RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/060056-04
Uitspraak d.d.: 25 mei 2004
Tegenspraak / dip
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres],
thans verblijvende in de Henriëtte Hartsenkliniek, Piet Heinstraat 27 te Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 mei 2004.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 4 februari 2004 in de gemeente Zutphen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer1] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer1] met een mes in de rug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
zij op of omstreeks 04 februari 2004 in de gemeente Zutphen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer1] met een mes in de rug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
zij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 07 september 2003 in de gemeente Zutphen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer2] van het leven te beroven, (telkens) met dat opzet die [slachtoffer2] met een schaar en/of een mes,
althans een scherp voorwerp (in) de (rechter)schouder en/of het gezicht heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
zij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 07 september 2003 in de gemeente Zutphen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer2], (telkens) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer2] met een schaar en/of een mes, althans een scherp voorwerp (in) de (rechter)schouder en/of het gezicht te steken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(parketnummer 06/850223-03)
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan. Zij overweegt in dit verband dat haar te weinig gegevens bekend zijn omtrent de aard van de schaar die zou zijn gebruikt, terwijl er voorts geen gegevens bekend zijn over de wijze van steken met de schaar en het mes in combinatie met de kans op het toebrengen van dodelijk letsel.
De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 subsidiair ten las-te gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
zij op 4 februari 2004 in de gemeente Zutphen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer1] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer1] met een mes in de rug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. subsidiair:
zij op tijdstippen 07 september 2003 in de gemeente Zutphen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer2], telkens opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer2] met een schaar en een mes in de rechterschouder en/of het gezicht te steken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Aangaande het onder 1 bewezen verklaarde opzet overweegt de rechtbank dat de bewijsmiddelen, in samenhang bezien met de aard van de gedraging, redelijkerwijs geen andere conclusie toelaten dan dat verdachte zich tenminste willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zij door haar handelen aan [slachtoffer1] dodelijk letsel zou toebrengen.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1 primair: poging tot doodslag;
2 subsidiair: poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aanne-melijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden.
Verdachte verkeerde telkens onder invloed van alcohol- en medicijngebruik toen zij op agressieve wijze de confrontatie zocht met haar latere slachtoffers. Zij heeft zich daarbij schuldig gemaakt aan grof geweld en op haar slachtoffers ingestoken.
Met name in een ruzie, waar zij zelf part nog deel aan had, heeft zij het slachtoffer [slachtoffer1] van achteren benaderd en hem met een mes een verwonding toegebracht die fataal hadden kunnen zijn.
Het is algemeen bekend dat delicten als de onderhavige voor de slachtoffers zeer ernstige gevolgen kunnen hebben en bovendien sterk bijdragen aan de in de maatschappij levende gevoelens van onveiligheid.
De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal daaraan een bijzondere voorwaarde verbinden.
In beslag genomen voorwerpen
Het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een vleesmes, met betrekking tot welke het onder 1 bewezenverklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Nu er geen strafvorderlijk belang meer aanwezig is dat zich daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van het voorwerp, te weten een rose truitje, merk Casual, aan de veroordeelde.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer1] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van EUR 517,-- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot een bedrag van EUR 27,50 voor materiële schade en tot een bedrag van EUR 350,-- voor immateriële schade, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
De rechtbank zal de benadeelde partij met betrekking tot de post "fysiotherapie" niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu dit deel van de vordering wordt betwist en de rechtbank van oordeel is dat dit deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan derhalve dit deel van haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36b, 36c, 36f, 45, 57, 287 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het 1 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 8 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Zutphen, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook indien zulks inhoudt dat veroordeelde zich ambulant dient te laten behandelen bij de Henriëtte Hartsenkliniek te Zutphen of een andere door de Stichting Reclassering Nederland aan te wijzen instelling.
Beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een vleesmes.
Gelast de teruggave van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp aan veroordeelde, te weten:
een rose truitje, merk Casual.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer1], [adres], bankrek.nr. [bankrekeningnummer], van een bedrag van EUR 377,50, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1], een bedrag te betalen van EUR 377,50, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 7 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Aldus gewezen door mrs. Maanicus, voorzitter, Elders en Van Gelein Vitringa, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 mei 2004.
Mrs. Maanicus en Van Gelein Vitringa zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.