RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/060358-04
Uitspraak d.d.: 24 november 2004
Tegenspraak / dip
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in het huis van bewaring te Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
10 november 2004.
Ter terechtzitting gegeven beslissing
Ter terechtzitting is de volgende beslissing gegeven:
- Het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis is afgewezen.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 juli 2004 in de gemeente Elburg met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Jufferenstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit
- het meermalen slaan/stompen tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 1]
en/of meermalen schoppen/trappen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1], waarbij hij, verdachte, die [slachtoffer 1] (met kracht) een vuistslag heeft gegeven, al dan niet terwijl hij een (gebroken) glas in de hand had en welk door hem gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel ((gebroken neus met als gevolg een botsplinter in de ader zodat het bloeden niet stelpt), althans enig lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 141 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 21 juli 2004 in de gemeente Elburg met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Jufferenstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het slaan en/of stompen tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] en/of meermalen trappen en/of schoppen tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 2];
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 21 juli 2004 te Elburg met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Jufferenstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3], welk geweld bestond uit
- (meermalen) slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 3] en/of
- tegen de grond gooien/duwen/werken van die [slachtoffer 3] en/of
- meermalen trappen/schoppen tegen/op het lichaam en/of het hoofd van die [slachtoffer 3];
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 27 februari 2004 in de gemeente Elburg aan [slachtoffer 4] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (gebroken oogkas en/of een gebroken tand en/of een gekneusde neus), heeft toegebracht, door deze opzettelijk – met kracht - in diens gezicht te slaan en/of te stompen, althans te stoten;
(parketnummer 06/800204-04)
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 27 februari 2004 in de gemeente Elburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 4], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 4] met kracht een vuistslag, althans een stoot, in diens gezicht heeft gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 27 februari 2004 in de gemeente Elburg opzettelijk mishandelend [slachtoffer 4] in diens gezicht heeft geslagen en/of gestompt, althans gestoten, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 21 juli 2004 in de gemeente Elburg met een ander, op de openbare weg, de Jufferenstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit:
- het slaan/stompen tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] en
- meermalen schoppen/trappen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1],
waarbij hij, verdachte, die [slachtoffer 1] met kracht een vuistslag heeft gegeven, welk door hem gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel (gebroken neus met als gevolg een botsplinter in de ader zodat het bloeden niet stelpt), voor die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op 21 juli 2004 in de gemeente Elburg met anderen, op de openbare weg, de Jufferenstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het slaan en/of stompen tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] en/of meermalen trappen en/of schoppen tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 2];
3.
hij op 21 juli 2004 te Elburg met anderen, op de openbare weg, de Jufferenstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3], welk geweld bestond uit
- meermalen slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 3] en/of
- meermalen trappen/schoppen tegen/op het lichaam en/of het hoofd van die [slachtoffer 3];
4.
hij op 27 februari 2004 in de gemeente Elburg aan [slachtoffer 4] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (gebroken oogkas en een gebroken tand en een gekneusde neus), heeft toegebracht, door deze opzettelijk – met kracht - in diens gezicht te slaan.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen terwijl dat geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
2 en 3 telkens:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
4. zware mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Namens verdachte is aangevoerd dat deze ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft gehandeld uit noodweer daar hij zich in een bedreigende situatie bevond waaraan hij zich niet kon onttrekken. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat het door verdachte toegepaste geweld onder de gegeven omstandigheden binnen proporties is gebleven.
De rechtbank verwerpt het verweer.
De door de raadsman geschetste situatie heeft zich naar het oordeel van de rechtbank niet voorgedaan. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een strafbaar feit en heeft de plaats van het delict willen verlaten. Het latere slachtoffer heeft getracht dit voorkomen door de wegfietsende verdachte bij de arm vast te pakken. Dit is geschied direct na het door verdachte gepleegd feit.
Van die situatie ging niet zodanige dreiging uit dat verdachte in de veronderstelling kon verkeren dat hij moest vrezen voor een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van zijn lijf waaraan hij zich niet kon onttrekken. Het door verdachte jegens [slachtoffer 3] toepaste geweld valt op geen enkele wijze te rechtvaardigen.
Over verdachte is een psychiatrisch rapport opgemaakt d.d. 26 augustus 2004 door [naam 1] van de Forensisch Psychiatrische Dienst Zutphen.
Uit het rapport komt het volgende naar voren.
Bij verdachte is sprake van sterk opponerend gedrag en een agressie- impulscontrolestoornis. Gelet op zijn leeftijd is het nog te vroeg om definitief te spreken van een persoonlijkheidsstoornis, maar er dreigt wel een ernstige scheefgroei in de ontwikkeling. Zonder begeleiding komt hij daar niet uit en valt escalatie te verwachten. De deskundige denkt aan een dagbehandeling in een forensisch psychiatrische polikliniek.
De rechtbank kan zich verenigen met het over verdachte opgemaakte rapport. Zij neemt de daarin vermelde conclusies over en maakt deze tot de hare.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden – dat verdachte zich, onder invloed van alcohol, met zijn mededaders schuldig heeft gemaakt aan uiterst gewelddadig fysiek geweld tegen diverse personen.
Daarnaast heeft hij zich schuldige gemaakt een zware mishandeling, waarbij het slachtoffer dermate ernstig letsel heeft opgelopen dat een deel daarvan, naar het zich thans laat aanzien, blijvend zal zijn.
Het is algemeen bekend dat een delict als het onderhavige voor het slachtoffer zeer ernstige gevolgen kan hebben. Bovendien draagt dit soort delicten sterk bij aan de in de maatschappij levende gevoelens van onveiligheid.
De rechtbank houdt bij de bepaling van de hoogte van het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf rekening met het voornoemde psychiatrisch advies en het over verdachte opgemaakte voorlichtingsrapport, waarin wordt benadrukt dat verdachte dient deel te nemen aan een intensief en langdurig behandelingsprogramma en dat de start van die behandeling niet te lang op zich moet laten wachten. Langdurige detentie kan tot gevolg hebben dat de motivatie en daardoor de behandeling negatief wordt be?nvloed.
Ad informandum gevoegde zaken
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen de ter kennisneming gevoegde zaken, bekend onder parketnummer 06/090376-04, nu aannemelijk is geworden dat verdachte deze feiten heeft gepleegd - verdachte heeft deze feiten immers ter terechtzitting bekend - en de officier van justitie heeft toegezegd dat voor die feiten geen verdere strafvervolging zal volgen.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 577,60 terzake geleden materiële schade en € 750,-- terzake tot op heden geleden immateriële schade gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 218--, te weten post 2: reiskosten ouders ad € 145,-- en post 3: reiskosten ad € 73,--, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
De rechtbank stelt het bedrag van de te vergoeden tot op heden geleden immateriële schade naar redelijkheid en billijkheid vast op € 500,--.
Met betrekking tot de overigens gevorderde materiële en immateriële schade zal de benadeelde partij niet ontvankelijk worden verklaard, nu de rechtbank van oordeel is dat dit deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 188,-- terzake geleden materiële schade en € 900,-- terzake tot op heden geleden immateriële schade gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde.
Nu de vordering op zich niet is weersproken dat de benadeelde partij, zoals deze heeft gesteld, als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag en de vordering de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, zal deze vordering worden toegewezen.
De verdachte is voor de schade -naar burgerlijk recht- aansprakelijk.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht telkens de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemde slachtoffers.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 57, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich - zo veel mogelijk in aansluiting op zijn detentie - laten behandelen bij Groot Batelaar, afdeling polikliniek “De Transfer” te Arnhem, of, indien behandeling aldaar geen doorgang kan vinden, bij een door de Stichting Reclassering Nederland te bepalen soortgelijke instelling. De veroordeelde zal zich houden aan de aanwijzingen die hem door of namens de leiding van Groot Batelaar of de soortgelijke instelling zullen worden gegeven.
2. de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd overigens gedragen naar de aanwijzingen die hem zullen worden gegeven door of namens Stichting Reclassering Nederland, zolang als deze nodig oordeelt.
Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1], [adres], bankrek.nr. [nummer], ten bedrage van € 718,--, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], een bedrag te betalen van € 718,--, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 14 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer 4], [adres], bankrek.nr.[nummer], ten bedrage van € 1.088,--, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4], een bedrag te betalen van € 1.088,--, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 20 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Elders, voorzitter, Van Harreveld en Boks, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
24 november 2004.