ECLI:NL:RBZUT:2004:BV9693
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.A. Lok
- Rechtspraak.nl
Bezwaar tegen de uitgangspositie en het plaatsingsbesluit bij reorganisatie politie
In deze zaak gaat het om een bezwaar van eiser, wonende te Ermelo, tegen de gekozen uitgangspositie en het plaatsingsbesluit van de Korpschef van het Korps landelijke politiediensten, vertegenwoordigd door de directeur-generaal Openbare orde en Veiligheid. De rechtbank Zutphen heeft op 7 juli 2004 uitspraak gedaan in deze bestuursrechtelijke zaak, geregistreerd onder nummer 03/978 AW 29. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van 6 juni 2003, waarbij zijn bezwaarschrift tegen de beslissing op zijn zienswijze niet-ontvankelijk werd verklaard en zijn bezwaar tegen het plaatsingsbesluit ongegrond werd verklaard. Eiser was van mening dat zijn functie als Verantwoordelijk Beveiligingsambtenaar niet correct was beoordeeld en dat hij niet terecht was geplaatst in de functie van Beveiliger.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de keuze van de uitgangspositie van eiser rechtstreeks invloed heeft op zijn rechtspositie. De rechtbank oordeelt dat de beslissing met betrekking tot de uitgangspositie een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit is. Het beroep tegen de beslissing op het bezwaarschrift van 25 november 2002 is gegrond verklaard, en de rechtbank heeft bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. De rechtbank heeft echter het beroep tegen het bezwaarschrift van 27 november 2002 ongegrond verklaard, omdat de bezwaren van eiser tegen het plaatsingsbesluit voortvloeien uit zijn bezwaren tegen de uitgangspositie.
De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder niet ten onrechte de functie van Beveiliger als uitgangspositie heeft gekozen, en dat de bezwaren van eiser tegen het plaatsingsbesluit ongegrond zijn. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die uitsluitend voortvloeien uit de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaarschrift. De rechtbank heeft de Staat der Nederlanden gelast het betaalde griffierecht van € 116,-- aan eiser te vergoeden. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.