ECLI:NL:RBZUT:2005:AS7062

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
21 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/080462-02
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Harreveld
  • A. Lok
  • J. Brouns
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van doorvoer van goederen naar Irak

In de zaak tegen de besloten vennootschap [naam vennootschap], gevestigd te [adres], heeft de Rechtbank Zutphen op 21 februari 2005 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het handelen in strijd met de Europese verordening betreffende de onderbreking van de economische en financiële betrekkingen met Irak. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten die zich in de periode van 1 november 2001 tot en met 31 december 2002 zouden hebben voorgedaan, waarbij de verdachte grondstoffen en producten naar Irak zou hebben uitgevoerd of activiteiten zou hebben verricht die deze uitvoer bevorderden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. Het dossier bevatte geen concrete aanwijzingen dat de producten daadwerkelijk in Irak zijn aangekomen, met uitzondering van een partij van 46 brandstofpompen. De rechtbank concludeerde dat er geen strafrechtelijke betrokkenheid van de verdachte bij deze situatie kon worden vastgesteld. Daarom werd de verdachte van alle tenlastegelegde feiten vrijgesproken. De uitspraak werd gedaan na het onderzoek op de terechtzitting van 7 februari 2005, en de beslissing werd openbaar uitgesproken op 21 februari 2005.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Economische kamer
Parketnummer: 06/080462-02
Uitspraak d.d.: 21 februari 2005
Verstek / dip
Na verwijzing: niet verschenen / onip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
de besloten vennootschap [naam vennootschap],
gevestigd te [adres]
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 februari 2005.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2001 t/m 31 mei 2002 in de gemeente Putten, althans in Nederland, al dan niet opzettelijk, heeft gehandeld in strijd met artikel 1 van de "verordening (EG) nr. 2465/96 van de Raad van de Europese Unie van 17 december 1996 betreffende de onderbreking van de economische en financiële betrekkingen tussen de Europese Gemeenschap en Irak (PbEG L 337)", door tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, grondstoffen en/of produkten (te weten een aantal brandstofpompen), van oorsprong of herkomst uit de Gemeenschap of die over het grondgebied van de Gemeenschap waren doorgevoerd, uit te voeren naar Irak, althans activiteiten te verrichten die ten doel of tot gevolg hadden dat
genoemde uitvoer naar Irak werd bevorderd;
(zaak 1: blz 520 t/m 648 van het proces-verbaal)
artikel 1 Wet op de economische delicten
art 2 lid 1 Sanctiewet 1977
2.
verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2001 t/m 31 december 2001 in de gemeente Putten, althans in Nederland, al dan niet opzettelijk, heeft gehandeld in strijd met artikel 1 van de "verordening (EG) nr. 2465/96 van de Raad van de Europese Unie van 17 december 1996 betreffende de onderbreking van de economische en financiële betrekkingen tussen de Europese Gemeenschap en Irak (PbEG L 337)",
door tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, grondstoffen en/of produkten (te weten Thermo analyse apparatuur en/of toebehoren en/of een vacuumpomp) van oorsprong of herkomst uit de Gemeenschap of die over het grondgebied van de Gemeenschap waren doorgevoerd, uit te voeren naar Irak, althans activiteiten te verrichten die ten doel of tot gevolg hadden dat genoemde uitvoer naar Irak werd bevorderd;
(zaak 2: blz 649 t/m 780 van het proces-verbaal)
artikel 1 Wet op de economische delicten
art 2 lid 1 Sanctiewet 1977
3.
verdachte in of omstreeks de maand november 2002 in de gemeente Putten, althans in Nederland, al dan niet opzettelijk, heeft gehandeld in strijd met artikel 1 van de "verordening (EG) nr. 2465/96 van de Raad van de Europese Unie van 17 december 1996 betreffende
de onderbreking van de economische en financiële betrekkingen tussen de Europese Gemeenschap en Irak (PbEG L 337)", door tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, grondstoffen en/of produkten (te weten stansmachineonderdelen, bestaande uit stempels, stempelhuizen en/of stalen veren), van oorsprong of herkomst uit de
Gemeenschap of die over het grondgebied van de Gemeenschap waren doorgevoerd, uit te voeren naar Irak, althans activiteiten te verrichten die ten doel of tot gevolg hadden dat genoemde uitvoer naar Irak werd bevorderd;
(zaak 3: blz. 781 t/m 847 van het proces-verbaal)
artikel 1 Wet op de economische delicten
art 1 lid 1 Sanctieregeling Irak 2002
4.
verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2002 t/m 31 december 2002 in de gemeente Putten, althans in Nederland, al dan niet opzettelijk,
heeft gehandeld in strijd met artikel 1 van de "verordening (EG) nr. 2465/96 van de Raad van de Europese Unie van 17 december 1996 betreffende de onderbreking van de economische en financiële betrekkingen tussen de Europese Gemeenschap en Irak (PbEG L 337)" door tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, grondstoffen en/of produkten (te weten diverse elektronische onderdelen en/of elektrische apparatuur), van oorsprong of herkomst uit de Gemeenschap of die over het grondgebied van de Gemeenschap waren doorgevoerd, uit te voeren naar Irak, althans activiteiten te verrichten die ten doel of tot gevolg hadden dat genoemde uitvoer naar Irak werd bevorderd;
(zaak 4: blz 848 t/m 880 van het proces-verbaal)
artikel 1 Wet op de economische delicten
art 1 lid 1 Sanctieregeling Irak 2002
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan aangezien het dossier geen concrete aanwijzing bevat dat de uitgevoerde producten daadwerkelijk in Irak terecht zijn gekomen, behoudens ten aanzien van een partij van 46 brandstofpompen. Uit het onderzoek is evenwel naar voren gekomen, dat zich met betrekking tot laatstgenoemde goederen een bijzondere situatie heeft voorgedaan. Nu van strafrechtelijke betrokkenheid bij die situatie aan de zijde van verdachte niet is gebleken moet verdachte aldus van de gehele ten laste legging worden vrijgesproken.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door mrs. Van Harreveld, voorzitter, Lok en Brouns, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 februari 2005.