ECLI:NL:RBZUT:2004:AP8961

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
22 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/060135-04
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Harreveld
  • A. de Bie
  • J. van den Dungen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor overval op winkelier

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 22 juni 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van diefstal met geweld. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] en thans verblijvende in PI Achterhoek te Zutphen, werd ervan beschuldigd op 10 maart 2004 in Apeldoorn, samen met een medeverdachte, een overval te hebben gepleegd op een winkelier. Tijdens de overval werd ongeveer 200 euro weggenomen, waarbij geweld werd gebruikt tegen de winkelier, [slachtoffer]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededader zich los hebben gerukt uit de greep van de winkelier en hem geweld hebben aangedaan, waaronder een karate schop en het beetpakken bij de nek.

De rechtbank heeft de bewezenverklaring gebaseerd op verschillende bewijsmiddelen, waaronder de aangifte van de winkelier en verklaringen van getuigen. De verdachte heeft tijdens de zitting erkend geweld te hebben gebruikt, maar ontkende te weten dat zijn medeverdachte geld had weggenomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien zijn omstandigheden en de ernst van het delict, strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Tevens is een bijzondere voorwaarde opgelegd dat de verdachte zich moet houden aan aanwijzingen van de Stichting Reclassering Nederland. De rechtbank heeft ook beslist over de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan zowel de verdachte als de winkelier.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/060135-04
Uitspraak d.d.: 22 juni 2004
Tegenspraak / dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in PI Achterhoek te Zutphen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 juni 2004.
Ter terechtzitting gegeven beslissingen
Ter terechtzitting zijn de volgende beslissingen gegeven:
- Het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis en onmiddellijke invrijheidstelling is afgewezen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 maart 2004 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen ongeveer 200 euro, in elk geval een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) zich los hebben gerukt en/of getrokken uit de greep van die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] een (karate)schop en/of trap hebben gegeven en/of die [slachtoffer] een klap en/of een stomp in de nek hebben gegeven en/of die [slachtoffer] bij de nek hebben beetgepakt en/of die [slachtoffer] (met kracht) op de grond hebben gegooid en/of geduwd;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 10 maart 2004 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen ongeveer 200 euro, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en een andere deelnemer aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededader zich los hebben gerukt en getrokken uit de greep van die [slachtoffer] en die [slachtoffer] een karateschop hebben gegeven en die [slachtoffer] bij de nek hebben beetgepakt en die [slachtoffer] met kracht op de grond hebben gegooid.
De rechtbank baseert de bewezenverklaring op de navolgende bewijsmiddelen:
- de aangifte door [slachtoffer], pag. 19 en pag. 20;
- de verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd omtrent de feitelijke gang van zaken;
- de verklaring van [getuige], pag. 32;
- de verklaring van verdachte, afgelegd op 12 maart 2004 tegenover de rechter-commissaris, belast met behandeling van strafzaken;
- de passage omtrent het met 12 gemerkte biljet, pag. 21;
De verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij geweld heeft gebruikt tegen aangever [slachtoffer], maar heeft ontkend dat hij op dat moment wist of kon weten dat zijn medeverdachte geld had weggenomen. Hij heeft geweld tegen aangever [slachtoffer] gebruikt omdat deze met zijn medeverdachte aan het worstelen was.
Tijdens het verhoor van verdachte door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken, heeft verdachte verklaard dat hij wat in een dipje zat en geld nodig had, maar dat hij niet degene was die de overval bedacht heeft. Uit de verklaringen die verdachte tegenover de politie heeft afgelegd blijkt dat hij op dat moment forse schulden had, dat de medeverdachte op geld uit was en hem, verdachte, instructies gaf bij de onderhavige winkel.
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat de medeverdachte in de winkel is geweest zonder iets te kopen en even later terug is gekomen, vergezeld van verdachte. De medeverdachte heeft het geld weggenomen uit het magazijn en aanstalten gemaakt de winkel te verlaten. Er ontstond toen een worsteling waar verdachte toen vrijwel direct aan deel heeft genomen.
De [getuige] bevestigt de verklaring van aangever vanaf het moment dat de medeverdachte het magazijn van de winkel uit kwam lopen.
Aan de door verdachte gegeven verklaring waarom hij zich met de worsteling bemoeide hecht de rechtbank geen geloof. Ingeval verdachte daadwerkelijk niet zou hebben geweten of begrepen waarom zijn medeverdachte werd belet de winkel te verlaten, is er geen verklaring te geven voor zijn in dat geval disproportioneel handelen.
Voorts past het alleen verlaten van de winkel door de medeverdachte zonder enige mededeling daarvan aan verdachte niet in het verhaal van verdachte dat ze gezamenlijk een dag aan het winkelen waren.
Gelet op het een en ander is redelijkerwijs geen andere conclusie mogelijk dan dat verdachtes opzet, ten minste in voorwaardelijke vorm, mede was gericht op de onderhavige diefstal.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het
oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen om bij betrapping op heter daad aan zichzelf en andere deelnemers aan die diefstal de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onder-zoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden – dat verdachte en zijn mededader zich vanwege geldgebrek schuldig hebben gemaakt aan een van de ernstigste vormen van vermogenscriminaliteit. Zij hebben zich daarbij laten leiden door de zucht naar snel en illegaal gewin en daarbij geweld niet geschuwd. Dit soort delicten kan voor de slachtoffers een traumatische ervaring opleveren en draagt bovendien bij aan de in de samenleving levende gevoelens van onveiligheid.
De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal daaraan een bijzondere voorwaarde verbinden.
In beslag genomen voorwerpen
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een trui, merk Logg, kleur grijs;
- een muts;
volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu de voorwerpen door middel van het bewezen verklaarde zijn verkregen en het voorwerpen betreffen met behulp waarvan de opsporing van het bewezen verklaarde is belemmerd.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Nu geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van het inbeslaggenomen geld van [bedrag] aan [slachtoffer] en van de inbeslaggenomen mobiele telefoon, merk Nokia, aan veroordeelde.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 27, 33, 33a, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 7 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een trui, merk Logg, kleur grijs;
- een muts.
Gelast de teruggave van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven geld aan de rechthebbende [slachtoffer], te weten: [bedrag].
Gelast de teruggave van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp aan veroordeelde, te weten een mobiele telefoon, merk Nokia.
Aldus gewezen door mrs. Van Harreveld, voorzitter, De Bie en Van den Dungen, rechters,
in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 juni 2004.