RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/060459-04
Vervroegde uitspraak d.d.: 7 januari 2005
tegenspraak / dip
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting voor Vrouwen in Breda.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 januari 2005.
Ter terechtzitting gegeven beslissingen
De rechtbank heeft een namens verdachte gedaan verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis voorshands afgewezen.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 01 oktober 2004 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) haar mededader(s) met dat opzet die [slachtoffer] meermalen met de gebalde vuist(en) (met kracht) tegen/op het lichaam en/of het hoofd geslagen en/of die [slachtoffer], terwijl hij buiten bewustzijn op de grond lag, meermalen (met kracht) tegen/op het lichaam en/of het hoofd geschopt/getrapt, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
zij op of omstreeks 01 oktober 2004 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft/hebben toegebracht, immers heeft/hebben verdachte en/of (een van haar) mededader(s) opzettelijk die [slachtoffer] meermalen met gebalde vuist(en) met kracht tegen/op het lichaam en/of het hoofd geslagen, en/of die [slachtoffer], terwijl deze buiten bewustzijn op de grond lag, meermalen met kracht tegen/op het lichaam en/of het hoofd getrapt, tengevolge waarvan deze is overleden;
art. 47 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 2 Wetboek van Strafrecht
zij op of omstreeks 01 oktober 2004 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of (een of meer van) haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] (meermalen) met de gebalde vuist(en) (met kracht) tegen/op het lichaam en/of het hoofd heeft geslagen en/of die [slachtoffer], terwijl hij buiten bewustzijn op de grond lag, meermalen (met kracht) tegen/op het lichaam en/of het hoofd heeft geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 47 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
zij op of omstreeks 01 oktober 2004 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of (een of meer van) haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] (meermalen) met de gebalde vuist(en) (met kracht) tegen/op het lichaam en/of het hoofd heeft geslagen en/of die [slachtoffer], terwijl hij buiten bewustzijn op de grond lag, meermalen (met kracht) tegen/op het lichaam en/of het hoofd heeft geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 47 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
zij op of omstreeks 01 oktober 2004 te Apeldoorn met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [naam straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit
- (meermalen) met de gebalde vuist(en) (met kracht) tegen/op het lichaam en/of het hoofd van die [slachtoffer] slaan en/of
- (terwijl hij buiten bewustzijn op de grond lag) (met kracht) tegen/op het lichaam van die [slachtoffer] schoppen/trappen;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair, subsidiair danwel het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat zij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Dienaangaande wordt overwogen, dat uit het onderzoek niet is gebleken dat het door verdachte en haar medeverdachte toegepaste geweld heeft geleid tot de blijkens het sectierapport voor [slachtoffer] fatale hersenbloeding of tot enig ander relevant letsel en dat evenmin is gebleken dat bedoeld geweld werd toegepast met, al dan niet voorwaardelijk, opzet op het toebrengen van dodelijk letsel.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het nog meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op 1 oktober 2004 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en haar mededader voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen met de gebalde vuist met kracht tegen het lichaam heeft geslagen en die [slachtoffer], terwijl hij op de grond lag, meermalen met kracht tegen het lichaam heeft geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Aangaande het bewezenverklaarde opzet wordt overwogen dat de aard van de gedraging en de bewijsmiddelen in samenhang bezien, naar het oordeel van de rechtbank, redelijkerwijs geen andere conclusie toelaten dan dat verdachte zich met haar medeverdachte tenminste willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kan dat zij [slachtoffer] door hun handelen zwaar lichamelijk letsel zouden toebrengen. In dit verband kan als feit van algemene bekendheid gelden, dat een op de grond liggende en kennelijk aan het eind van zijn krachten gekomen persoon bijzonder kwetsbaar is voor hem tegen de buik en rug met kracht toegediende schoppen en trappen, nu deze – ook bij zogenaamd sportschoeisel – gemakkelijk kunnen leiden tot ernstig/zwaar letsel in verband met de aanwezigheid van vitale organen, belangrijke bloed- en zenuwbanen en fractuurgevoelige botstructuren.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf: medeplegen van poging tot zware mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een psychologisch rapport gedateerd 23 december 2004 opgemaakt door drs. Van Eynde.
Met de conclusie van dit rapport, te weten dat de verdachte ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde niet lijdende was aan een ziekelijke stoornis/ gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en zij derhalve als volledig toerekeningsvatbaar is te beschouwen, kan de rechtbank zich verenigen. Zij neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder laten meewegen, dat verdachte zich, louter uit boosheid over een zakelijke kwestie, heeft gevoegd bij het door haar mededader jegens [slachtoffer] gepleegde geweld, waarbij zij harerzijds [slachtoffer] meermalen tegen de buik of voorzijde van de romp heeft geschopt terwijl deze in kansloze positie op de grond lag.
Verdachte en haar mededader zijn vervolgens vertrokken zonder er zich van te vergewissen of het nog steeds op de grond liggende slachtoffer wellicht medische hulp behoefde.
Van feiten als de onderhavige kan worden gezegd dat zij – ook los van hun afloop – in hoge mate bijdragen aan de in de maatschappij levende onveiligheidsgevoelens.
Anderzijds heeft de rechtbank laten meewegen dat verdachtes rol bij de geweldpleging duidelijk geringer was dan die van haar medeverdachte en dat zij terzake van geweldsdelicten niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Gelet op het justitieel verleden van verdachte en de omtrent haar uitgebrachte rapportages, ziet de rechtbank aanleiding voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel met reclasseringstoezicht als hierna vermeld.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich als directe nabestaande van het slachtoffer met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.967,15 gevoegd in het strafproces.
Naar het oordeel van de rechtbank dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering, nu deze is gebaseerd op een strafbaar feit waarvan verdachte wordt vrijgesproken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10,14a, 14b, 14c, 27, 45, 47 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het meer meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 2 (twee) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Zutphen, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat de veroordeelde zal meewerken aan diagnostiek en/of een ambulante behandeling.
Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde], per adres [adres], niet-ontvankelijk in haar vordering.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Van Harreveld, voorzitter, Van Apeldoorn en Knoop, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 januari 2005.