Economische politierechter
Parketnummer: 06/037355-04
Uitspraak d.d.: 13 december 2004
Tegenspraak / geen akte
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
29 november 2004.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 23 februari 2004 in de gemeente Winterswijk, in elk geval in Nederland, al dan niet opzettelijk, dierlijke meststoffen heeft gebruikt op grasland, terwijl die dierlijke meststoffen niet emissiearm werden aangewend;
art 5 lid 1 Besluit gebruik meststoffen
Naar het oordeel van de economische politierechter is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 23 februari 2004 in de gemeente Winterswijk, opzettelijk dierlijke meststoffen heeft gebruikt op grasland, terwijl die dierlijke meststoffen niet emissiearm werden aangewend.
Wat meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de economische politierechter niet bewezen. De verdachte behoort daatvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 7 van de Wet bodembescherming, opzettelijk begaan.
Overweging t.a.v. de bewezenverklaring, kwalificatie en strafbaarheid
Door en namens verdachte is aangevoerd dat toevoeging van Fysische Ionen Regulatie (FIR) in de door verdachte aangewende mest aanzienlijk minder emissie van ammoniak ten gevolge heeft gehad dan de methodes die door de wetgever zijn voorgeschreven. Bovendien is aangevoerd dat de door verdachte gehanteerde wijze van uitrijden, namelijk het uitrijden van mest op het grasland door middel van sproeien met een giertank zonder dat deze daarna wordt ondergewerkt, minder schade aan de structuur van bodem veroorzaakt dan wanneer deze tussen het gras zou worden geïnjecteerd.
De politierechter overweegt dat de in de telastelegging gebezigde woorden “ terwijl die dierlijke meststoffen niet emissiearm werden aangewend”, zijn overgenomen van het gelijkluidende bestanddeel van artikel 5, lid 1, voornoemd. Die betekenis van die woorden wordt daardoor beperkt tot de bij de regeling beoogde betekenis. In de regeling wordt het emissiearm aanwenden expliciet omschreven en beperkt tot de daar genoemde twee methoden. De door verdachte aangewende methode valt niet binnen die omschrijving. In de zin van de regeling heeft verdachte de dierlijke meststoffen derhalve niet emissiearm aangewend.
De ontheffing bedoeld in artikel 64 van de Wet bodembescherming is opgenomen om op zeer beperkte schaal handelingen, stoffen of technieken te onderzoeken waardoor het aanwenden van dierlijke meststoffen geen of in mindere mate verontreiniging of aantasting van de bodem zou kunnen veroorzaken. Thans lijkt één ontheffing te zijn verleend ten behoeve van een twee jaar durend wetenschappelijk onderzoek naar de FIR-methode. Ten aanzien van verdachte geldt die ontheffing niet.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk worden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Overweging t.a.v. de straf
De economisch politierechter heeft geen redenen te twijfelen aan hetgeen kan blijken uit de door de raadsman overgelegde stukken, namelijk dat door de door verdachte toegepaste methode er sprake is van een reductie van emissie van ammoniak onder de wettelijk gestelde norm en dat het resultaat zelfs beter is dan bij de twee wettelijk voorgeschreven methoden. Naar normaal spraakgebruik heeft verdachte de meststoffen dusdoende wel emissiearm aangewend. Verdachte is daarbij te werk gegaan op zodanige wijze dat het resultaat verifieerbaar is. Met het opleggen van een straf wordt daarom i.c. geen redelijk strafdoel gediend.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De wettelijk toepasselijke artikelen zijn:
- 9a en 91 van het Wetboek van Strafrecht;
- 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
- 7 van de Wet bodembescherming;
- 5 van het Besluit gebruik dierlijke meststoffen 1998
De economische politierechter beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen mr. Brouns, economische politierechter, in tegenwoordigheid
van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 december 2004.