ECLI:NL:RBZUT:2004:AR6680

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
29 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/080323-03
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Hoorn
  • A. van Lookeren Campagne
  • J. Feunekes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor cocaïnehandel met vrijspraak voor criminele organisatie

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zutphen op 29 november 2004, is de verdachte beschuldigd van meerdere feiten van cocaïnehandel in de periode van 1 januari 2000 tot en met 30 oktober 2003, voornamelijk in de gemeente Apeldoorn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, opzettelijk cocaïne heeft verkocht, afgeleverd en vervoerd. De tenlastelegging omvatte ook de invoer van cocaïne in Nederland, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldiging. De verdachte werd vrijgesproken van het tweede tenlastegelegde feit, omdat de verklaringen van getuigen niet voldoende overtuigend waren om de betrokkenheid van de verdachte te bewijzen.

De rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan het eerste tenlastegelegde feit, namelijk het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de hoeveelheid cocaïne die de verdachte op de markt heeft gebracht, en de schadelijkheid van deze stof voor de gezondheid van personen. De verdachte is eerder niet veroordeeld voor soortgelijke misdrijven, wat in zijn voordeel heeft meegewogen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarbij de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht op de opgelegde straf. Daarnaast zijn er verschillende in beslag genomen voorwerpen, waaronder telefoons en een simkaart, verbeurd verklaard. De rechtbank heeft de beslissing gegrond op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/080323-03
Uitspraak d.d.: 29 november 2004
tegenspraak / oip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats]) op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Zwolle.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 13 juli, 1 oktober en 15 november 2004.
Ter terechtzitting gegeven voornemen ovj ontnemingsvordering
Ter terechtzitting van 14 april 2004 heeft de officier van justitie conform artikel 311, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering het voornemen kenbaar gemaakt in een later stadium een afzonderlijke ontnemingsvordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 januari 2000 tot
en met 30 oktober 2003 in de gemeente Apeldoorn, althans elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen,
althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft
gehad (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde
cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2000
tot en met 4 november 2003 in de gemeente(n) Haarlemmermeer en/of Apeldoorn
en/of elders in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk binnen het grondgebied van
Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een
(aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde
cocaïne een middel vermeld op de bij die wet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet, immers
heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk cocaïne
in bagage vervoerd op (een) (verschillende) vluchten Curacao-Nederland;
art 2 ahf/ond A Opiumwet
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot de in het dossier voorkomende invoer 1B is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van de betrokken koerier onvoldoende belastend is jegens verdachte, nu diens verklaring niet veel meer inhoudt dan een aantal gissingen omtrent de betrokkenheid bij de invoer van verdachte. De verklaring van de vriendin van bedoelde koerier, is wel belastend in de richting van verdachte, maar haar verklaring levert, ook samen met de verklaring van de koerier onvoldoende wettig bewijs op. Hierbij heeft de rechtbank mede in aanmerking genomen dat hetgeen die vriendin kon verklaren in overwegende mate is gebaseerd op wat haar vriend haar had verteld.
Met betrekking tot invoer 2B overweegt de rechtbank dat onvoldoende directe aanwijzingen in het dossier voorhanden zijn waaruit blijkt dat op 29 september 2003 cocaïne is ingevoerd in Nederland.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1a.
hij op tijdstippen in de periode 1 januari 2000 tot en met 30 juni 2000 in de gemeente Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, meermalen,
telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde
cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
1b.
hij op tijdstippen in de periode 1 juli 2003 tot en met 30 oktober 2003 in de gemeente Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, meermalen
telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde
cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1a: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
1b: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte zich meermalen heeft schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne, een voor de gezondheid van personen zeer schadelijke stof. De rechtbank heeft mede in aanmerking genomen dat verdachte in een periode van 4 maanden in 2003 ongeveer 3 kilo cocaïne op de markt heeft gebracht, uit welke omstandigheid de rechtbank afleidt dat verdachte zeer goed was ingevoerd in de Apeldoornse drugswereld en dat hij zich op kennelijk eenvoudige wijze aanzienlijke hoeveelheden cocaïne kon verschaffen en ook kon afzetten. De rechtbank heeft tevens rekening gehouden met de straffen die doorgaans in soortgelijke gevallen van drugshandel worden opgelegd. Anderzijds heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat verdachte van een zeer groot gedeelte van de ten laste gelegde periode behoort te worden vrijgesproken, alsmede dat verdachte niet eerder voor soortgelijke misdrijven is veroordeeld.
In beslag genomen voorwerpen
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem (verdachte) toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Het na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, dient te worden onttrokken aan het verkeer, nu dit bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven werd aangetroffen en dit aan verdachte toebehorende voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven, terwijl dit van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 33, 33a, 36b, 36d, 47, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven,
valse geld.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- simkaart NEC-telefoon;
- telefoontoestel Nokia 8310;
- telefoontoestel Siemens SL55;
- telefoontoestel Nokia 8310.
Gelast de teruggave van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan veroordeelde, te weten de voorwerpen met de nummers 2, 8 tot en met 12, 17 tot en met 37 als weergegeven op de – aangehechte – lijst van in beslag genomen voorwerpen.
Aldus gewezen door mr. Van Hoorn, voorzitter, mrs. Van Lookeren Campagne en Feunekes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Bruijn-van der Sluijs, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 november 2004.