ECLI:NL:RBZUT:2004:AR6678

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
29 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/060020-04
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Van Hoorn
  • mr. Van Lookeren Campagne
  • mr. Feunekes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachten van cocaïnehandel en -invoer in Nederland

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zutphen op 29 november 2004, zijn meerdere verdachten gestraft voor hun betrokkenheid bij de invoer en handel in cocaïne. De zaak betreft activiteiten die zich hebben afgespeeld tussen 1 oktober 2001 en 12 januari 2004 in verschillende gemeenten, waaronder Haarlemmermeer, Apeldoorn en Vlaardingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten opzettelijk cocaïne binnen het grondgebied van Nederland hebben gebracht en deze ook hebben verkocht en/of afgeleverd. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten die in strijd zijn met de Opiumwet, waarbij de rechtbank de betrokkenheid van de verdachten bij een criminele organisatie heeft onderzocht, maar hen in dat opzicht heeft vrijgesproken.

Tijdens de zittingen op 13 juli, 1 oktober en 16 november 2004 is het bewijs tegen de verdachten gepresenteerd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte schuldig is aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, met name de invoer en verkoop van cocaïne. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de hoeveelheid cocaïne die is ingevoerd, ongeveer 3 kilogram, en de ernst van de feiten. De verdachten zijn niet eerder voor soortgelijke misdrijven veroordeeld, wat in hun voordeel heeft meegewogen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarbij de tijd die in voorlopige hechtenis is doorgebracht in mindering wordt gebracht op de opgelegde straf. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet, en de rechtbank heeft de strafoplegging in overeenstemming geacht met de aard en ernst van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/060020-04
Uitspraak d.d.: 29 november 2004
tegenspraak / oip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Doetinchem.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 13 juli, 1 oktober en 16 november 2004.
Ter terechtzitting gegeven voornemen ovj ontnemingsvordering
Ter terechtzitting van 14 april 2004 heeft de officier van justitie conform artikel 311, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering het voornemen kenbaar gemaakt in een later stadium een afzonderlijke ontnemingsvordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2001
tot en met 12 januari 2004 in de gemeente(n) Haarlemmermeer (Schiphol) en/of
Apeldoorn en/of Vlaardingen en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine (telkens) een middel als bedoeld
in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het
vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond A Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 oktober 2002 tot
en met 12 januari 2004 in de gemeente(n) Apeldoorn en/of Vlaardingen, althans
elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval
(telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (een) hoeveelhe(i)d(en) van een
materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 oktober 2001 tot en met 12 januari 2004 in de gemeente(n) Haarlemmermeer (Schiphol) en/of Apeldoorn en/of Vlaardingen en/of
elders in Nederland, telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid
van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld
in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op tijdstippen in de periode 1 oktober 2002 tot en met 12 januari 2004 in de
gemeente(n) Apeldoorn en/of Vlaardingen, tezamen en in vereniging met een
ander en/of alleen, meermalen opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd
en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
feit 1: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd en/of
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte zich meermalen heeft schuldig gemaakt aan de invoer van en de handel in cocaïne, een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De rechtbank heeft mede in aanmerking genomen de ingevoerde hoeveelheid van ongeveer 3 kilo gram en de straffen die doorgaans in soortgelijke gevallen van invoer en handel worden opgelegd. Anderzijds heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat een deel van de verkochte cocaïne mede door de verdachte is ingevoerd en dat hij niet eerder voor soortgelijke misdrijven is veroordeeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 47, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mr. Van Hoorn, voorzitter, mrs. Van Lookeren Campagne en Feunekes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Bruijn-van der Sluijs, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 november 2004.