ECLI:NL:RBZUT:2005:AS5551

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
7 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/037453-04
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Brouns
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens ontbreken wederrechtelijkheid bij verbranden van afvalstoffen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 7 februari 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 16 april 2004 afvalstoffen, waaronder (braam)struiken en afrasteringspalen, heeft verbrand in de gemeente [naam gemeente]. De verdachte heeft zich beroepen op een ontheffing die hem was verleend voor het zich ontdoen van deze afvalstoffen. De ontheffing was gedateerd op 16 april 2004 en was geldig voor een periode van een maand. De officier van justitie stelde dat er ten tijde van het verbranden geen ontheffing was, omdat deze pas later was verleend. De rechtbank oordeelde dat de ontheffing een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat dit besluit pas in werking treedt na bekendmaking. De rechtbank concludeerde dat de ontheffing, die geen verdere beperkingen in de tijd vermeldde, ook terugwerkende kracht had, waardoor de verdachte niet zonder ontheffing afval had verbrand.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen aanwijzingen zijn dat de ontheffing niet geldig was op het moment van de handeling. Daarom heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte niet strafbaar was, omdat er geen sprake was van wederrechtelijkheid. De beslissing is gegrond op de artikelen 91 van het Wetboek van Strafrecht en 10.2 van de Wet milieubeheer. De verdachte is ontslagen van alle rechtsvervolging, en de rechtbank heeft de vrijspraak uitgesproken voor het meer of anders tenlastegelegde.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Economisch politierechter
Parketnummer: 06/037453-04
Uitspraak d.d.: 7 februari 2005
Tegenspraak / dnip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
24 januari 2005.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op 16 april 2004 omstreeks 13.30 uur in de gemeente [naam gemeente], al dan niet opzettelijk, zich van afvalstoffen, te weten (braam)struiken en/of afrasteringspalen, heeft ontdaan door deze - al dan niet in verpakking - aan of nabij de [straatnaam] te [plaatsnaam] buiten een inrichting te verbranden;
artikel 1a Wet op de economische delicten
art 10.2 lid 1 Wet milieubeheer
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de economische politierechter is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 16 april 2004 omstreeks 13.30 uur in de gemeente [naam gemeente], opzettelijk zich van afvalstoffen, te weten (braam)struiken en afrasteringspalen, heeft ontdaan door deze aan of nabij de [straatnaam] te [plaatsnaam] buiten een inrichting te verbranden;
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene is te kwalificeren als overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
Verdachte heeft zich er op beroepen dat hem een ontheffing was verleend van het zich op verboden wijze ontdoen van afvalstoffen. Vast staat dat aan verdachte inderdaad in de loop van de middag, na het verbranden van de in de bewezenverklaring genoemde voorwerpen, een ontheffing is verstrekt. De ontheffing is gedateerd op 16 april 2004 en vanaf die datum voor de periode van een maand geldig. Verdachte heeft betoogd dat aan de ontheffing terugwerkende kracht toe kwam.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er ten tijde van het bewezenverklaarde verbranden geen ontheffing was, omdat pas later tot een ontheffing werd besloten. Terugwerkende kracht komt, in zijn opvatting, aan de ontheffing niet toe, omdat het tijdstip van het nemen van het besluit bepalend moet zijn, omdat alleen dan het bestuursorgaan dat het besluit neemt, indien nodig, in de gelegenheid is vooraf maatregelen te treffen die een eventueel gevaar kunnen keren, dat zou kunnen ontstaan door het verlenen van de ontheffing.
De economisch politierechter oordeelt als volgt. Bedoelde ontheffing is een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Een dergelijk besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt, aldus art. 3:40 Awb. Dat wil zeggen dat niet aan het tijdstip van beslissen, hetwelk dikwijls moeilijk of niet te achterhalen zal zijn, constitutieve werking is toegekend voor het kunnen intreden van de rechtsgevolgen waarop het besluit gericht is, maar aan (het tijdstip van) de bekendmaking van het besluit. Dat het besluit eerst werkt, nadat het bekend gemaakt is, staat er niet aan in de weg dat de werking van het besluit zich kan uitstrekken tot een tijdstip of periode voor de bekendmaking.
Voor het vaststellen van het tijdstip waarop of de periode waarin het besluit, i.c. de ontheffing, werkt, is, tenzij er aanwijzingen voor het tegendeel zijn, beslissend hetgeen daarover bij het besluit bepaald is.
De onderhavige ontheffing vermeldt 16 april 2004, zonder verdere beperkingen in de tijd, als ingangsdatum van haar werking. Nu er geen aanwijzingen voor het tegendeel zijn, moet het er voor gehouden worden, dat verdachte, anders dan bewezenverklaard op 16 april 2004 omstreeks 13.30 uur niet zonder ontheffing afval verbrand heeft, zodat ontslag van alle rechtsvervolging, wegens het ontbreken van de wederrechtelijkheid, moet volgen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen:
- 91 van het Wetboek van Strafrecht;
- 10.2 van de Wet milieubeheer.
BESLISSING
De economische politierechter beslist als volgt.
Verklaart het bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.
Dit vonnis is gewezen mr. Brouns, economische politierechter, in tegenwoordigheid
van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 februari 2005.