ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
31 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/060115-03
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Elders
  • Van Beuge
  • Van Apeldoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor heling van vervalste paspoorten en valsheid in geschrift

Op 31 maart 2004 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het verwerven, voorhanden hebben en overdragen van vervalste paspoorten, alsook van valsheid in geschrift. De verdachte, geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] en wonende te [adres], werd ervan beschuldigd op of omstreeks 29 maart 2003 in Almere, samen met anderen of alleen, verschillende paspoorten te hebben verworven, waarvan hij wist dat deze door misdrijf verkregen waren. De tenlastelegging omvatte onder andere een Nederlands paspoort op naam van [naam 1], een nationaal paspoort van de Verenigde Staten op naam van [naam 2], en meerdere andere paspoorten op naam van verschillende personen. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het in bezit hebben van reisdocumenten waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze vals of vervalst waren.

De rechtbank heeft op basis van het onderzoek tijdens de zittingen van 14 januari en 17 maart 2004 vastgesteld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de hem ten laste gelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzetheling had gepleegd, meermalen, en dat hij in het bezit was van vervalste reisdocumenten. Ook werd vastgesteld dat hij op 14 juli 2003 een aangifte van vermissing van een reisdocument valselijk had opgemaakt. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte over de herkomst van de paspoorten niet geloofwaardig en concludeerde dat de verdachte door zijn handelen het vertrouwen in de echtheid van geschriften had aangetast.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, zou in mindering worden gebracht op de opgelegde straf. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, waaronder artikelen die betrekking hebben op opzetheling en valsheid in geschrift.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/060115-03
Uitspraak d.d.: 31 maart 2004
tegenspraak / onip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres]
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 14 januari en 17 maart 2004.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 maart 2003 te gemeente Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, na te noemen goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof, te weten:
- een Nederlands paspoort op naam van [naam 1] en/of
- een nationaal paspoort van de Verenigde Staten van Amerika op naam van [naam 2] en/of
- een Nederlands paspoort op naam van [naam 3] en/of
- een Nederlands paspoort op naam van [naam 4] en/of
- een Engels paspoort op naam van [naam 5] en/of
- een Engels paspoort op naam van [naam 6];
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht leiden:
hij op of omstreeks 29 maart 2003 te gemeente Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, na te noemen goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat/die na te noemen goeder(en) redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof, te weten:
- een Nederlands paspoort op naam van [naam 1] en/of
- een nationaal paspoort van de Verenigde Staten van Amerika op naam van [naam 2] en/of
- een Nederlands paspoort op naa[naam 3] en/of
- een Nederlands paspoort op naam van [naam 4] en/of
- een Engels paspoort op naam van [naam 5] en/of
- een Engels paspoort op naam van [naam 6];
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 29 maart 2003 te gemeente Almere in het bezit was van één of meer reisdocumenten, te weten:
een Nigeriaans paspoort nummer [xxxxx] en/of een Nigeriaans paspoort nummer [xxxxx] en/of een Nederlands paspoort nummer [xxxxx], waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het/de reisdocumenten
vals of vervalst was, bestaande de valsheid of vervalsing hieruit dat op die paspoort(en) een foto was aangebracht die moest doorgaan voor de foto van verdachte;
art 231 lid 2 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 14 juli 2003 in de gemeente Almere een aangifte vermissing reisdocument - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte
valselijk op dat formulier ingevuld en/of laten invullen dat hij, verdachte, zijn portemonnee met daarin zijn paspoort en/of identiteitskaart en/of rijbewijs is verloren, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken
of door anderen te doen gebruiken;
(blz. 156 ev stampv)
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 29 maart 2003 te gemeente Almere, na te noemen goederen voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof, te weten:
- een Nederlands paspoort op naam van [naam 1] en
- een nationaal paspoort van de Verenigde Staten van Amerika op naam van [naam 2] en
- een Nederlands paspoort op naa[naam 3] en
- een Nederlands paspoort op naam van [naam 4] en
- een Engels paspoort op naam van [naam 5] en
- een Engels paspoort op naam van [naam 6];
2.
hij op 29 maart 2003 in de gemeente Almere in het bezit was van reisdocumenten, te weten:
een Nigeriaans paspoort nummer [xxxxx] en een Nederlands paspoort nummer [xxxxx], waarvan hij wist dat de reisdocumenten vervalst waren, bestaande de vervalsing hieruit dat op die paspoorten een foto was aangebracht die
moest doorgaan voor de foto van verdachte;
3.
hij op 14 juli 2003 in de gemeente Almere een aangifte vermissing reisdocument - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte valselijk op dat formulier
ingevuld en/of laten invullen dat hij, verdachte, zijn portemonnee met daarin zijn paspoort en identiteitskaart is verloren, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Bewijsverweren feit 1
Naar het oordeel van de rechtbank is het bestaan van [naam], aan wie verdachte het bezit van de paspoorten toeschrijft, niet aannemelijk geworden. Gelet op de samenhang met de andere bewezen verklaarde feiten en mede gelet op de verklaring van [naam medebewoner], die in de onderhavige periode bij verdachte heeft ingewoond, die geen persoon genoemd [naam] aldaar heeft aangetroffen en die evenmin ooit van deze naam heeft gehoord, acht de rechtbank de verklaring van verdachte op dat punt niet geloofwaardig.
Namens verdachte is voorts aangevoerd dat de omstandigheid dat de paspoorten op naam van [naam 1], [naam 6] en [naam 5] vervalste paspoorten zijn, niet met zich meebrengt dat zij door misdrijf zijn verkregen. De rechtbank acht dit verweer niet relevant. De omstandigheid dat verdachte diverse paspoorten van andere personen voorhanden had, die niet geretourneerd zijn aan de houder c.q. de verstrekkende staat, ongeacht of deze paspoorten vermist en verduisterd dan wel gestolen zijn, brengt naar het oordeel van de rechtbank met zich dat deze niet anders dan door misdrijf verkregen kunnen zijn. Dat hiervan wellicht geen aangifte is gedaan, doet daaraan niet af. Het feit dat er mogelijk andere foto's dan die van de oorspronkelijke houder op enkele van deze paspoorten zijn aangebracht, is naar het oordeel van de rechtbank voor het ten laste gelegde delict niet van betekenis. Evenmin is noodzakelijk dat de rechtbank zich buigt over de vraag of de paspoorten vermist, verduisterd dan wel gestolen zijn.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
feit 1 primair: opzetheling, meermalen gepleegd;
feit 2: in het bezit zijn van een reisdocument waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat het vals of vervalst is, meermalen gepleegd;
feit 3: valsheid in geschrift.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat door het handelen van verdachte het vertrouwen, dat in het maatschappelijk verkeer in de echtheid van bepaalde geschriften moet kunnen worden gesteld, is aangetast. Bovendien levert verdachte door het voorhanden hebben en voor anderen beschikbaar maken van identiteitspapieren een bijdrage aan het illegale verkeer van personen tussen landen. Zo is verdachte in het bezit geweest van een tweetal vervalste paspoorten die op zijn naam stonden en heeft hij na inbeslagneming van zijn identiteitspapieren geprobeerd valselijk nieuwe identiteitspapieren van de Nederlandse autoriteiten te verkrijgen. Daarnaast heeft verdachte een zestal vervalste of vermiste paspoorten in zijn bezit gehad.
De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenis-straf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 57, 225, 231 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
feit 1 primair: opzetheling, meermalen gepleegd;
feit 2: in het bezit zijn van een reisdocument waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat het vals of vervalst is, meermalen gepleegd;
feit 3: valsheid in geschrift.
Verklaart de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 3 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mr. Elders, voorzitter, mrs. Van Beuge en Van Apeldoorn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Bruijn-van der Sluijs, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 maart 2004.