RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/060136-04
Uitspraak d.d.: 13 oktober 2004
Tegenspraak / aanzegging
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op 24 april 1970,
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in het huis van bewaring Het Veer te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 september 2004.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 09 maart 2004 in de gemeente Ermelo door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte
- zijn penis en/of een of meer vinger(s) in haar vagina gebracht en/of
- zijn tong in haar mond gebracht
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- die [slachtoffer 1] heeft beetgepakt en/of
- de kleding van die [slachtoffer 1] heeft uitgetrokken en/of
- die [slachtoffer 1] op een bed heeft geduwd en/of
- de benen van die [slachtoffer 1] uit elkaar heeft geduwd/gehouden en/of
- die [slachtoffer 1] bij de keel heeft gepakt en/of
- een hand op de mond van die [slachtoffer 1] heeft gedrukt en/of (hierbij)
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij zelfmoord zou plegen en/of (hierbij) een snijbeweging met zijn hand langs zijn keel heeft gemaakt en/of
(aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 09 maart 2004 in de gemeente Ermelo, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het
- (op de mond) kussen van die [slachtoffer 1] en/of
- beetpakken van de borsten van die [slachtoffer 1] en/of
- met zijn, verdachtes, vinger strelen in/over het kruis van die [slachtoffer 1] en/of
- likken en kussen in/van de schaamstreek van die [slachtoffer 1] en/of
- het laten vastpakken/vasthouden door die [slachtoffer 1] van zijn, verdachtes, penis
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
- het beetpakken van die [slachtoffer 1] en/of
- het uittrekken van de kleding van die [slachtoffer 1] en/of
- het op een bed duwen van die [slachtoffer 1] en/of
- het uit elkaar duwen/houden van de benen van die [slachtoffer 1] en/of
- het bij de keel pakken van die [slachtoffer 1] en/of
- het drukken van zijn, verdachtes hand op de mond van die [slachtoffer 1] en/of
- het pakken van de hand van die [slachtoffer 1] en deze naar zijn, verdachtes, penis
brengen;
art 246 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 9 maart 2004 in de gemeente Ermelo door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte
- (een of meerdere van) zijn vinger(s) in haar vagina gebracht
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- die [slachtoffer 2] heeft beetgepakt en/of omhoog getrokken en/of
- de broek van die [slachtoffer 2] heeft losgemaakt en/of (een stukje) naar beneden getrokken en/of
- de linkerarm van die [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en/of
(aldus) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 09 maart 2004 in de gemeente Ermelo, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit
- het betasten van de borsten en/of de vagina van die [slachtoffer 2]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
- het beetpakken en/of omhoog trekken van die [slachtoffer 2] en/of
- het los maken en/of (een stukje) naar beneden trekken van de broek van die [slachtoffer 2] en/of
- het vastpakken van de linkerarm van die [slachtoffer 2];
art 246 Wetboek van Strafrecht
De rechtbank is ten aanzien van de aan verdachte onder 3 en 4 ten laste laste gelegde feiten, waarvoor door de officier van justitie vrijspraak is gevorderd en door de raadsman vrijspraak is bepleit, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte die feiten heeft begaan.
De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 09 maart 2004 in de gemeente Ermelo door geweld of andere feitelijkheden [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte
- zijn penis en vingers in haar vagina gebracht en
- zijn tong in haar mond gebracht
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden hierin dat verdachte
- die [slachtoffer 1] heeft beetgepakt en
- de kleding van die [slachtoffer 1] heeft uitgetrokken en
- die [slachtoffer 1] op een bed heeft geduwd en
- de benen van die [slachtoffer 1] uit elkaar heeft geduwd/gehouden en
- die [slachtoffer 1] bij de keel heeft gepakt en
- een hand op de mond van die [slachtoffer 1] heeft gedrukt en
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij zelfmoord zou plegen en een snijbeweging met zijn hand langs zijn keel heeft gemaakt en
aldus voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2.
hij op 09 maart 2004 in de gemeente Ermelo, door geweld of andere feitelijkheden [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het
- op de mond kussen van die [slachtoffer 1] en
- beetpakken van de borsten van die [slachtoffer 1] en
- met zijn, verdachtes, vinger strelen in/over het kruis van die [slachtoffer 1] en
- likken en kussen in/van de schaamstreek van die [slachtoffer 1] en
- het laten vastpakken/vasthouden door die [slachtoffer 1] van zijn, verdachtes, penis
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden uit
- het beetpakken van die [slachtoffer 1] en
- het uittrekken van de kleding van die [slachtoffer 1] en
- het op een bed duwen van die [slachtoffer 1] en
- het uit elkaar duwen/houden van de benen van die [slachtoffer 1] en
- het bij de keel pakken van die [slachtoffer 1] en
- het drukken van zijn, verdachtes hand op de mond van die [slachtoffer 1] en
- het pakken van de hand van die [slachtoffer 1] en deze naar zijn, verdachtes, penis
brengen.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. verkrachting;
2. feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden – dat verdachte uitsluitend ter bevrediging van zijn eigen seksuele behoefte inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Algemeen bekend is dat de gevolgen van afgedwongen seksuele contacten voor de slachtoffers veelal ernstig en langdurig kunnen zijn. Aannemelijk is geworden dat het slachtoffer veel leed ondervindt als gevolg van hetgeen haar door verdachte is aangedaan. Zij heeft een aanzienlijke terugval in de psychiatrische behandeling die zij, onder meer vanwege een seksueel misbruik, volgt.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegd. Het gevorderde bedrag ziet op materiële schade groot € 250,-- en tot op heden geleden immateriële schade groot € 5.000,--.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is, namelijk materiële schade groot € 250,-- en tot op heden geleden immateriële schade groot € 5.000,--. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 3.000,-- (immateriële schade) gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 3 en 4 tenlastegelegde.
Deze benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu deze vordering geen betrekking heeft op een bewezen verklaard feit en aan de benadeelde partij derhalve geen rechtstreekse schade is toegebracht door een bewezen verklaard feit, zoals bedoeld in artikel 361, tweede lid, aanhef en sub b, van het Wetboek van Strafvordering.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer [slachtoffer 1].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 24c, 27, 36f, 57, 242 en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van DRIE JAREN.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], (rek.[nummer]) van een bedrag van € 5.250,--, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], een bedrag te betalen van € 5.250,--, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 52 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Aldus gewezen door mrs. Elders, voorzitter, Van Lookeren Campagne en Follender Grossfeld, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 oktober 2004.