbroeck).
Toegespitst op de toepassing van artikel 44 Woningwet zijn Prof.dr. CH.W. Backes in de De Gemeentestem van juni 2000 no. 7121. blz. 304 onder punt 3.1.2 en de president van de rechtbank Zwolle in een uitspraak van 19 juli 2000 (LJN AA6747) uitgegaan van rechtstreekse werking.
Bij uitspraak van 27 maart 2002 (LJN AE0731) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak, in het licht van de omstandigheid dat de Habitatrichtlijn in Nederland nog niet door middel van algemeen verbindende voorschriften correct is geïmplementeerd aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen de vraag voor gelegd of artikel 6, tweede, respectievelijk derde lid, van die richtlijn rechtstreeks werken, in die zin dat particulieren zich daarop voor de nationale rechter kunnen beroepen en die rechter de rechtsbescherming moet verlenen die voor de justitiabelen uit de rechtstreekse werking voortvloeit.
Het Hof heeft die vraag nog niet beantwoord.
De rechtbank ziet geen aanleiding de uitspraak op het beroep aan te houden in afwachting van het antwoord van het Hof, nu de rechtbank van oordeel is dat het bouwplan niet in strijd is met de Habitatrichtlijn en derhalve ook ingeval van directe werking van die richtlijn het beroep geen doel kan treffen.
4.2.3 Ingevolge artikel 3 van de Habitatrichtlijn draagt elke Lid-Staat bij aan de totstandkoming van Natura 2000, zijnde een coherent ecologisch netwerk, en wijst daartoe bij een wettelijk, bestuursrechtelijk en /of op een overeenkomst berustend besluit (speciale beschermings-) gebieden aan van communautair belang waarin de instandhoudingsmaatregelen worden toegepast die nodig zijn om de natuurlijke habitats en/of populaties van de soorten waarvoor het gebied is aangewezen in een gunstige staat van instandhouding te behouden of te herstellen.
In artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn is bepaald dat de Lid-Staten passende maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de natuurlijke habitats van soorten in de speciale beschermingszones niet verslechtert en er geen storende factoren optreden voor de soorten waarvoor de zones zijn aangewezen voor zover die factoren, gelet op de doelstellingen van deze richtlijn, een significant effect zouden kunnen hebben.
Ingevolge artikel 6, derde lid, van deze richtlijn, voor zover hier van belang, wordt voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van het gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor zo'n gebied, een passende beoordeling gemaakt van de gevolgen voor het gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen van dat gebied.
Gelet op de conclusies van de beoordeling van de gevolgen voor het gebied en onder voorbehoud van het bepaalde in lid 4, geven de bevoegde nationale instanties slechts toestemming voor dat plan of project nadat zij de zekerheid hebben verkregen dat het de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied niet zal aantasten.
Ingevolge artikel 6, vierde lid, voor zover hier van belang, neemt de Lid-Staat, indien een plan of project, ondanks negatieve conclusies van de beoordeling van de gevolgen voor het gebied, bij ontstentenis van alternatieve oplossingen, om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, toch moet worden gerealiseerd, alle nodige compenserende maatregelen om te waarborgen dat de algehele samenhang van Natura 2000 bewaard blijft.
Ten tijde van het bestreden besluit was de communautaire lijst als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Habitatrichtlijn nog niet vastgesteld, zodat de bepalingen van artikel 6, tweede, derde en vierde lid, gezien artikel 4, vijfde lid, in zoverre nog niet golden.
4.2.4 Bij brief van 7 april 2003 heeft Bureau Waardenburg, adviseurs voor ecologie en milieu aan verweerder meegedeeld dat op basis van het veldbezoek en expert-kennis over de ecologie en verspreiding van beschermde diersoorten gesteld kan worden dat bij het bebouwen van het Kibo terrein zowel de Vogelrichtlijn als de Habitatrichtlijn "niet van toepassing" zijn.
"Gezien de ligging van het Kiboterrein ten opzichte van de Apeldoornseweg, Hattem en de sbz Veluwe valt geen externe invloed te verwachten van de beoogde veranderingen op de vogelwaarde van de sbz Veluwe.
Gezien de ligging van het Kiboterrein ten opzichte van het terrein van de papierfabriek, een golfbaan en de ten oosten hiervan gelegen sbz IJssel en aangrenzende uiterwaarden valt geen enkel (extern) effect te verwachten van de voorgenomen bouwactiviteiten op de natuurwaarden van de sbz IJssel", aldus Waardenburg.
4.2.5 Eiseres heeft deze beide conclusies als zodanig niet bestreden doch vooral het belang van de Hattemse Poort - waar het Kibo-terrein deel van uit maakt - benadrukt als migratiegebied tussen de sbz Veluwe en de sbz IJssel.
Eiseres heeft daarbij gewezen op het verkennend onderzoeksrapport van de provincie Gelderland "Ecologische poorten Veluwe" dat op hoofdlijnen inzicht geeft in de ligging van unieke poortgebieden die de samenhang tussen grote natuursystemen moeten herstellen en als migratiezone voor veel diersoorten moeten fungeren, waaronder edelherten, dassen, vogels, amfibieën, reptielen en vlinders.
In dat verkennende rapport is ten aanzien van dit terrein vermeld:
" In het huidige streekplan staat dat dichtslibbing van de overgang van het CVN naar de randgebieden wordt tegengegaan'. Binnen de Hattemse Poort is in dat kader bijzondere planologische aandacht nodig voor het gebied tussen Berghuizen en de Hezenberg langs de provinciale weg tussen Wapenveld en Hattem (de Groteweg). De groene corridor tussen het CVN en de IJssel moet open worden gehouden dan wel opener gemaakt. Het zogenaamde KIBO-terrein is de laatste kansrijke mogelijkheid om hier de uitwisseling van Edelhert tussen CVN en uiterwaarden te realiseren. De bestemming van dit perceel, dat nu als natuurterrein erbij ligt maar dat niet als zodanig is bestemd moet dan ook dienovereenkomstig worden aangepast. Met deze maatregel staat of valt de ambitie om het leefgebied van Edelhert te vergroten naar de IJssel en daarmee ook de realisering van de Robuuste Verbinding.
Deze 'flessenhals' in de poort kan ruimer bemeten worden, wanneer een deel van het aan de noordzijde grenzende complex van golfterrein en sportpark ook een bestemming natuurgebied kan krijgen. Voor het functioneren van de poort is het eveneens van belang om het bosgebied ten westen van de provinciale weg tussen 't Berghuis en Gelderskamp te vrijwaren van dichtslibbing door bebouwing."
En: " Om het poortgebied te ontwikkelen èn te laten fungeren als corridor voor o.a. Edelhert is verwerving en herinrichting nodig van het gebied ten noorden van de papierfabriek Berghuizen. Het Kibo-terrein - thans natuurgebied maar bestemd voor bebouwing - dient natuurgebied te blijven. Dat zou ook zonder uitbreiding van leefgebied voor Edelhert al moeten omdat deze smalle strook tussen CVN en Hoenwaard nu fungeert als de laatste verbindingszone voor Das (er ligt een dassen tunnel) en Ree.
Aangezien de Hattemse Poort bovendien een cruciale schakel is in de Robuuste Verbinding van Veluwe naar Salland en uiteindelijk Duitsland, zijn ingrijpende aanpassingen nodig."
Dit rapport is geen beleidsnota, maar het openbaar bestuur heeft wel getracht het Kibo-terrein aan te kopen om het voor natuur te bestemmen. Die poging is mislukt omdat geen overeenstemming kon worden bereikt over de koopprijs.
De minister van LNV heeft naar aanleiding van Kamervragen op 14 februari 2003 gesteld dat het KIBO-terrein een onbebouwd bosperceel is dat een schakel vormt in de mogelijke robuuste verbindingszone van de Noordoost-Veluwe met de IJsseluiterwaarden, via het dal van de Veluwe doorlopend naar de Sallandse Heuvelrug. De mogelijke Robuuste Verbinding van de Veluwe, doorlopend naar bosgebieden in Duitsland loopt echter zuidelijker, via de Havikerwaard, aldus de minister. "Over de ligging en uitvoering van de robuuste verbindingen moet nog bestuurlijk overleg en besluitvorming plaatsvinden. Het gebied maakt geen deel uit van de begrensde EHS of Vogel/Habitatrichtlijngebieden. De mogelijke robuuste verbindingszone zal na bebouwing waarschijnlijk niet via deze schakel kunnen plaatsvinden. Het vigerend bestemmingsplan is niet strijdig met vigerend rijksbeleid."
In beroep heeft eiseres een op haar verzoek door de Vereniging Das en Boom opgesteld rapport met als titel "Onderzoek naar de waarde van het Kibo-terrein voor dassen" in het geding gebracht, waarin niet wordt gerept over de sbz Veluwe en de sbz IJssel, doch vooral het belang van het Kibo-terrein als onderdeel van een (toekomstige) migratiezone wordt benadrukt.
4.2.6 Eiseres stelt dat uitvoering van het bouwplan significante gevolgen zal hebben voor een gebied tussen beschermingszones.
Nu gesteld noch gebleken is dat realisering van het bouwplan die gevolgen kan hebben binnen de beschermingszones en gesteld noch gebleken is dat de sbz Veluwe of de sbz IJssel, gelet op de daarvoor te hanteren maatstaven, mede de Hattemse Poort behoort te omvatten, kan niet worden gezegd dat het bestreden besluit in strijd met de Habitatrichtlijn is genomen. De omstandigheid dat aankoop en herbestemming van het Kibo-terrein tezamen met andere maatregelen kan bewerkstelligen dat dan alsnog aan de maatstaven voor aanwijzing van de Hattemse Poort als beschermingszone wordt voldaan, kan niet leiden tot het oordeel dat het bestreden besluit in strijd met het gemeenschapsrecht is genomen.
Het beroep kan derhalve ook ingeval van rechtstreekse werking van de Habitatrichtlijn geen doel treffen en is dan ook ongegrond.
4.2.7 Voor een veroordeling in de proceskosten zijn geen termen aanwezig.
5. Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
- verklaart het beroep ongegrond.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
Aldus gegeven door mr. J.A. Lok en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.