ECLI:NL:RBZUT:2004:AS2828

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
21 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/080401-03
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Van Hoorn
  • mr. Van Lookeren Campagne
  • mr. Feunekes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachten van cocaïnehandel in Apeldoorn met vrijspraken voor criminele organisatie

In de strafzaak tegen een verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende te [adres], heeft de Rechtbank Zutphen op 21 december 2004 uitspraak gedaan. De zaak betreft de invoer en handel in cocaïne, gepleegd in de periode van 1 januari 2000 tot en met 4 november 2003 in de gemeenten Haarlemmermeer en Apeldoorn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk cocaïne heeft ingevoerd en verhandeld, maar heeft de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging van deelname aan een criminele organisatie. Tijdens de zittingen op 7 december 2004 en eerdere data zijn verschillende beslissingen genomen, waaronder de afwijzing van een verzoek om onmiddellijke uitspraak en de toewijzing van een verzoek tot opheffing van voorlopige hechtenis.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig bewijs was voor de tenlastelegging van het opzettelijk invoeren van cocaïne, en sprak de verdachte vrij van het eerste tenlastegelegde feit. Echter, het tweede tenlastegelegde feit, dat de verdachte opzettelijk cocaïne heeft verkocht en/of afgeleverd, werd wel bewezen verklaard. De rechtbank heeft hierbij de verklaringen van betrokkenen en de omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke misdrijven, wat meegewogen is in de strafoplegging.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, met aftrek van de tijd die in voorlopige hechtenis is doorgebracht. Daarnaast zijn er in beslag genomen voorwerpen onttrokken aan het verkeer, terwijl andere voorwerpen aan de verdachte zijn teruggegeven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, en de beslissing is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/080401-03
Uitspraak d.d.: 21 december 2004
tegenspraak / aanz.
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 13 juli, 1 oktober en 15 november en 7 december 2004.
Ter terechtzitting gegeven beslissingen
Ter terechtzitting van 7 december 2004 zijn de volgende beslissingen gegeven:
Het verzoek aan de rechtbank om onmiddellijk uitspraak te doen is afgewezen.
Het verzoek tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis is toegewezen.
Ter terechtzitting gegeven voornemen ovj ontnemingsvordering
Ter terechtzitting van 14 april 2004 heeft de officier van justitie conform artikel 311, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering het voornemen kenbaar gemaakt in een later stadium een afzonderlijke ontnemingsvordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2000
tot en met 4 november 2003 in de gemeente(n) Haarlemmermeer en/of Apeldoorn
en/of elders in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk binnen het grondgebied van
Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een
(aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde
cocaïne een middel vermeld op de bij die wet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet, immers
heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk cocaïne
in bagage vervoerd op (een) (verschillende) vluchten Curacao-Nederland;
art 2 lid 1 ahf/ond A Opiumwet
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2000
tot en met 4 november 2003 in de gemeente Apeldoorn en/of elders in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen,
althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft
gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
(telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet;
art 2 lid 1 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot de in het dossier voorkomende invoer 1B is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van de betrokken koerier niet belastend is jegens verdachte en onvoldoende belastend is jegens de broer van verdachte, nu diens verklaring niet veel meer inhoudt dan een aantal gissingen omtrent de betrokkenheid bij de beweerdelijke invoer door [naam 1]. De verklaring van de vriendin van die koerier is wel belastend in de richting van de broer van verdachte, maar haar verklaring levert onvoldoende wettig bewijs op. Hierbij heeft de rechtbank mede in aanmerking genomen dat hetgeen die vriendin kon verklaren in overwegende mate is gebaseerd op wat haar vriend haar had verteld.
Met betrekking tot invoer 2B overweegt de rechtbank dat onvoldoende directe aanwijzingen in het dossier voorhanden zijn waaruit blijkt dat op 29 september 2003 cocaïne is ingevoerd in Nederland.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
2.
hij op tijdstippen in de periode van 1 december 2002 tot en met 4 november 2003 in de gemeente Apeldoorn en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Namens verdachte is aangevoerd dat met betrekking tot de in het dossier aangeduide levering 11 (levering van Illaria aan verdachte) en het aanwezig hebben van 99,2 gram cocaïne artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. De rechtbank neemt deze conclusie niet over, nu zij deze niet kan staven met de aanwezige wettige bewijsmiddelen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte zich meermalen heeft schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne, een voor de gezondheid van personen zeer schadelijke stof. De rechtbank heeft voorts in aanmerking genomen de verhandelde hoeveelheden en de periode waarin verdachte die hoeveelheden op de markt heeft gebracht en zij heeft hieruit afgeleid dat verdachte zeer goed was ingevoerd in de Apeldoornse drugswereld en dat hij zich op kennelijk eenvoudige wijze aanzienlijke hoeveelheden cocaïne kon verschaffen en ook kon afzetten. De rechtbank heeft tevens rekening gehouden met de straffen die doorgaans in soortgelijke gevallen van drugshandel worden opgelegd en met de omstandigheid dat verdachte eerder voor soortgelijke misdrijven is veroordeeld.
In beslag genomen voorwerpen
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, nu het goederen betreft met betrekking tot welke het bewezen verklaarde feit is begaan, terwijl de goederen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36b, 36c, 47, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten de voorwerpen op de aangehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen met de nummers 17 en 18.
Gelast de teruggave van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan veroordeelde, te weten de voorwerpen op de aangehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen met de nummers 1 tot en met 16 en 19 tot en met 23.
Aldus gewezen door mr. Van Hoorn, voorzitter, mrs. Van Lookeren Campagne en Feunekes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Bruijn-van der Sluijs, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 december 2004 .