ECLI:NL:RBZUT:2004:AR3824

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
12 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/032141-03
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Harreveld
  • A. Hemrica
  • J. Tas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering door financial controller in dienstbetrekking

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 12 oktober 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een financial controller, die zich gedurende een langere periode schuldig heeft gemaakt aan verduistering van een aanzienlijke som geld. De verdachte, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en wonende te [adres], heeft in de periode van 29 januari 2003 tot en met 31 mei 2003 opzettelijk geldbedragen, die toebehoorden aan het Golden Tulip Hotel en/of Eurotulip BV, wederrechtelijk toegeëigend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verduisteringen ook betrekking hadden op geld dat in sealbags was verpakt en op kasgeld, wat de verdachte niet kon verklaren, ondanks zijn rol als financial controller, waarin hij verantwoordelijk was voor een deugdelijk beheer.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door zijn handelen, het vertrouwen van zijn werkgever en collega's ernstig heeft geschonden en aanzienlijke financiële schade heeft veroorzaakt. De verdachte heeft een deel van het verduisterde geld terugbetaald, maar zijn onwaarachtige opstelling toonde geen blijk van reëel schuldbesef. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren en een schadevergoeding van EUR 30.194,73 aan Eurotulip Hospitality Management B.V., vermeerderd met de kosten van het geding.

De rechtbank heeft de verdachte ook een gevangenisstraf van 3 maanden opgelegd, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij hij zich binnen de proeftijd van 2 jaar opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit. De rechtbank heeft de verplichting opgelegd om aan de Staat een bedrag van EUR 30.194,73 te betalen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij gebreke van betaling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de oudste en jongste rechter niet in staat waren het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/032141-03
Uitspraak dd. 12 oktober 2004
Tegenspraak / dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 september 2004.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 januari 2003 tot en met 31 mei 2003 in de gemeente(n) Epe en/of Elburg, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk (een) geldbedrag(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan het Golden Tulip Hotel en/of Eurotulip BV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) geldbedrag(en) verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als financial controller, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 322 Wetboek van Strafrecht
Taal- en of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op tijdstippen in de periode van 29 januari 2003 tot en met 31 mei 2003 in de gemeente(n) Epe en Elburg, (telkens) opzettelijk geldbedragen, die toebehoorden aan het Golden Tulip Hotel en/of Eurotulip BV, welke geldbedragen verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als financial controller onder zich had, zich telkens wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd.
Ter toelichting op het bewezenverklaarde overweegt de rechtbank dat de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, redelijkerwijs geen andere conclusie toelaten dan dat de verduisteringen tevens betrekking hadden op in zogenaamde sealbags verpakt geld en op gelden uit de zogenaamde petty cash, derhalve op veel meer dan het door verdachte erkende bedrag van EUR 9.921,89 uit hoofde van een ten onrechte ontvangen en behouden bankbetaling.
Naast de omstandigheid dat deze betaling aan het begin van de delictsperiode plaatsvond en dat verdachte heeft verklaard deze te hebben behouden uit boosheid over zijn werkgever, hecht de rechtbank in dit verband doorslaggevende betekenis aan de omstandigheid dat verdachte omtrent de nadien ontstane tekorten geen (aannemelijke) verklaring heeft kunnen geven, zulks terwijl hij als financial controller bij uitstek de persoon was die de procedures kende en de verantwoordelijkheid droeg voor een juiste naleving en een deugdelijk beheer. In dat licht zijn verdachtes verklaringen omtrent zijn doen en laten met sealbags, kasgeld en bewijsmateriaal zodanig irrationeel en ongeloofwaardig, dat zij bijdragen tot voormelde conclusie, temeer nu deze verklaringen deels niet sporen met door de directeur van de betrokken bank verstrekte informatie.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf en een forse werkstraf als na te melden op zijn plaats. De werkstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte door zijn handelen het vertrouwen dat zijn werkgever en zijn naaste collega’s in hem mochten stellen ernstig heeft geschonden. Bovendien is in aanmerking genomen dat de verdachte zijn werkgever grote financiële schade heeft toegebracht en dat hij door een onwaarachtige opstelling geen blijk heeft gegeven van reëel schuldbesef.
Anderzijds heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen en dat hij een deel van het verduisterde geld reeds heeft terugbetaald.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij Eurotulip Hospitality Management B.V., [adres] ([rekeningnummer]), heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van pro resto EUR 30.194,73 gevoegd in het onderhavige strafgeding ten aanzien van het tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van het onderzoek komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde (nog onvergoede) schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag.
De verdachte is voor de schade –naar burgerlijk recht- aansprakelijk, zodat de vordering zal worden toegewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een soms geld ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepassing wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 36f, 57, 321 en 322 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING:
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd.
Verklaart de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
Eurotulip Hospitality Management B.V., [adres] ([rekeningnummer]), van een bedrag van EUR 30.194,73, vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer voornoemd een bedrag te betalen van EUR 30.194,73, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 140 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt, dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Van Harreveld, voorzitter, Hemrica en Tas, rechters, in tegenwoordigheid van Vriezekolk-Velner, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 oktober 2004.
De oudste en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.