ECLI:NL:RBZUT:2004:AR5012

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
18 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
210814BR04-65
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.A.M. Smulders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op handmatig telefoneren tijdens het rijden en de interpretatie van 'vasthouden'

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zutphen op 18 oktober 2004, gaat het om een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie te Zutphen. De appellant, die op 15 januari 2004 in Heelweg werd beboet voor het vasthouden van een mobiele telefoon tijdens het rijden, stelde dat hij de telefoon tussen zijn oor en schouder had geklemd en deze dus niet vasthield. De officier van justitie wees het beroep af op basis van een standaardoverweging. De appellant voerde in zijn beroep bij de kantonrechter aan dat de motivering van de afwijzing niet inging op zijn argumenten en dat zijn grief niet adequaat was behandeld.

De kantonrechter oordeelde dat het materiële verweer van de appellant niet steekhoudend was, verwijzend naar de Nota van Toelichting bij de wijziging van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, waarin staat dat 'vasthouden' ook het klemmen van de telefoon tussen oor en schouder omvat. Tijdens de zitting erkende de appellant dat hij ongelijk had, maar benadrukte hij dat de motivering van het bestreden besluit dit niet vermeldde. De kantonrechter was van mening dat de motivering van het bestreden besluit onvoldoende was, gezien de concrete grief van de appellant.

De rechtbank besloot dat de officier van justitie in de proceskosten van de appellant moest worden veroordeeld, met een vergoeding van € 23,50 aan reiskosten, te betalen door de Staat der Nederlanden. Het beroep van de appellant werd ongegrond verklaard, maar de rechtbank erkende dat de appellant onterecht naar de zitting was gekomen door de gebrekkige motivering van het besluit.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Kanton, Locatie Terborg
Beslissing inzake wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften
op het beroep van: [appellant], wonende te [adres], appellant.
CJIB-nr. : 68975585
KTG-nr. : 27/2004
Reg-nr. : 61723
Zitting d.d. : 4 oktober 2004
Het beroep is ingesteld tegen een beslissing van de officier van justitie te Zutphen, met bovenvermeld CJIB-nummer.
Gronden voor de beslissing:
Het beroep is tijdig ingesteld.
Aan appellant is bij initiële beschikking een sanctie opgelegd vanwege het als bestuurder tijdens het rijden een mobiele telefoon vasthouden op 15 januari 2004 te Heelweg, gemeente Wisch.
Appellant heeft in zijn beroep bij de officier van justitie aangevoerd dat hij geen mobiele telefoon heeft vastgehouden, omdat hij zijn mobiele telefoon tussen zijn oor en schouder had geklemd.
Zijn beroep is afgewezen op grond van een algemene (standaard)overweging.
In zijn beroep op de kantonrechter heeft appellant vooreerst aangevoerd dat die motivering geen recht doet aan zijn beroepsgrond, nu daarop in het geheel niet is ingegaan. Voorts heeft hij zijn initiële grief herhaald.
Het materiele verweer van appellant snijdt geen hout. In de Nota van Toelichting, behorende bij het besluit van 4 februari 2002 tot wijziging van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (verbod handmatig telefoneren), is expliciet opgenomen dat onder ‘vasthouden’ tevens wordt verstaan het tussen oor en schouder geklemd houden.
Ter zitting geconfronteerd met deze Nota van Toelichting heeft appellant ruiterlijk zijn ongelijk erkend, maar wel (nogmaals) benadrukt dat de motivering van het bestreden besluit hiervan geen melding maakt en dat bij een betere motivering een beroep en een gang naar de zitting voorkomen had kunnen worden.
De kantonrechter is met appellant van oordeel dat de motivering van het bestreden besluit, in het licht van diens concrete en niet op voorhand ongegronde grief, onvoldoende draagkrachtig was. Nu voorts aannemelijk is dat appellant om die reden in beroep en naar de zitting is gekomen, is er plaats voor een proceskostenvergoeding voor wat betreft de reiskosten van appellant, terwijl met toepassing van artikel 6:22 van de Awb het bestreden besluit in stand blijft.
Er zijn termen de officier van justitie te veroordelen in de proceskosten van appellant.
Beslissing:
Het beroep wordt ongegrond verklaard.
De officier van justitie te Zutphen wordt veroordeeld in de proceskosten van appellant, begroot op € 23,50 aan reiskosten, te betalen door de Staat der Nederlanden.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.A.M. Smulders en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 oktober 2004 in tegenwoor-digheid van de griffier.