ECLI:NL:RBZUT:2005:AS6100

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
10 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
67519 / KLG ZA 05-24
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van verstek in kort geding om ontruiming van bedrijfsruimte

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 10 februari 2005 in kort geding verstek verleend tegen de niet verschenen gedaagde. De eiser, vertegenwoordigd door mr. A.J.H. Ozinga, had de gedaagde gedagvaard om de bedrijfsruimte aan de Hoofdstraat 55-a te Apeldoorn te ontruimen. De gedaagde was niet verschenen op de zitting van 8 februari 2005, ondanks dat hij op de hoogte was van de datum en tijd van de zitting. De eiser had eerder een schriftelijke overeenkomst met de gedaagde, waarin de gedaagde instemde met de beëindiging van de huurovereenkomst per 15 januari 2005. De eiser had de gedaagde op 14 januari 2005 gesommeerd om de bedrijfsruimte te ontruimen, maar de gedaagde had hieraan geen gehoor gegeven.

De rechtbank overwoog dat de gedaagde, ondanks een overschrijding van de wettelijke termijn van dagvaarding met één dag, niet onredelijk in zijn belangen was geschaad. De voorzieningenrechter oordeelde dat de eiser een spoedeisend belang had bij de ontruiming, aangezien er sinds 15 januari 2005 geen huur of gebruiksvergoeding meer werd voldaan. De rechtbank wees de vordering van de eiser toe en veroordeelde de gedaagde om de bedrijfsruimte binnen twee dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en de sleutels aan de eiser ter beschikking te stellen. Tevens werd de gedaagde veroordeeld in de kosten van de procedure.

De uitspraak benadrukt het belang van de wederzijdse belangenafweging in kort geding procedures en bevestigt dat verstek kan worden verleend wanneer de gedaagde niet verschijnt, mits de eiser voldoende spoedeisend belang kan aantonen.

Uitspraak

Rechtbank Zutphen
Sector Civiel
Afdeling Handel
kort gedingnummer: 67519 / KLG ZA 05-24
vonnis van : 10 februari 2005
Vonnis in kort geding in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser bij dagvaarding van 1 februari 2005,
procureur: mr. A.J.H. Ozinga,
advocaat: mr. L. Paulus te Arnhem,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen worden hierna mede [eiser] en [gedaagde] genoemd.
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
[eiser] heeft onder overlegging van producties [gedaagde] gedagvaard tegen de openbare zitting van 8 februari 2007.
Ter zitting is [gedaagde] niet verschenen noch vertegenwoordigd.
Eiser heeft zijn standpunt mondeling toegelicht, waarna hij vonnis heeft gevraagd.
2. VASTSTAANDE FEITEN
De volgende feiten zullen in dit kort geding als tussen partijen voorlopig vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten blijken uit overgelegde stukken en/of volgen uit stellingen van partijen, voor zover deze door de ene partij zijn aangevoerd en door de andere partij zijn
erkend of niet dan wel onvoldoende gemotiveerd zijn betwist.
2.1 Bij schriftelijke overeenkomst heeft [gedaagde] van [eiser] ingaande 1 mei 2000 in huur en gebruik gekregen het winkelpand met bovenwoningen aan de Hoofdstraat 55-a te Apeldoorn.
2.2 Bij schriftelijke overeenkomst van 17 december 2004 heeft [gedaagde] ingestemd met beëindiging van de huurovereenkomst met betrekking tot de bedrijfsruimte op de begane grond per 15 januari 2005. Bij diezelfde overeenkomst heeft [eiser] vorenbedoelde bedrijfsruimte met ingang van 15 januari 2005 verhuurd aan [naam 1].
2.3 Op 14 januari 2005 heeft [eiser] bij aangetekende brief met bericht van ontvangst [gedaagde] gesommeerd tot ontruiming van het gehuurde per 15 januari 2005, aan welke sommatie [gedaagde] tot op heden niet heeft voldaan.
3. DE VORDERING, DE GRONDEN EN HET VERWEER
3.1 [eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde] zal veroordelen om de bedrijfsruimte op de begane grond van de Hoofdstraat 55-a te Apeldoorn binnen twee dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen, te verlaten en met afgifte van de sleutels aan [eiser] ter vrije beschikking te stellen, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
4. DE BEOORDELING
4.1 [eiser] heeft gevorderd tegen de niet verschenen [gedaagde] verstek te verlenen.
Bij faxbericht van 8 februari 2005, ontvangen door deze rechtbank om 13.29 uur, heeft mr. G.F.M.G. Heutink, optredende als advocaat van [gedaagde], een beroep gedaan op de nietigheid van de inleidende dagvaarding. Daartoe heeft hij gesteld, dat in die dagvaarding het tijdstip van de zitting ontbreekt en dat de wettelijke termijn van één week niet in acht is genomen.
4.2 Dienaangaande staat vast dat [gedaagde] bij rectificatiedagvaarding van 8 februari 2005 tijdig voor de zitting het juiste tijdstip van de mondelinge behandeling is aangezegd. Voorts staat vast dat de advocaat van [eiser], mr. Paulus, op 19 januari 2005 een datum heeft verzocht voor de behandeling van het onderhavige kort geding onder mededeling dat het een werkelijk spoedeisende aangelegenheid betrof. Bij de dagbepaling is rekening gehouden met de (vele) verhinderdata van mr. Heutink, welke verhinderdata behandeling van het kort geding op kortere termijn onmogelijk maakten. Voorts blijkt uit de door mr. Paulus overgelegde correspondentie dat hij mr. Heutink bij brief van 21 januari 2005 heeft geïnformeerd over dag en uur van dit kort geding. Vanaf 21 januari was mr. Heutink derhalve op de hoogte van het feit dat het kort geding op 8 februari 2005 te 14.00 behandeld zou worden. Voorts blijkt uit de overgelegde correspondentie dat mr. Heutink na de dagbepaling 8 februari als aanvullende verhindering heeft opgegeven aan mr. Paulus en dat mr. Paulus hem daarop heeft meegedeeld dat hij, gezien het feit dat de datum van kort geding door de vele verhinderdata van mr. Heutink moeizaam tot stand was gekomen, zich op voorhand verzette tegen wijziging van het tijdstip. Mr. Heutink heeft vervolgens noch richting mr. Paulus, noch richting rechtbank enige actie ondernomen tot een half uur voor aanvang van de zitting door toezending van het onder 4.1 genoemde faxbericht waarin hij zich op nietigheid van de dagvaarding beroept.
4.3 Genoegzaam aannemelijk is, dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij de door hem gevorderde ontruiming, nu sedert 15 januari 2005 geen huur of gebruiksvergoeding meer wordt voldaan door [gedaagde] en [eiser] door het niet ontruimen door [gedaagde] van het gehuurde niet aan zijn verplichtingen jegens [naam 1] kan voldoen. Dit klemt te meer waar [gedaagde] in de door hem ondertekende overeenkomst van 17 december 2004 zonder enig voorbehoud heeft ingestemd met ontruiming per 15 januari 2005.
4.4 Nu mr. Heutink sedert 21 januari 2005 op de hoogte is van dag en uur waarop de vordering van [eiser] zou worden behandeld, [gedaagde] sedert het uitbrengen van de dagvaarding van de datum van het kort geding op de hoogte is, niet aannemelijk is dat [gedaagde] door overschrijding met één dag van de wettelijke termijn van dagvaarding onredelijk in zijn belangen is geschaad en niet om aanhouding van de mondelinge behandeling tot een nadere dag is verzocht, zal, gelet op de wederzijdse belangen, verstek worden verleend tegen de niet verschenen [gedaagde].
4.5 De vordering van [eiser] komt niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat deze zal worden toegewezen.
4.6 [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
5. BESLISSING
De voorzieningenrechter, recht doende in kort geding:
1. veroordeelt [gedaagde] om de bedrijfsruimte op de begane grond van de Hoofdstraat 55-a te Apeldoorn binnen twee dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen, te verlaten en met afgifte van de sleutels aan [eiser] ter vrije beschikking te stellen;
2. veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding die, voor zover gevallen aan de zijde van [eiser] tot op deze uitspraak worden begroot op € 329,60 wegens verschotten en
€ 527,-- wegens salaris procureur;
3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. A.E.F. Hillen, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 februari 2005 in tegenwoordigheid van Chr.D.W. van Meurs, griffier.