ECLI:NL:RBZUT:2004:AQ8907

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
1 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/060435-03
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Harreveld
  • A. Elders
  • J. van Lookeren Campagne
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht met een dronken vrouw leidt tot gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 1 september 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van ontucht met een dronken vrouw en het wederrechtelijk ontnemen van haar vrijheid. De feiten vonden plaats op 14 november 2003 in de gemeente Doetinchem, waar de verdachte, wetende dat het slachtoffer in een staat van bewusteloosheid verkeerde, seksuele handelingen met haar heeft gepleegd. De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte het primair tenlastegelegde had begaan, en sprak hem daarvan vrij. Echter, de rechtbank vond wel voldoende bewijs voor de meer subsidiaire tenlastelegging van ontuchtige handelingen en het wederrechtelijk ontnemen van de vrijheid van het slachtoffer. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 146 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast een taakstraf van 240 uren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, het gebrek aan berouw van de verdachte, en de onwenselijke vertraging in de procedure door het laattijdig beschikbaar komen van een DNA-rapport. De rechtbank verklaarde de dagvaarding voor een deel nietig en sprak de verdachte vrij van andere tenlasteleggingen. De beslissing is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank gelastte de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/060435-03
Uitspraak d.d.: 1 september 2004
tegenspraak / onip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 9 juni en 18 augustus 2004.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 14 november 2003 in de gemeente Doetinchem met [slachtoffer], terwijl verdachte wist die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige of ziekelijke stoornis van de geestvermogens leed dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, hebbende hij -verdachte- handelingen met die [slachtoffer] gepleegd welke hebben bestaan of mede hebben bestaan uit het sexueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij verdachte die [slachtoffer]
- de broek en/of haar onderboek naar beneden gedaan/getrokken en
- zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of de anus van die [slachtoffer] gebracht/geduwd,
art 243 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 14 november 2003 in de gemeente Doetinchem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met [slachtoffer], van wie verdachte wist dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handeling(en) te plegen, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], immers heeft verdachte de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer] naar beneden gedaan/getrokken en zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of de anus van die [slachtoffer] gebracht/geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 243 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 14 november 2003 in de gemeente Doetinchem met [slachtoffer], van wie hij wist dat zij in staat van bewusteloosheid of onmacht verkeerde dan wel aan een zodanige gebrekkige of ziekelijke stoornis van de geestvermogens leed dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, buiten echt ontuchtige handelingen pleegt, hebbende hij verdachte met zijn, verdachtes, penis tegen het (ontkleedde) (onder)lichaam van die [slachtoffer] gedrukt/geduwd;
art 247 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 14 november 2003 te gemeente Doetinchem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met [slachtoffer], van wie hij wist dat zij in staat van bewusteloosheid of onmacht verkeerde dan wel aan een zodanige gebrekkige of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens leed dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) te plegen, hebbende hij verdachte met zijn, verdachtes, penis tegen het (onkleedde) (onder)lichaam van die [slachtoffer] gedrukt/geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 247 Wetboek van Strafrecht
art 45 Wetboek van Strafrecht
art 245 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2. hij op of omstreeks 14 november 2003 in de gemeente Doetinchem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) opzettelijk wederrechtelijk die [slachtoffer] tegen haar wil (bij het/de be(e)n(en)) vastgepakt/vastgegrepen en die [slachtoffer] (vervolgens) in een auto getrokken en/of geduwd en/of gehouden;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Nietigheid van de dagvaarding
De rechtbank is van oordeel, dat de dagvaarding wat het onder 1 subsidiair en meest subsidiair tenlastegelegde betreft nietig moet worden verklaard. Hoewel in die onderdelen de wettelijke bestanddelen van respectievelijk artikel 243 en artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht in een pogingvariant zijn ten laste gelegd, beschrijven de aansluitend uitgewerkte gedragingen voltooide delicten. De tenlastelegging is in zoverre derhalve innerlijk tegenstrijdig.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging voor het overige taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd (lichamelijke onmacht / heeft gepleegd / ontklede). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan.
De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1. hij op 14 november 2003 in de gemeente Doetinchem met [slachtoffer], van wie hij wist dat zij in staat van lichamelijke onmacht verkeerde, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, hebbende hij verdachte met zijn, verdachtes, penis tegen het ontklede onderlichaam van die [slachtoffer] gedrukt/geduwd;
2. hij op 14 november 2003 in de gemeente Doetinchem tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededader opzettelijk wederrechtelijk die [slachtoffer] tegen haar wil bij de benen vastgepakt en die [slachtoffer] vervolgens in een auto getrokken en geduwd en gehouden.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Beroep op overmacht
Namens verdachte is met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde aangevoerd dat zijn handelen werd ingegeven door de noodzaak het (dronken) slachtoffer, desnoods tegen haar wil, hulp te bieden. De rechtbank verwerpt dit verweer, omdat, zo het slachtoffer al hulpbehoevend was, niet aannemelijk is geworden, dat verdachte en zijn mededader zich bij hun handelwijze daadwerkelijk en uitsluitend hebben laten leiden door de belangen van het slachtoffer, te minder nu die belangen ook op andere en betere wijze hadden kunnen worden gediend.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
feit 1 meer subsidiair: met iemand die in staat van lichamelijke onmacht verkeerde buiten echt ontuchtige handelingen plegen;
feit 2: medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf met daarnaast een taakstraf als na te melden op zijn plaats. Bedoelde taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte, die evenals zijn mededader onmiskenbaar op seksueel genot uit was, zich ernstig heeft misdragen door het van alcohol kennelijk laveloze slachtoffer tegen haar wil mee te nemen naar het huis van een kennis en haar bovendien, toen hij alleen met haar was, in vergaande mate ontuchtig te bejegenen. Verdachte heeft bovendien geen berouw getoond en lijkt de ernst van zijn handelen niet in te zien.
Anderzijds heeft de rechtbank bij de straftoemeting laten meewegen dat bij de berechting van verdachte onwenselijke en onnodige vertraging is ontstaan door het laattijdig beschikbaar komen van het DNA-rapport.
De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
In beslag genomen voorwerpen
Nu er geen strafvorderlijk belang meer aanwezig is dat zich daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de in beslag genomen voorwerpen (kleding en schoeisel) aan verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 47, 57, 63, 247 en 282 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart de dagvaarding wat betreft het onder 1 subsidiair en meest subsidiair ten laste gelegde nietig.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 meer subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 146 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen.
Gelast de teruggave van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan veroordeelde, te weten: kleding en schoeisel.
Aldus gewezen door mr. Van Harreveld, voorzitter, mrs. Elders en Van Lookeren Campagne, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Bruijn-van der Sluijs, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 september 2004.