ECLI:NL:RBZUT:2004:AO6327

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
24 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/010432-03
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Elders
  • A. van Apeldoorn
  • Bierbooms
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling klusjesman van zorginstelling wegens ontucht met bewoners

Op 24 maart 2004 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een klusjesman die werkzaam was bij een zorginstelling. De verdachte werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met twee bewoners van de instelling, van wie hij wist dat zij niet in staat waren om hun wil te bepalen of daartegen weerstand te bieden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 18 juni 2003 en in de periode van 1 november 2002 tot en met 9 december 2002 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met deze slachtoffers. De rechtbank nam in overweging dat de slachtoffers kwetsbaar waren en dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn positie. De verdachte ontkende aanvankelijk de beschuldigingen, maar zijn verklaringen werden als leugenachtig beoordeeld door de rechtbank. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf op van 8 maanden, met daarnaast een taakstraf van 240 uren. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en besloot dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich binnen de proeftijd van 2 jaar opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/010432-03
Uitspraak d.d.: 24 maart 2004
Tegenspraak / dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 maart 2004.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 juni 2003 in de gemeente Apeldoorn, met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het betasten en/of likken van/aan de borst(en) en/of vagina van die [slachtoffer] en/of het kussen/zoenen van die [slachtoffer] en/of het tonen van zijn geslachtsdeel aan die [slachtoffer] (en/of het vragen of die [slachtoffer] zijn, verdachtes, geslachtsdeel wil vasthouden/vastpakken/betasten en/of het vragen of die [slachtoffer] hem, verdachte, wil aftrekken);
art 247 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2002 tot en met 28 januari 2003 in de gemeente Apeldoorn, (telkens) met [slachoffer 2], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer 2] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer 2] niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, (telkens) bestaande uit het betasten/aanraken van de borst(en) en/of vagina van die [slachtoffer 2] en/of het tonen van zijn, verdachtes, geslachtsdeel aan die [slachtoffer 2];
art 247 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, worden deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
De raadsman heeft aangevoerd dat een vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde feit geïndiceerd is op grond van het interne onderzoek door Stichting Philadelphia.
De rechtbank stelt vast dat het in feit 2 genoemde slachtoffer [slachoffer 2] in overleg met de leiding van Stichting Philadelphia aanvankelijk heeft aangegeven dat de aangifte niet hoefde te leiden tot vervolging van verdachte, maar dat zij op 30 juli 2003 uitdrukkelijk haar wens te kennen heeft gegeven dat alsnog tot vervolging van verdachte zou worden overgegaan.
Het doen van aangifte door [slachoffer 2] staat los van het interne onderzoek en de naar aanleiding van dat onderzoek aan verdachte gedane mededeling door de leiding van Stichting Philadephia dat er zou worden afgezien van aangifte.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 18 juni 2003 in de gemeente Apeldoorn, met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het betasten en likken van de borsten en het betasten van de vagina van die [slachtoffer] en het zoenen van die [slachtoffer] en het tonen van zijn geslachtsdeel aan die [slachtoffer] en het vragen of die [slachtoffer] zijn, verdachtes, geslachtsdeel wil vasthouden en het vragen of die [slachtoffer] hem, verdachte, wil aftrekken;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 1 november 2002 tot en met 9 december 2002 in de gemeente Apeldoorn, met [slachoffer 2], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer 2] aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer 2] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, telkens ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het betasten/aanraken van de borsten en/of vagina van die [slachtoffer 2] en/of het tonen van zijn, verdachtes, geslachtsdeel aan die [slachtoffer 2].
De rechtbank heeft bij de bewezenverklaring in aanmerking genomen dat verdachte kennelijk leugenachtig heeft verklaard. Verdachte heeft in onderdelen van zijn verklaringen aanvankelijk uitdrukkelijk ontkend, maar nadat hij werd geconfronteerd met andere gegevens is hij op die aanvankelijke ontkenning ten dele teruggekomen of heeft hij daarover een onaannemelijke verklaring gegeven. Met name de uitleg van verdachte over het (mogelijk) kunnen zien van verdachtes geslachtsdeel door aangeefster [slachtoffer]s springt daarbij in het oog.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. met iemand van wie hij weet dat deze niet in staat is zijn wil te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden ontuchtige handelingen plegen;
2. met iemand van wie hij weet dat deze niet in staat is zijn wil te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf met daarnaast een taakstraf als na te melden - met welke strafmodaliteit verdachte heeft ingestemd - op zijn plaats. Bedoelde taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte uitsluitend ten behoeve van zijn eigen seksuele behoeften inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn slachtoffers. Verdachte was werkzaam bij een woonvoorziening voor personen met verstandelijke beperkingen en wist dat zijn slachtoffers weinig weerbaar waren. Desondanks heeft hij op verwerpelijke wijze situaties gecreëerd waarin het misbruik mogelijk was.
De rechtbank acht de voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1. met iemand van wie hij weet dat deze niet in staat is zijn wil te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden ontuchtige handelingen plegen;
2. met iemand van wie hij weet dat deze niet in staat is zijn wil te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
Verklaart de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.
Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen.
Beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van 2 uur per dag.
Aldus gewezen door mrs. Elders, voorzitter, Van Apeldoorn en Bierbooms, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 maart 2004.
Mr. Bierbooms is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.