ECLI:NL:RBZUT:2004:AO6928

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
26 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06-042280-03
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Buijs
  • A. Kuiken
  • J. Eijkelestam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door te hard rijden en alcoholgebruik

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 26 maart 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 16 augustus 2003 in de gemeente Epe een dodelijk verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, als bestuurder van een personenauto, reed met een snelheid van ongeveer 180 kilometer per uur op de A50, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 120 kilometer per uur was. Bovendien had hij kort voor het ongeval een aanzienlijke hoeveelheid alcohol gedronken, wat resulteerde in een alcoholgehalte van 0,99 milligram per milliliter bloed. Dit gedrag leidde tot een aanrijding met een voor hem rijdende vrachtauto, waarbij een passagier in zijn auto, [naam passagier], om het leven kwam.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zodanig onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen dat dit heeft geleid tot het fatale ongeval. De verdachte werd schuldig bevonden aan het handelen in strijd met artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij hij in een toestand verkeerde zoals bedoeld in artikel 8 van dezelfde wet. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de gevolgen voor de nabestaanden en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

De rechtbank legde een taakstraf op van 240 uren, met de voorwaarde dat bij niet-naleving vervangende hechtenis van 120 dagen zou worden toegepast. Daarnaast werd de verdachte de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen ontzegd voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De uitspraak benadrukt de ernst van verkeersdelicten, vooral wanneer alcoholgebruik en snelheidsovertredingen samenkomen, en de blijvende impact die dergelijke incidenten hebben op de betrokkenen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06-042280-03
Uitspraak d.d.: 26 maart 2004
tegenspraak/ dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres]
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 maart 2004.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 augustus 2003 in de gemeente Epe, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), heeft gereden over de weg, (de A50), terwijl de omstandigheden als volgt waren:
- ter plaatse was voormelde weg een autosnelweg en/of
- ter plaatse gold voor verdachte een maximumsnelheid van 120 kilometer per uur en/of
- hij -verdachte- had (kort) voor het ongeval een (grote) hoeveelheid alcoholhoudende drank gedronken en/of
- in de door verdachte bestuurde auto bevond zich een passagier [naam passagier]
Hij -verdachte- heeft zich, gelet op voornoemde omstandigheden, toen daar zodanig gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend te rijden, welk rijgedrag hieruit heeft bestaan dat hij:
- heeft gereden met een snelheid van ongeveer 180 kilometer per uur, althans met een snelheid die hoger was dan de aldaar voor verdachte geldende maximumsnelheid van 120 kilometer per uur, althans met een snelheid die te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse en/of
- in slaap is gevallen, althans zijn ogen (kort) heeft gesloten en/of
- niet voortdurend in staat is geweest de handelingen te verrichten die van hem werden geëst en/of niet in staat is geweest zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was,
waarbij hij -verdachte- met het door hem bestuurde motorrijtuig tegen een voor hem rijdende auto (vrachtauto) is gebotst, aangereden en/of aangegleden, waardoor [naam passagier] is overleden, althans ten gevolge van het verkeersongeval zwaar lichamelijk letsel (te weten hersenletsel en/of één of meer fracturen in het gezicht) heeft bekomen,
zulks terwijl voornoemd feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij -verdachte- verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 en/of hij -verdachte- de krachtens de
Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde maximumsnelheid van 120 kilometer per uur in ernstige mate heeft overschreden, immers reed verdachte met een snelheid van ongeveer 180 kilometer per uur, in ieder geval met een (veel) te hoge
snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
ALTHANS, dat
A
hij op of omstreeks 16 augustus 2003 in de gemeente Epe, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit motorrijtuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed
bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 0,99 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
Artikel 8 lid 2 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994
en/of
B
hij op of omstreeks 16 augustus 2003 in de gemeente Epe, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), heeft gereden over de weg, (de A50), waarbij hij:
- heeft gereden met een snelheid van ongeveer 180 kilometer per uur, althans met een snelheid die hoger was dan de aldaar voor verdachte geldende maximumsnelheid van 120 kilometer per uur, althans met een snelheid die te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse en/of - in slaap is gevallen, althans zijn ogen (kort) heeft gesloten en/of
- niet voortdurend de handelingen heeft verricht die van hem werden geëist en/of niet in staat is geweest het door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers is hij -verdachte- met het door hem bestuurde motorrijtuig tegen een voor hem rijdende auto (vrachtauto) gebotst, aangereden en/of aangegleden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
artikel 5 Wegenverkeerswet 1994
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 16 augustus 2003 in de gemeente Epe, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), heeft gereden over de weg, (de A50), terwijl de omstandigheden als volgt waren:
- ter plaatse was voormelde weg een autosnelweg en
- ter plaatse gold voor verdachte een maximumsnelheid van 120 kilometer per uur en
- hij -verdachte- had kort voor het ongeval een grote hoeveelheid alcoholhoudende drank gedronken en
- in de door verdachte bestuurde auto bevond zich een passagier ([naam passagier]).
Hij -verdachte- heeft zich, gelet op voornoemde omstandigheden, toen daar zodanig gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door zeer onvoorzichtig en onoplettend te rijden, welk rijgedrag hieruit heeft bestaan dat hij:
- heeft gereden met een snelheid van ongeveer 180 kilometer per uur en
- zijn ogen (kort) heeft gesloten en
- niet voortdurend in staat is geweest de handelingen te verrichten die van hem werden geëist en niet in staat is geweest zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was,
waarbij hij -verdachte- met het door hem bestuurde motorrijtuig tegen een voor hem rijdende auto (vrachtauto) is aangereden, waardoor [naam passagier] is overleden, zulks terwijl voornoemd feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij -verdachte- verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 en hij -verdachte- de krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde maximumsnelheid van 120 kilometer per uur in ernstige mate heeft overschreden, immers reed verdachte met een snelheid van ongeveer 180 kilometer per uur;
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf: handelen in strijd met artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en de schuldige verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en het feit mede is veroorzaakt doordat de schuldige een krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een taakstraf als na te melden - met welke strafmodaliteit verdachte heeft ingestemd - op zijn plaats. Deze taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat door de handelwijze van verdachte een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, tengevolge waarvan [naam passagier] is gedood. Dit onomkeerbare gevolg zal blijvend leed en gevoelens van onmacht bij de nabestaanden van [naam passagier] tot gevolg hebben. Een strafoplegging, in welke vorm dan ook, zal dat leed nimmer ongedaan kunnen maken.
Kennelijk heeft verdachte, gezien zijn lichtzinnig en onverantwoord verkeersgedrag en de omstandigheid dat hij onder invloed van alcohol is gaan deelnemen aan het verkeer, zich de ernstige gevaarzetting van de combinatie alcoholgebruik en deelname aan het verkeer niet danwel onvoldoende gerealiseerd.
Verder heeft de rechtbank laten meewegen dat verdachte ernstig gebukt gaat onder de gevolgen van dit ongeval, zijn schuldbewuste en oprechte houding ter terechtzitting en zijn duidelijke betrokkenheid bij de nabestaanden van het slachtoffer [naam passagier].
Gelet op de ernst en de omstandigheden van dit geval - zoals hiervoor al aangegeven - acht de rechtbank, gelet op de preventieve werking die van een dergelijke straf uitgaat, alsmede het vergeldend element dat eveneens met deze strafoplegging wordt beoogd, het daarnaast onvermijdelijk dat een ontzegging van de rijbevoegdheid wordt opgelegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf handelen in strijd met artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en de schuldige verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Verklaart de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 30 maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van deze bijkomende straf, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Stichting CAD, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt.
Aldus gewezen door mrs. Buijs, voorzitter, en Kuiken en Eijkelestam, rechters, in tegenwoordigheid van Kok, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 maart 2004.