ECLI:NL:RBZUT:2004:AP0260

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
26 mei 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/060052-04
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Van Lookeren Campagne
  • mr. De Bie
  • mr. Van Apeldoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing op de openbare weg door meerdere personen met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 26 mei 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van afpersing. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], heeft op of omstreeks 1 februari 2004 te 's-Heerenberg, samen met een of meerdere mededaders, [slachtoffer] gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 100 euro. Dit gebeurde door middel van geweld en bedreiging met geweld op de openbare weg. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en haar mededader de aangeefster hebben gedwongen uit haar auto te komen en haar hebben bedreigd met woorden die duidden op ernstige gevolgen als zij niet zou meewerken. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en getuigen als bewijs gebruikt, evenals de gedeeltelijk bekennende verklaring van de verdachte zelf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was, aangezien er geen omstandigheden waren die haar strafbaarheid uitsloten. De rechtbank heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, naast een taakstraf van 200 uren, en een schadevergoeding van 500 euro aan de benadeelde partij. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking was gekomen, wat in haar voordeel heeft meegewogen. De benadeelde partij werd voor de overige materiële kosten niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat deze niet voldoende waren onderbouwd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/060052-04
Uitspraak d.d.: 26 mei 2004
tegenspraak / dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 mei 2004.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 01 februari 2004 te 's-Heerenberg, gemeente Bergh, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld (op de openbare weg) [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (100 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
- verdachte en/of haar mededader die [slachtoffer] gezegd/gesommeerd heeft uit haar auto te komen/te stappen en/of
- (vervolgens) verdachte en/of haar mededader die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd naar/in de richting van Partycentrum Ter Horst te Netterden en/of een pinautomaat te gaan/te rijden (om geld (van een rekening) te halen) en/of
- verdachte en/of haar mededader gezamenlijk in twee auto's naar de pinautomaat is/zijn gereden (nadat geen geld beschikbaar bleek te zijn bij het Partycentrum) en/of
- verdachte en/of haar mededader die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) (met een/de vuist(en)) heeft/hebben geschopt en/of geslagen tegen het hoofd en/of het lichaam (waardoor die [slachtoffer] met het hoofd tegen de
muur sloeg/raakte) en/of
- verdachte en/of haar mededader bedreigende woorden tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd, zijnde: "Als je nog een keer mij zwart zit te maken, naar de politie gaat of hierover met je ouders praat, dan weet ik je te vinden. Je kunt dan je graf wel graven, maar de volgende keer worden het messen of pistolen";
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
zij op of omstreeks 01 februari 2004 te 's-Heerenberg, gemeente Bergh, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (op de openbare weg) een geld
bedrag (100 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met
geweld hierin bestond(en) dat
- verdachte en/of haar mededader die [slachtoffer] gezegd/gesommeerd heeft uit haar auto te komen/te stappen en/of
- (vervolgens) verdachte en/of haar mededader die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd naar/in de richting van Partycentrum Ter Horst te Netterden en/of een pinautomaat te gaan/te rijden (om geld (van een rekening) te halen) en/of
- verdachte en/of haar mededader gezamenlijk in twee auto's naar de pinautomaat is/zijn gereden (nadat geen geld beschikbaar bleek te zijn bij het Partycentrum) en/of
- verdachte en/of haar mededader die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) (met een/de vuist(en)) heeft/hebben geschopt en/of geslagen tegen het hoofd en/of het lichaam (waardoor die [slachtoffer] met het hoofd tegen de
muur sloeg/raakte) en/of
- verdachte en/of haar mededader bedreigende woorden tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd, zijnde: "Als je nog een keer mij zwart zit te maken, naar de politie gaat of hierover met je ouders praat, dan weet ik je te vinden. Je kunt dan je graf wel graven, maar de volgende keer worden het messen of pistolen";
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op 01 februari 2004 te 's-Heerenberg, gemeente Bergh, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld op de openbare weg [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (100 euro), toebehorende aan [slachtoffer], welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
- verdachte en haar mededader die [slachtoffer] gezegd/gesommeerd hebben uit haar auto te komen/te stappen en
- vervolgens verdachte en haar mededader die [slachtoffer] hebben gezegd naar/in de richting van Partycentrum Ter Horst te Netterden en een pinautomaat te gaan/te rijden (om geld (van een rekening) te halen) en
- verdachte en haar mededader gezamenlijk in twee auto's naar de pinautomaat zijn gereden (nadat geen geld beschikbaar bleek te zijn bij het Partycentrum) en
- verdachte en haar mededader die [slachtoffer] meermalen, met kracht hebben geschopt en met de vuisten geslagen tegen het hoofd en/of het lichaam.
Deze bewezenverklaring is gebaseerd op de navolgende bewijsmiddelen:
- de aangifte door [slachtoffer], pagina 31 e.v. en haar verklaring afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris op 17 maart 2004;
- de verklaring van de als verdachte gehoorde [betrokkene], pagina 44;
- de gedeeltelijk bekennende verklaring van verdachte [verdachte] op pagina 51 e.v. en haar verklaring ter zitting afgelegd: verdachte geeft toe [slachtoffer] geslagen te hebben;
- de verklaring van medeverdachte [medeverdachte], pagina 56.
Omtrent de ontkenning door de verdachte dat zij het slachtoffer heeft gedwongen geld af te geven overweegt de rechtbank als volgt. Aangeefster verklaart bij de rechter-commissaris dat zij, voordat zij in de auto stapten, wist dat van haar verwacht werd dat zij zou pinnen. Zij voelde zich gedwongen om naar 's-Heerenberg te gaan omdat [medeverdachte] bij haar in de auto zat en omdat ze was geslagen. Gelet op de verklaring van aangeefster en [betrokkene] over de positie van verdachte en haar medeverdachte tijdens het pinnen en tevens gelet op het eerdere gewelddadige optreden van verdachte en op de dreigende werking die daarvan uitgegaan moet zijn, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een gedwongen afgifte van het geld.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
primair: afpersing op de openbare weg, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Een persoonlijkheidsonderzoek als door de Reclassering in overweging gegeven, acht de rechtbank niet noodzakelijk.
Oplegging van straf en/of maatregel
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf met daarnaast een taakstraf als na te melden - met welke strafmodaliteit verdachte heeft ingestemd - op zijn plaats. Bedoelde taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte, nadat zij zich 31 januari 's avonds boos had gemaakt op [slachtoffer], die [slachtoffer] samen met haar mededader 's nachts (1 februari) heeft opgewacht en zeer intimiderend heeft bejegend, waarbij die [slachtoffer] is gedwongen geld op te nemen en aan verdachte af te staan. Verdachte heeft voor eigen rechter gespeeld en op gewelddadige wijze een vermeende schuld geïnd, waarvoor haar naar het oordeel van de rechtbank een ernstig verwijt treft.
Anderzijds heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen en dat verdachte er ter zitting blijk van heeft gegeven het foutieve van haar handelen in te zien.
De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer], [adres], girorekeningnummer [girorekeningnummer], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van EUR 500,- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot voormeld bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
De benadeelde partij zal voor de overige materiële kosten niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu deze kosten niet zijn gespecificeerd en onvoldoende zijn onderbouwd.
De benadeelde partij kan haar vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf als hierboven onder de overwegingen vermeld.
Verklaart de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 200 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 dagen.
Beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer], [adres], girorekeningnummer [girorekeningnummer], van een bedrag van EUR 500,-, vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de ten-uitvoer-legging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, verdachte daarvan zal zijn bevrijd.
Verklaart de benadeelde partij voor de overige materiële kosten niet-ontvankelijk in haar vordering.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] voornoemd, een bedrag te betalen van EUR 500,-, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 10 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mr. Van Lookeren Campagne, voorzitter, mrs. De Bie en Van Apeldoorn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Bruijn-van der Sluijs, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 mei 2004.