ECLI:NL:RBZUT:2004:AP8627

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
23 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
57532 HAZA 03-1114
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade aan ondergrondse kabels door kortsluiting in elektriciteitskabel

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zutphen op 23 juni 2004, staat de aansprakelijkheid van Nuon voor schade aan de kabels van KPN centraal. De schade is ontstaan door een brand die het gevolg was van kortsluiting in een elektriciteitskabel van Nuon. KPN vorderde een schadevergoeding van € 16.543,58, vermeerderd met wettelijke rente, en stelde dat Nuon aansprakelijk was op grond van artikel 6:174 BW, dat de bezitter van een opstallen aansprakelijk stelt voor schade die deze aan derden toebrengt. Nuon voerde verweer en stelde dat KPN onnodige risico's had genomen door haar kabels te dicht bij die van Nuon te leggen, en dat KPN zelf verantwoordelijk was voor de schade.

De rechtbank oordeelde dat Nuon als bezitter van de elektriciteitskabels aansprakelijk was voor de schade aan de KPN-kabels, omdat de kabels niet voldeden aan de eisen die men in de gegeven omstandigheden mocht stellen. De rechtbank wees het beroep van Nuon op eigen schuld van KPN af, omdat KPN niet had aangetoond dat zij de kabels op een grotere afstand had kunnen leggen. De rechtbank concludeerde dat de schade aan de KPN-kabels het gevolg was van de kortsluiting in de Nuon-kabels en dat Nuon de herstelkosten moest vergoeden.

De rechtbank veroordeelde Nuon tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en stelde Nuon ook aansprakelijk voor de proceskosten. Dit vonnis bevestigt de aansprakelijkheid van nutsbedrijven voor schade die voortvloeit uit gebrekkige infrastructuur en benadrukt de noodzaak voor zorgvuldigheid bij het aanleggen van kabels.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Rolnummer: 57532 HAZA 03-1114
Uitspraak : 23 juni 2004
Vonnis van de enkelvoudig kamer voor burgerlijke zaken, sector Civiel, in de zaak tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KPN TELECOM B.V.,
gevestigd te ’s-Gravenhage,
eisende partij,
procureur: mr. C.B. Gaaf,
advocaat: mr. M. van Rijn te ‘s-Gravenhage
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NUON INFRASERVICES B.V.,
gevestigd te Zutphen,
gedaagde partij,
procureur: mr. H. Oosterhuis,
advocaat: mr. F.J. van Velsen te Haarlem
Partijen worden in dit vonnis mede aangeduid als KPN en Nuon.
1. Het verdere verloop van de procedure
Dit verloop blijkt uit:
­ het vonnis van 21 januari 2004
­ het proces-verbaal van de op 28 april 2004 gehouden comparitie van partijen
­ het verzoek om vonnis.
2. De vaststaande feiten
1.1 Op 30 april 2001 zijn te Amsterdam Zuid-Oost aan de Provincialeweg ter hoogte van KMP-punt 2.7 diverse buizen en glasvezelkabels van KPN gesmolten ten gevolge van brand die door kortsluiting is ontstaan in een laagspanningskabel (400 volt) van Nuon.
KPN heeft Nuon bij brief van 15 mei 2001 aansprakelijk gesteld en bij brief van 30 juli 2001 -tevergeefs- aanspraak gemaakt op vergoeding van de herstelkosten ad € 9.982,23.
1.2 Op 14 mei 2001 zijn te Ouder Amstel, ter hoogte van de Ellermanstraat 32, als gevolg van door kortsluiting in een door Nuon beheerde middenspanningskabel (10.000 volt) ontstane brand diverse buizen en glasvezelkabels van KPN beschadigd.
KPN heeft Nuon bij brief van 26 oktober 2001 aansprakelijk gesteld voor de schade en bij brief van 23 september 2002 -tevergeefs- aanspraak gemaakt op betaling van een bedrag van € 6.561,35, vermeerderd met de wettelijke rente.
3. De vordering
3.1 KPN vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Nuon zal veroordelen om aan haar tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een bedrag van € 16.543,58, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de betreffende schadedata alsmede Nuon zal veroordelen om aan haar tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een bedrag van € 1.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 september 2003, een en ander tot aan de dag der algehele voldoening en met veroordeling van Nuon in de proceskosten, evenzeer te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 15e dag nadat vonnis is gewezen.
3.2 KPN legt aan haar vorderingen tegen de achtergrond van de vaststaande feiten de navolgende stellingen ten grondslag.
Door nog onbekende oorzaak zijn verscheidene elektriciteitskabels van Nuon gebrekkig geworden. Zij sluit zich aan bij de lezing van Nuon dat wellicht door een beschadiging aan de buitenmantel ten gevolge van grondwerkzaamheden de kabels gevoelig zijn geworden voor kortsluiting, welke kortsluiting geruime tijd later door vochtinwerking is ontstaan.
Op grond van artikel 6:174 BW is Nuon als bezitter van de kabels jegens KPN aansprakelijk voor de aan haar toegebrachte schade, nu de betreffende kabels niet voldeden aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mocht stellen en waardoor de betreffende kabels gevaar voor de nabij gelegen KPN kabels en buizen opleverden, welk gevaar zich heeft verwezenlijkt ten gevolge waarvan de schaden zijn ontstaan.
Nuon dient de herstelkosten aan haar te vergoeden.
Voorts maakt zij aanspraak op een bedrag aan buitengerechtelijke kosten ad € 1.500,-- ter zake vaststelling van schade en aansprakelijkheid alsmede invordering van het schadebedrag buiten rechte.
4. Het verweer
4.1 Nuon concludeert dat de rechtbank het gevorderde zal afwijzen met de uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van KPN in de kosten van het geding.
4.2 Nuon heeft het volgende verweer gevoerd.
KPN had de door haar geleden schades eenvoudig kunnen vermijden door op een iets grotere afstand (enkele tientallen centimeters) van de elektriciteitskabels te blijven bij het leggen van haar eigen verbindingen.
KPN heeft haar kabels in beide gevallen willens en wetens bovenop de Nuon kabels gelegd, zonder dat voor die ligging enige technische noodzaak bestond.
KPN heeft aldus onnodige risico’s in het leven geroepen en het gaat dan niet aan de kwalijke gevolgen daarvan met een beroep op een nu eenmaal bestaande kwalitatieve aansprakelijkheid voor rekening te laten van een gedupeerde collega-kabelbeheerder als Nuon.
Zij acht het door KPN ingeroepen rechtsgevolg van haar handelen in geval van schades als de onderhavige naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
Mede in het licht van de omstandigheid dat Nuon in deze geen enkele schuld treft, brengt een correctie op basis van toerekening naar redelijkheid en billijkheid mee dat de schades geheel voor rekening van KPN blijven.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 Tussen partijen is niet in geschil dat de elektriciteitskabels van Nuon zijn aan te merken als opstallen als bedoeld in artikel 6:174 BW.
Nuon heeft niet bestreden dat zij in beginsel aansprakelijk is jegens KPN. Meer in het bijzonder heeft Nuon welbewust geen beroep gedaan op de “tenzij-clausule” als bedoeld aan het slot van artikel 6:174 lid 1.
5.2 Het door Nuon gevoerde verweer wordt mede verstaan als een beroep op eigen schuld als bedoeld in artikel 6:101 BW.
Dit verweer treft geen doel. Daartoe is het navolgende redengevend.
5.3 Bij gelegenheid van de comparitie van partijen heeft de raadsman van Nuon in aanvulling op zijn pleitnota -waaruit al kon worden opgemaakt dat de raadsman het bewijsaanbod ter zake niet langer zinvol vond- aangevoerd dat de feitelijke afstand tussen de kabels van Nuon en die van KPN niet meer is na te gaan. Nuon moet dan ook geacht worden haar bewijsaanbod met betrekking tot de ligging van de KPN-kabels ten opzichte van de kabels van Nuon niet langer te handhaven.
Aldus kan niet worden uitgegaan van de juistheid van de door KPN bestreden stelling van Nuon dat KPN in dit geval haar kabels bovenop die van Nuon heeft gelegd en behoeft het in het spoor daarvan door Nuon aan KPN gemaakte verwijt dat KPN daardoor het risico voor schade aan haar eigen kabels onnodig heeft vergroot geen verdere bespreking.
5.4 Voor de ligging van kabels en leidingen in de grond bestaan -gelijk Nuon heeft aangevoerd- geen algemeen verbindende voorschriften.
Voor wat betreft de gewenste onderlinge afstanden tussen ondergrondse kabels en leidingen in wegen buiten de bebouwde kom alsmede binnen de bebouwde kom bestaan wel de door de Stichting Nederlands Normalisatie Instituut uitgegeven NEN-normen (NEN 1738 respectievelijk NEN 1739). Bedoelde normen, beter gezegd streefwaarden, dateren van 1964 en hebben niet de strekking van bindende veiligheidsnormen ter voorkoming van brandschade tengevolge van kortsluiting in een elektriciteitskabel.
Gelet op het feit dat sinds 1964 de ondergrondse infrastructuur sterk is toegenomen en de ruimte voor bedoelde infrastructuur daarmee geen gelijke tred heeft gehouden, is het in de praktijk veelal niet mogelijk om bedoelde streefafstanden in aanmerking te nemen, waarmee de betekenis van bedoelde streefafstanden aan belang heeft ingeboet.
Om die reden doet niet ter zake dat KPN mogelijk een minder dan de in voormelde NEN- normen genoemde streefafstand heeft gehanteerd bij het plaatsen van haar kabels.
De door Nuon nog -ter illustratie- overgelegde NEN 1091 met betrekking tot de ligging van gasbuizen ten opzichte van hoogspanningslijnen of -kabels zijn in casu niet relevant omdat van een KPN-kabel niet gezegd kan worden dat deze een potentieel gevaar voor veroorzaking van -grote- gevolgschade in zich bergt indien de kabels door brand worden getroffen.
5.5 Het behoeft in deze geen nadere uitleg dat de schade aan de KPN kabels niet zou zijn ontstaan, indien KPN haar kabels op een grotere afstand had gelegd dan wel indien KPN haar kabels niet in dezelfde geul als die waarin de kabels van Nuon lagen zou hebben gelegd.
5.6 Nuon heeft niet, althans niet genoegzaan gemotiveerd gesteld dat voor KPN destijds de mogelijkheid heeft bestaan om de kabels op een grotere afstand van de kabels van Nuon te plaatsen. Nuon heeft voorts niet weersproken dat de ligging van de KPN-kabels nadat deze door KPN zijn gelegd door toedoen van derden kan wijzigen, in die zin dat daardoor de kabels van KPN dichter in de buurt van de kabels van Nuon kunnen komen te liggen dan voorheen het geval is geweest.
5.7 Nuon heeft ook niet aangevoerd dat er voor KPN -die er op heeft gewezen dat kabel- en leidingbeheerders van gemeenten doorgaans niet de vrije hand krijgen om hun eigen tracé te kiezen- in casu de mogelijkheid bestond om haar kabels in een andere geul te leggen.
5.8 Het enkele feit dat de hier aan de orde zijnde kabels van Nuon eerder in de betreffende geulen lagen dan de betreffende kabels van KPN vormt onvoldoende rechtvaardiging voor de van weinig realiteitszin getuigende en daarom nauwelijks serieus te nemen stelling van Nuon dat KPN het probleem van de ontbrekende ruimte maar zelf moet oplossen en zo zij daar niet in slaagt haar schade dan maar zelf zou moeten dragen.
5.9 Tenslotte kan in dit verband niet gezegd worden dat de kans van kortsluiting in de kabels van Nuon en daaropvolgende brand zo groot is dat KPN om die reden zonder meer van het plaatsen van haar kabels had behoren af te zien. In tegendeel. Nuon heeft aangevoerd dat een kabel die rustig in de grond zit in de praktijk niet snel in storing zal geraken en zeker niet op een wijze zoals hier gebeurd is (kortsluiting met brand). Dat kan volgens Nuon alleen wanneer de (zeer forse) isolatiemantel tijdens graafwerkzaamheden wordt beschadigd. Nuon heeft voorts gesteld dat het door haar beheerde net honderduizenden kilometers ondergrondse kabel bevat alsmede dat daaraan jaarlijks circa 5.000 beschadigingen plaatsvinden, toegebracht door derden. Nuon heeft daaraan overigens niet toegevoegd dat in al die gevallen kabels van derden zouden zijn beschadigd. KPN heeft in dit verband opgemerkt dat zich jaarlijks aan haar kabels 84.000 storingen voordoen, waarvan er hoogstens 10 het gevolg zijn van kortsluiting.
Aan het vorenstaande doet niet af dat in het onderhavige geval sprake is van twee identieke schadevoorvallen, welke geografisch bezien dicht bij elkaar hebben plaatsgevonden en ook nog eens binnen een korte tijdspanne. Nuon heeft weliswaar aangevoerd dat er nog een flink aantal van dergelijke schades “inde pijplijn” zitten, doch zij heeft die stelling niet nader gesubstantieerd.
5.10 In het voorgaande ligt tevens besloten dat -anders dan Nuon ter comparitie van partijen heeft aangevoerd- niet gezegd kan worden dat KPN alvorens tot plaatsing van de ten processe bedoelde kabels over te gaan overleg met Nuon had moeten voeren dan wel dat KPN een betonnen plaat tussen de kabels had dienen te plaatsen.
5.11 Het moge zo zijn dat Nuon en KPN als medegebruikers van de ondergrondse infrastructuur in wezen tot elkaar veroordeeld zijn en dat aan risicoaansprakelijkheid, waarvoor de wetgever bewust gekozen heeft, inherent is dat afwezigheid van schuld
-behoudens een geslaagd beroep op de “tenzij-clausule”- niet van belang is, dit wil niet zeggen dat in de omstandigheden van het onderhavige geval het beroep van KPN op het bepaalde in artikel 6:174 BW naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
Daarbij komt dat Nuon heeft gesteld dat van de 5.000 beschadigingen door derden per jaar in honderden gevallen de dader niet bekend is, maar dat in de overgrote meerderheid van de gevallen (waarvan -zoals reeds hiervoor is overwogen- niet gesteld is dat in alle gevallen sprake is van beschadiging aan kabels van derden) de dader wel bekend is en de kwestie wordt afgewikkeld. Er moet in deze dan ook bij gebreke aan contra-indicaties vanuit worden gegaan dat sprake is van een in aantallen relatief beperkt en overzienbaar risico dat als gevolg van door derden toegebrachte schade aan kabels van Nuon tevens (na verloop van tijd) schade wordt toegebracht aan kabels van derden. Nuon heeft te dier zake niet aangevoerd dat dat risico voor haar onverzekerbaar zou zijn.
Tenslotte wordt nog overwogen dat Nuon in haar conclusie van antwoord sub 22 lijkt te suggereren dat ook KPN behoort tot degenen die met graafwerkzaamheden schade aan haar, Nuons, kabels toebrengen, zonder dat aan Nuon te melden, doch bij gebreke van nadere onderbouwing wordt aan die suggestie verder voorbijgegaan.
1.12 Het vorenoverwogene brengt met zich dat de hoofdvordering, waarvan de hoogte door Nuon niet is betwist, voor toewijzing vatbaar is.
De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden bij gebreke van een deugdelijke onderbouwing afgewezen. Behoudens enige intern vervaardigde brieven, is gesteld noch gebleken dat KPN in deze zaak buiten rechte advocaatkosten heeft gemaakt, laat staan tot een bedrag van € 1.500,--.
Nuon dient als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de kosten van het geding, vermeerderd met wettelijke rente als gevorderd.
Opgemerkt wordt hierbij dat de kosten van de akte van KPN d.d. 5 november 2003 voor rekening van KPN blijven, nu deze akte strekte tot aanvulling van een naar het oordeel van de rechtbank bestaande omissie in de inleidende dagvaarding. Ook al is KPN van mening dat er van een omissie geen sprake was, dan nog bestaat er geen goede grond om bedoelde kosten ten laste van Nuon te brengen.
De beslissing
De rechtbank, recht doende,
veroordeelt Nuon om aan KPN tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de som van € 16.543,58 (zestien duizend vijfhonderd en drieënveertig euro en achtenvijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de onderscheidene schadedata tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Nuon in de proceskosten tot aan deze uitspraak begroot op EUR 413,20 aan verschotten en op EUR 780,-- aan salaris voor de procureur;
veroordeelt Nuon tot betaling van wettelijke rente over de proceskosten ad in totaal € 1.193,20 vanaf 15e dag na heden;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Vergunst en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 juni 2004.