ECLI:NL:RBZUT:2005:AS1997

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
7 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/060459-04
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Harreveld
  • A. van Apeldoorn
  • K. Knoop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geweldpleging door tweetal verdachten in Apeldoorn leidt niet tot dood slachtoffer

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zutphen op 7 januari 2005, stonden twee verdachten terecht voor geweldpleging die plaatsvond op 1 oktober 2004 in Apeldoorn. De verdachten werden beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een slachtoffer, dat uiteindelijk overleed. De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachten het primair, subsidiair of meer subsidiair tenlastegelegde hadden begaan. De rechtbank concludeerde dat het toegepaste geweld niet had geleid tot de fatale hersenbloeding van het slachtoffer en dat er geen opzet was op het toebrengen van dodelijk letsel. Wel werd bewezen geacht dat de verdachten zich schuldig hadden gemaakt aan poging tot zware mishandeling.

De rechtbank nam een psychologisch rapport in overweging, waaruit bleek dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar was. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen van de Stichting Reclassering Nederland. De benadeelde partij, als directe nabestaande van het slachtoffer, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat deze was gebaseerd op een strafbaar feit waarvan de verdachte was vrijgesproken.

De rechtbank benadrukte dat de rol van de verdachte bij de geweldpleging geringer was dan die van haar medeverdachte en dat zij niet eerder met politie en justitie in aanraking was geweest. De uitspraak werd gedaan in het kader van de rechtsgang en de rechtbank achtte de opgelegde straf in overeenstemming met de ernst van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/060459-04
Vervroegde uitspraak d.d.: 7 januari 2005
tegenspraak / dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting voor Vrouwen in Breda.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 januari 2005.
Ter terechtzitting gegeven beslissingen
De rechtbank heeft een namens verdachte gedaan verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis voorshands afgewezen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 01 oktober 2004 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) haar mededader(s) met dat opzet die [slachtoffer] meermalen met de gebalde vuist(en) (met kracht) tegen/op het lichaam en/of het hoofd geslagen en/of die [slachtoffer], terwijl hij buiten bewustzijn op de grond lag, meermalen (met kracht) tegen/op het lichaam en/of het hoofd geschopt/getrapt, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
zij op of omstreeks 01 oktober 2004 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft/hebben toegebracht, immers heeft/hebben verdachte en/of (een van haar) mededader(s) opzettelijk die [slachtoffer] meermalen met gebalde vuist(en) met kracht tegen/op het lichaam en/of het hoofd geslagen, en/of die [slachtoffer], terwijl deze buiten bewustzijn op de grond lag, meermalen met kracht tegen/op het lichaam en/of het hoofd getrapt, tengevolge waarvan deze is overleden;
art. 47 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 2 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
zij op of omstreeks 01 oktober 2004 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of (een of meer van) haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] (meermalen) met de gebalde vuist(en) (met kracht) tegen/op het lichaam en/of het hoofd heeft geslagen en/of die [slachtoffer], terwijl hij buiten bewustzijn op de grond lag, meermalen (met kracht) tegen/op het lichaam en/of het hoofd heeft geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 47 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
zij op of omstreeks 01 oktober 2004 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of (een of meer van) haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] (meermalen) met de gebalde vuist(en) (met kracht) tegen/op het lichaam en/of het hoofd heeft geslagen en/of die [slachtoffer], terwijl hij buiten bewustzijn op de grond lag, meermalen (met kracht) tegen/op het lichaam en/of het hoofd heeft geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 47 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
zij op of omstreeks 01 oktober 2004 te Apeldoorn met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [naam straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit
- (meermalen) met de gebalde vuist(en) (met kracht) tegen/op het lichaam en/of het hoofd van die [slachtoffer] slaan en/of
- (terwijl hij buiten bewustzijn op de grond lag) (met kracht) tegen/op het lichaam van die [slachtoffer] schoppen/trappen;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair, subsidiair danwel het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat zij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Dienaangaande wordt overwogen, dat uit het onderzoek niet is gebleken dat het door verdachte en haar medeverdachte toegepaste geweld heeft geleid tot de blijkens het sectierapport voor [slachtoffer] fatale hersenbloeding of tot enig ander relevant letsel en dat evenmin is gebleken dat bedoeld geweld werd toegepast met, al dan niet voorwaardelijk, opzet op het toebrengen van dodelijk letsel.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het nog meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op 1 oktober 2004 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en haar mededader voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen met de gebalde vuist met kracht tegen het lichaam heeft geslagen en die [slachtoffer], terwijl hij op de grond lag, meermalen met kracht tegen het lichaam heeft geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Aangaande het bewezenverklaarde opzet wordt overwogen dat de aard van de gedraging en de bewijsmiddelen in samenhang bezien, naar het oordeel van de rechtbank, redelijkerwijs geen andere conclusie toelaten dan dat verdachte zich met haar medeverdachte tenminste willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kan dat zij [slachtoffer] door hun handelen zwaar lichamelijk letsel zouden toebrengen. In dit verband kan als feit van algemene bekendheid gelden, dat een op de grond liggende en kennelijk aan het eind van zijn krachten gekomen persoon bijzonder kwetsbaar is voor hem tegen de buik en rug met kracht toegediende schoppen en trappen, nu deze – ook bij zogenaamd sportschoeisel – gemakkelijk kunnen leiden tot ernstig/zwaar letsel in verband met de aanwezigheid van vitale organen, belangrijke bloed- en zenuwbanen en fractuurgevoelige botstructuren.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf: medeplegen van poging tot zware mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een psychologisch rapport gedateerd 23 december 2004 opgemaakt door drs. Van Eynde.
Met de conclusie van dit rapport, te weten dat de verdachte ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde niet lijdende was aan een ziekelijke stoornis/ gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en zij derhalve als volledig toerekeningsvatbaar is te beschouwen, kan de rechtbank zich verenigen. Zij neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder laten meewegen, dat verdachte zich, louter uit boosheid over een zakelijke kwestie, heeft gevoegd bij het door haar mededader jegens [slachtoffer] gepleegde geweld, waarbij zij harerzijds [slachtoffer] meermalen tegen de buik of voorzijde van de romp heeft geschopt terwijl deze in kansloze positie op de grond lag.
Verdachte en haar mededader zijn vervolgens vertrokken zonder er zich van te vergewissen of het nog steeds op de grond liggende slachtoffer wellicht medische hulp behoefde.
Van feiten als de onderhavige kan worden gezegd dat zij – ook los van hun afloop – in hoge mate bijdragen aan de in de maatschappij levende onveiligheidsgevoelens.
Anderzijds heeft de rechtbank laten meewegen dat verdachtes rol bij de geweldpleging duidelijk geringer was dan die van haar medeverdachte en dat zij terzake van geweldsdelicten niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Gelet op het justitieel verleden van verdachte en de omtrent haar uitgebrachte rapportages, ziet de rechtbank aanleiding voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel met reclasseringstoezicht als hierna vermeld.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich als directe nabestaande van het slachtoffer met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.967,15 gevoegd in het strafproces.
Naar het oordeel van de rechtbank dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering, nu deze is gebaseerd op een strafbaar feit waarvan verdachte wordt vrijgesproken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10,14a, 14b, 14c, 27, 45, 47 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het meer meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 2 (twee) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Zutphen, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat de veroordeelde zal meewerken aan diagnostiek en/of een ambulante behandeling.
Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde], per adres [adres], niet-ontvankelijk in haar vordering.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Van Harreveld, voorzitter, Van Apeldoorn en Knoop, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 januari 2005.