RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/060355-04
Uitspraak d.d.: 24 november 2004
Tegenspraak / dip
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [geboorteplaats],
thans verblijvende in het huis van bewaring te Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
10 november 2004.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 8 augustus 2004 in de gemeente Apeldoorn met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Auroralaan, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1 ] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], welk geweld bestond uit het slaan en/of stompen en/of schoppen en /of trappen en/of duwen en/of vasthouden en/of vastpakken en/of een kopstoot geven van en/of aan een of meer van vernoemde personen;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 8 augustus 2004 in de gemeente Apeldoorn met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Oude Beekbergerweg, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8], welk geweld bestond uit het slaan en/of stompen en/of schoppen en /of trappen en/of duwen en/of vasthouden en/of vastpakken en/of een kopstoot geven van en/of aan een of meer van vernoemde personen;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 30 mei 2004 in de gemeente Apeldoorn met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Auroralaan, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 9], welk geweld bestond uit het meermalen (met kracht) slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen tegen het lichaam en/of het hoofd van die [slachtoffer 9];
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 30 mei 2004 in de gemeente Apeldoorn met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, De Kerklaan, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 10], welk geweld bestond uit het meermalen (met kracht) slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen tegen het lichaam en/of het hoofd van die [slachtoffer 10];
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij in of omstreeks de periode van 14 april 2004 tot en met 15 april 2004 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aantal wieldoppen van een auto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 11], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
(parketnummer 060355/04 incident 10)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 8 augustus 2004 in de gemeente Apeldoorn met anderen aan de openbare weg, de Auroralaan, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1 ] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], welk geweld bestond uit het slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen en/of duwen en/of vasthouden en/of vastpakken van een of meer van voornoemde personen;
2.
hij op 8 augustus 2004 in de gemeente Apeldoorn met anderen, aan de openbare weg, de Oude Beekbergerweg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8], welk geweld bestond uit het slaan en/of stompen en/of schoppen en /of trappen en/of duwen en/of vasthouden en/of vastpakken van een of meer van vernoemde personen;
3.
hij op 30 mei 2004 in de gemeente Apeldoorn met een ander aan een openbare weg openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 9], welk geweld bestond uit het meermalen met kracht slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen tegen het lichaam en/of het hoofd van die [slacht[slachtoffer 9];
4.
hij op 30 mei 2004 in de gemeente Apeldoorn met een ander aan de openbare weg, De Kerklaan, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 10], welk geweld bestond uit het meermalen met kracht slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen tegen het lichaam en/of het hoofd van die [slachtoffer 10];
5.
hij in de periode van 14 april 2004 tot en met 15 april 2004 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aantal wieldoppen van een auto, toebehorende aan [slachtoffer 11].
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1, 2, 3 en 4 telkens:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
5. diefstal door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden – dat de verdachte een viertal keren, telkens onder invloed van alcohol, met zijn mededaders op de openbare weg uiterst gewelddadig fysiek geweld heeft gebruikt tegen personen. Daarvan heeft hij twee keer deze situaties zeer bewust opgezocht door op zoek te gaan naar groepjes personen die zij hiertoe uit konden dagen. Feiten als de onderhavige verpesten een gezellige avond voor andere deelnemers aan het uitgaansleven en zij versterken bovendien gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving.
Anderzijds houdt de rechtbank er bij de hoogte van het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf rekening mee dat verdachte, teneinde recidive te voorkomen of te beperken, zich bereid verklaard heeft deel te nemen aan een intensief en langdurig klinisch behandelingsprogramma voor zijn alcoholverslaving en de daaruit voortvloeiende agressieproblematiek.
Ad informandum gevoegde zaken
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen de ter kennisneming gevoegde zaken, bekend onder de parketnummer 06/800441-04 (incidenten 1, 3, 4, 6, 9, 11 en 13), nu aannemelijk is geworden dat verdachte deze feiten heeft gepleegd - verdachte heeft deze feiten immers ter terechtzitting bekend - en de officier van justitie heeft toegezegd dat voor die feiten geen verdere strafvervolging zal volgen.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 750,-- (immateriële schade) gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat verdachte geen aandeel heeft gehad in het geweld tegen deze benadeelde. De door [slachtoffer 2] geleden schade kan niet aan verdachte worden toegerekend.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
De benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 236,-- voor materieel geleden schade en ten bedrage van € 450,-- voor immaterieel geleden schade gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde.
De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering met betrekking tot de gevorderde materiële schade dient te worden gematigd. Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade heeft de raadsman gesteld dat dit deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat dit deel van de vordering zich leent voor afdoening in het strafgeding. Subsidiair heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden waarvoor verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is. Het gevorderde bedrag is voor toewijzing vatbaar.
De benadeelde partij [slachtoffer 6] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 800,-- (immateriële schade) gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde.
De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. Subsidiair heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het 2 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
De benadeelde partij [slachtoffer 9] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 159,-- voor materieel geleden schade en ten bedrage van € 300,-- voor immaterieel geleden schade gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde.
De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat verdachte geen aandeel heeft gehad in het geweld tegen deze benadeelde. De door [slachtoffer 9] geleden schade kan niet aan verdachte worden toegerekend.
Subsidiair heeft de raadsman heeft aangevoerd dat de vordering met betrekking tot de gevorderde materiële schade dient te worden gematigd en dat de vordering met betrekking tot de gevorderde immateriële schade niet van zo eenvoudige aard is dat dit deel van de vordering zich leent voor afdoening in het strafgeding.
Meer subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank zal de benadeelde partij met betrekking tot de gevorderde materiële niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu zij van oordeel is dat dit deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan derhalve dit deel van haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het 3 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag immateriële schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Dit deel van de vordering is voor toewijzing vatbaar.
De benadeelde partij [slachtoffer 10] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 323,10,-- voor materieel geleden schade en ten bedrage van € 750,-- voor immaterieel geleden schade gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde.
De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering met betrekking tot de gevorderde materiële schade afgewezen dient te worden danwel niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de raadsman aangevoerd dat dit deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat dit deel van de vordering zich leent voor afdoening in het strafgeding. Subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij met betrekking tot de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu dit deel van de vordering wordt betwist en de rechtbank van oordeel is dat dit deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan derhalve dit deel van haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het 4 bewezen verklaarde handelen immateriële schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank begroot het bedrag naar redelijkheid en billijkheid op € 300,--. Dit deel van de vordering is voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal de benadeelde partij met betrekking tot het overige deel van de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu zij van oordeel is dat dit deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan derhalve dit deel van haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De benadeelde partij [slachtoffer 11] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 77,60 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde.
De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering dient te worden gematigd.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het 5 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht telkens de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemde slachtoffers.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 57, 141, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich zoveel mogelijk aansluitend op zijn detentie (klinisch) zal laten behandelen in de Piet Roorda Kliniek te Apeldoorn danwel in een soortgelijke door de reclassering aan te wijzen instelling. De veroordeelde zal zich dan houden aan regels die hem door of namens de leiding/behandelaars van de instelling zullen worden gegeven.
De rechtbank bepaalt daarbij dat het klinische deel van de behandeling ten hoogste 18 maanden zal bedragen;
2. dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Zutphen, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt.
Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], [adres], ten bedrage van € 750,--, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Verstaat dat indien en voor zover door (één van) de mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], een bedrag te betalen van € 750,--, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 15 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 5], [adres], bankrek.nr. [nummer], van ten bedrage van € 686,--, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Verstaat dat indien en voor zover door (één van) de mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5], een bedrag te betalen van € 686,--, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 13 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 6], [adres], rek.nr. [nummer], ten bedrage van € 800,--, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Verstaat dat indien en voor zover door (één van) de mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 6] een bedrag te betalen van € 800, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 16 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 9], [adres], bankrek.nr. [nummer], ten bedrage van € 300,--, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 9] een bedrag te betalen van € 300,--, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 6 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 10], [adres], bankrek.nr. [nummer], ten bedrage van € 300,--, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 10], een bedrag te betalen van € 300,--, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 6 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 11], [adres], rekeningnummer [nummer], ten bedrage van € 77,60, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 11], een bedrag te betalen van € 77,60, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 1 dag hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Van Harreveld, voorzitter, Elders en Boks, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
24 november 2004.