ECLI:NL:RBZUT:2004:AR1503

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
7 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/080395-02
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Hemrica
  • mrs. De Bie
  • mrs. Weijers-van der Marck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bijstandsfraude en heling van goederen in Apeldoorn

Op 7 september 2004 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van bijstandsfraude en heling van goederen. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] en wonende te [adres], heeft in de periode van 1 december 2001 tot en met 31 mei 2003 opzettelijk gebruik gemaakt van een woning en de voorzieningen daarvan, terwijl hij wist dat deze werden gefinancierd door een uitkering op basis van de Algemene bijstandswet. Dit gebeurde in samenwerking met zijn ex-vriendin, die de uitkering ontving. Daarnaast heeft de verdachte in de periode van 13 maart 2003 tot en met 25 april 2003 87 fietsen verworven en in de periode van 2 april 2003 tot en met 25 april 2003 22 c.v.-ketels, terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze goederen door misdrijf verkregen waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de sociale voorzieningen. De verdachte is vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, bestaande uit mr. Hemrica als voorzitter en mrs. De Bie en Weijers-van der Marck als rechters, in aanwezigheid van griffier De Bruijn-van der Sluijs.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/080395-02
Uitspraak d.d.: 7 september 2004
tegenspraak / dnip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 augustus 2004.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij in of omstreeks de periode van 1 december 2001 tot en met 31 mei 2003 te Apeldoorn, in elk geval in Nederland,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een woning en/of van de in die woning aanwezige voorzieningen en/of opzettelijk eet- en/of drinkwaren heeft genuttigd, terwijl hij, verdachte, wist dat die woning, die voorzieningen en/of die eet- en/of drinkwaren geheel of gedeeltelijk werd(en) betaald van een uitkering krachtens de Algemene bijstandswet, welke door [vriendin verdachte]
- met wie verdachte op het adres [adres1] te Apeldoorn samenwoonde en/of samenleefde en/of een gezamenlijke huishouding voerde - door het opzettelijk nalaten gegevens te verstrekken of door oplichting, in elk geval door enig misdrijf was verkregen, hebbende verdachte aldus (telkens) opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel getrokken;
art 416 lid 2 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2001 tot en met 31 mei 2003 te Apeldoorn, in elk geval in Nederland,
(telkens) gebruik heeft gemaakt van een woning en/of van de in die woning aanwezige voorzieningen en/of eet- en/of drinkwaren heeft genuttigd, terwijl hij, verdachte, redelijkerwijs moest vermoeden dat die woning, die voorzieningen en/of die eet- en/of drinkwaren geheel of gedeeltelijk werd(en) betaald van een uitkering krachtens de Algemene bijstandswet, welke door [vriendin verdachte] - met wie verdachte op het adres [adres1] te Apeldoorn samenwoonde en/of samenleefde en/of een gezamenlijke huishouding voerde - door het opzettelijk nalaten gegevens te verstrekken of door oplichting, in elk geval door enig misdrijf was verkregen, hebbende verdachte aldus (telkens) uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel getrokken;
art 417bis lid 2 Wetboek van Strafrecht
2. hij in of omstreeks de periode van 13 maart 2003 tot en met 25 april 2003 in de gemeente Apeldoorn, in elk geval in Nederland, 87, althans een groot aantal, fietsen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die fietsen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
3. hij in of omstreeks de periode van 2 april 2003 tot en met 25 april 2003 te Klarenbeek, althans in de gemeente Apeldoorn, in elk geval in Nederland, 22 c.v.-ketels heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die c.v.-ketels redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1. hij in de periode van 1 december 2001 tot en met 31 mei 2003 te Apeldoorn, telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een woning en van de in die woning aanwezige voorzieningen en opzettelijk eet- en/of drinkwaren heeft genuttigd, terwijl hij, verdachte, wist dat die woning, die voorzieningen en die eet- en drinkwaren werden betaald van een uitkering krachtens de Algemene bijstandswet, welke door [vriendin verdachte] - met wie verdachte op het adres [adres1] te Apeldoorn samenwoonde en/of samenleefde en/of een gezamenlijke huishouding voerde - door het opzettelijk nalaten gegevens te verstrekken was verkregen, hebbende verdachte aldus telkens opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel getrokken;
2. hij in de periode van 13 maart 2003 tot en met 25 april 2003 in de gemeente Apeldoorn, 87 fietsen voorhanden heeft gehad en deels heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die fietsen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
3. hij in de periode van 2 april 2003 tot en met 25 april 2003 te Klarenbeek 22 c.v.-ketels heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die c.v.-ketels redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
feit 1 primair: opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel trekken, meermalen gepleegd.
feiten 2 en 3 telkens: schuldheling;
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte geprofiteerd heeft van het feit dat zijn ex-vriendin gedurende een periode van anderhalf jaar ernstig inbreuk heeft gemaakt op het stelsel van sociale voorzieningen, waardoor niet alleen de gemeente is benadeeld, maar ook degenen die op dergelijke voorzieningen zijn aangewezen, kunnen worden benadeeld.
Verdachte heeft daarnaast een groot aantal goederen voorhanden gehad, waarvan hij moest vermoeden dat die goederen een misdadige herkomst hadden. Door aldus te handelen heeft verdachte andere crimineel gedrag ondersteund.
De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 57, 63, 416 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 3 (drie) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mr. Hemrica, voorzitter, mrs. De Bie en Weijers-van der Marck, rechters, in tegenwoordigheid van De Bruijn-van der Sluijs, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 september 2004.