ECLI:NL:RBZUT:2004:AR5543

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
9 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/060061-04
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. de Bie
  • A. van Lookeren Campagne
  • J. Boks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van niet bewezenverklaring en vrijspraak van ontuchtige handelingen door chauffeur handicaptenvervoer

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 9 november 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een chauffeur van handicaptenvervoer, die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een passagier. De verdachte, geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum], werd beschuldigd van het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, dat aan een geestelijke beperking leed, en van het plegen van ontuchtige handelingen. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten die zich zouden hebben voorgedaan tussen 1 november 2000 en 22 januari 2004 in de gemeenten Epe en Apeldoorn.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. Voor een veroordeling op basis van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat het slachtoffer gedwongen is tot het ondergaan van de handelingen door geweld of bedreiging. De rechtbank oordeelde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte misbruik had gemaakt van zijn geestelijke overwicht of dat er een bedreigende situatie was ontstaan. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde feiten.

De rechtbank heeft echter wel vastgesteld dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de subsidiaire tenlasteleggingen, waarbij hij handelingen had gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer en het plegen van ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan een gedeelte voorwaardelijk, en tot het verrichten van een taakstraf van 240 uren. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, waaronder het slachtoffer en een gemachtigde, voor in totaal € 1.586,44. De rechtbank heeft rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en de noodzaak van behandeling om recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/060061-04
Uitspraak d.d.: 9 november 2004
Tegenspraak / onip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 oktober 2004.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij in of omstreeks de periode van 1 november 2000 tot en met 22 januari 2004 in de gemeente Epe, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] (hierna te noemen [slachtoffer]) (telkens) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer], immers heeft verdachte [slachtoffer] gedwongen te dulden dat hij zijn vinger(s) in de vagina van haar duwde/bracht en/of heen en weer bewoog en/of een tongzoen gegeven,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke en/of geestelijke overwicht en/of (aldus) voor [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan, waaraan zij zich niet kon onttrekken;
art 242 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2000 tot en met 22 januari 2004 in de gemeente Epe, met [slachtoffer] (hierna te noemen [slachtoffer]), van wie hij wist, dat zij aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, (telkens) handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, immers heeft verdachte [slachtoffer] gedwongen te dulden, dat hij zijn vinger(s) in de vagina van haar duwde/bracht en/of heen en weer bewoog en/of een tongzoen gegeven,
art 243 Wetboek van Strafrecht
2. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2001 tot en met 22 januari 2004 in de gemeente Epe en/of in de gemeente Apeldoorn, althans in Nederland, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] (hierna te noemen [slachtoffer]) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het
- meermalen betasten en/of voelen van/aan haar borsten en/of
- het meermalen betasten en/of voelen van/in/aan haar vagina en/of haar kruis en/of
- geven van (een) zoen(en) en/of
- het zich in bijzijn van [slachtoffer] aftrekken en/of klaarkomen en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
- het plotselinge en/of onverwachtse en/of onverhoedse karakter van genoemde handelingen, en/of
- het (meermalen) trekken en/of rukken aan de arm(en) van [slachtoffer] in de richting van hem, verdachte, en/of
- het (meermalen) vasthouden en/of vastpakken van [slachtoffer], en/of
- het misbruik maken van zijn fysieke en/of geestelijke overwicht en/of
(aldus) (een) voor [slachtoffer] bedreigende situatie(s) heeft doen ontstaan, waaraan zij zich niet kon onttrekken;
art 246 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij in of omstreeks 1 januari 2001 tot en met 22 januari 2004 in de gemeente Epe en/of in de gemeente Apeldoorn, althans in Nederland, met [slachtoffer] (hierna te noemen [slachtoffer]), van wie hij wist, dat zij aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit
- meermalen betasten en/of voelen van/aan haar borsten en/of
- het meermalen betasten en/of voelen van/in/aan haar vagina en/of haar kruis en/of
- geven van (een) zoen(en) en/of
- het zich in bijzijn van [slachtoffer] aftrekken en/of klaarkomen;
art 247 Wetboek van Strafrecht
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt dienaangaande, dat voor een veroordeling op grond van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht vereist is, dat het slachtoffer tot het ondergaan van de handelingen is gedwongen door (bedreiging) met geweld of door een andere feitelijkheid. Het bestaan van dwang door een dergelijke feitelijkheid kan niet enkel worden afgeleid uit het geestelijke overwicht van verdachte op het slachtoffer. Vereist is dat komt vast te staan, dat verdachte misbruik heeft gemaakt van dit geestelijke overwicht en dat door bepaalde gedragingen van de verdachte een bedreigende sfeer is ontstaan waardoor het slachtoffer is gedwongen de seksuele handelingen te ondergaan. Uit de processtukken noch uit het verhandelde ter terechtzitting is voormelde dwang aannemelijk geworden.
Evenmin is de dwang als omschreven in het onder 2 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1. hij in de periode van 1 november 2000 tot en met 22 januari 2004 in de gemeente Epe, met [slachtoffer] (hierna te noemen [slachtoffer]), van wie hij wist, dat zij aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat zij niet in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, telkens handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, immers heeft verdachte zijn vinger in de vagina van [slachtoffer] geduwd/gebracht en heen en weer bewogen en/of [slachtoffer] een tongzoen gegeven;
2. hij in de periode van 1 januari 2001 tot en met 22 januari 2004 in de gemeente Epe en/of in de gemeente Apeldoorn met [slachtoffer] (hierna te noemen [slachtoffer]), van wie hij wist, dat zij aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat zij niet in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, buiten echt, telkens een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit
- meermalen betasten en/of voelen van/aan haar borsten en/of
- het meermalen betasten en/of voelen van/aan haar vagina en/of haar kruis en/of
- geven van (een) zoen(en) en/of
- het zich in bijzijn van [slachtoffer] aftrekken en/of klaarkomen.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
feit 1 subsidiair:
met iemand van wie hij weet dat zij aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens lijdt dat zij niet in staat is haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
feit 2 subsidiair:
met iemand van wie hij weet dat zij aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens lijdt dat zij niet in staat is haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een multidisciplinair rapportage opgemaakt door H.E.M. van Beek, psychiater, op 29 april 2004 en door L.J. Rempt, psycholoog NIP, op 6 mei 2004.
Met de conclusie van deze rapportage, te weten dat verdachte ten tijde van het hem ten laste gelegde lijdende was aan een narcistische persoonlijkheidsstoornis zodat het ten laste gelegde – indien bewezen - hem slechts in verminderde mate kan worden toegerekend, kan de rechtbank zich verenigen. Zij neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf met daarnaast een taakstraf als na te melden - met welke strafmodaliteit verdachte heeft ingestemd - op zijn plaats. Bedoelde taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden.
Verdachte heeft gedurende een lange periode inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de verstandelijk gehandicapte [slachtoffer]. Verdachte heeft zijn verantwoordelijkheid niet genomen om zich te onthouden van seksuele handelingen ten opzichte van deze vrouw. Verdachte heeft met voorbijgaan aan de nadelige psychische gevolgen, die de handelingen met zich kunnen brengen, zijn eigen seksuele gevoelens bevredigd.
Anderzijds heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte voor zijn handelen slechts in verminderde mate toerekeningsvatbaar is te achten en dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Bovendien houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte, teneinde recidive te voorkomen of te beperken, dient deel te nemen aan een intensief en langdurig behandelingsprogramma, waartoe hij zich bereid heeft verklaard.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding gevoegd in het strafproces. In het formulier is [gemachtigde] gemachtigd om [slachtoffer] te vertegenwoordigen in de voegingsprocedure. Gevorderd wordt een totaalbedrag van € 1.776,24, opgebouwd uit een bedrag van € 1.500,-- terzake van tot op heden door [slachtoffer] geleden immateriële schade en een bedrag van in totaal € 266,24 terzake van schade die [gemachtigde] heeft geleden.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen tot op heden immateriële schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.500,-, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is in zoverre voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank verstaat de vordering met betrekking tot de materiële schade tot een bedrag van € 266,24 als een vordering van [gemachtigde] zelf. [gemachtigde] kan in deze vordering worden ontvangen indien en voor zover er sprake is van kosten die ten behoeve van de gekwetste zijn gemaakt. De kosten vormen rechtstreekse schade in de zin van artikel 51a van het Wetboek van Strafrecht.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [gemachtigde] rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 86,44, (de posten kilometervergoeding, mobiele telefoonkosten en telefoonkosten vaste telefoon). Het gaat om kosten die zij ten behoeve van [slachtoffer] heeft gemaakt ten gevolge van een gebeurtenis waarvoor verdachte aansprakelijk is en die [slachtoffer], indien zij die kosten zelf had gemaakt, van verdachte had kunnen vorderen.
De vordering van de benadeelde partij [gemachtigde] zal met betrekking tot de post “niet betaalde uren” niet ontvankelijk worden verklaard, nu dit geen rechtstreekse schade is, toegebracht door een bewezen verklaard feit, als bedoeld in artikel 361, tweede lid aanhef en sub b, van het Wetboek van Strafvordering.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte telkens op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemde slachtoffers.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 57, 243 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 252 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde:
- zich binnen 2 jaren na ingang van onderstaande proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- dan wel gedurende de hierbij op 3 jaren vastgestelde proeftijd de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Zutphen, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook indien zulks inhoudt dat veroordeelde zich ambulant dient te laten behandelen door De Tender of een door de Reclassering aan te wijzen soortgelijke instelling.
Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer], [adres], bankrekeningnummer [bankrekeningnummer], van een bedrag van € 1.500,-, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], voornoemd, een bedrag te betalen van €1.500,-, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 30 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[gemachtigde], [adres], bankrekeningnummer [bankrekeningnummer], van een bedrag van € 86,44, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [gemachtigde] voornoemd, een bedrag te betalen van € 86,44, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 1 dag hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Verklaart de benadeelde partij [gemachtigde] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. De Bie, voorzitter, Van Lookeren Campagne en Boks, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 november 2004.