ECLI:NL:RBZUT:2005:AS7065

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
21 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/035216-04
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. van Harreveld
  • J. Lok
  • M. Brouns
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van verboden uitvoer naar Irak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 21 februari 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als directeur/bedrijfsleider van een besloten vennootschap werd beschuldigd van het handelen in strijd met de Europese verordening betreffende de economische en financiële betrekkingen met Irak. De tenlastelegging omvatte vier verschillende feiten waarbij de verdachte zou hebben bijgedragen aan de uitvoer van goederen naar Irak in de periode van 2001 tot en met 2002. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. Het dossier bevatte geen concrete aanwijzingen dat de goederen daadwerkelijk in Irak zijn aangekomen, met uitzondering van een partij van 46 brandstofpompen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen strafrechtelijke betrokkenheid van de verdachte bij deze specifieke situatie kon worden aangetoond.

Tijdens de zitting op 7 februari 2005 zijn de verzoeken van de raadsman om getuigen op te roepen afgewezen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en heeft de verdachte van alle beschuldigingen vrijgesproken. De beslissing is genomen in tegenwoordigheid van de griffier, en het vonnis is openbaar uitgesproken. De rechtbank heeft daarmee de verdachte in zijn geheel vrijgesproken van de tenlastelegging.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Economische kamer
Parketnummer: 06/035216-04
Uitspraak d.d.: 21 februari 2005
Tegenspraak / oip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 februari 2005.
Ter terechtzitting gegeven beslissingen
Ter terechtzitting zijn de volgende beslissingen gegeven:
- De door de raadsman gedane verzoeken om getuigen op te roepen zijn afgewezen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
de besloten vennootschap [naam vennootschap] op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2001 t/m 31 mei 2002 in de gemeente Putten, althans in Nederland, al dan niet opzettelijk, heeft gehandeld in strijd met artikel 1 van de "verordening (EG) nr. 2465/96 van de Raad van de Europese Unie van 17 december 1996 betreffende de onderbreking van de economische en financiële betrekkingen tussen de Europese Gemeenschap en Irak (PbEG L 337)", door tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, grondstoffen en/of produkten (te weten een aantal brandstofpompen), van oorsprong of herkomst uit de Gemeenschap of die over het grondgebied van de Gemeenschap waren doorgevoerd, uit te voeren naar Irak, althans activiteiten te verrichten die ten doel of tot gevolg hadden dat genoemde uitvoer naar Irak werd bevorderd;
zulks terwijl verdachte als directeur/bedrijfsleider van/binnen die rechtspersoon, tezamen en in vereniging met een of meer anderen of alleen, tot dat feit of die feiten opdracht heeft gegeven en/of feitelijke leiding heeft gegeven aan die verboden gedraging(en)
(zaak 1: blz 520 t/m 648 van het proces-verbaal)
artikel 1 Wet op de economische delicten
artikel 51 Wetboek van Strafrecht
art 2 lid 1 Sanctiewet 1977
2.
de besloten vennootschap [naam vennootschap] op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2001 t/m 31 december 2001 in de gemeente Putten, althans in Nederland, al dan niet opzettelijk, heeft gehandeld in strijd met artikel 1 van de "verordening (EG) nr. 2465/96 van de Raad van de Europese Unie van 17 december 1996 betreffende
de onderbreking van de economische en financiële betrekkingen tussen de Europese Gemeenschap en Irak (PbEG L 337)", door tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, grondstoffen en/of produkten (te weten Thermo analyse apparatuur en/of toebehoren en/of een vacuumpomp) van oorsprong of herkomst uit de Gemeenschap
of die over het grondgebied van de Gemeenschap waren doorgevoerd, uit te voeren naar Irak, althans activiteiten te verrichten die ten doel of tot gevolg hadden dat genoemde uitvoer naar Irak werd bevorderd;
zulks terwijl verdachte als directeur/bedrijfsleider van/binnen die rechtspersoon, tezamen en in vereniging met een of meer anderen of alleen, tot dat feit of die feiten opdracht heeft gegeven en/of feitelijke leiding heeft gegeven aan die verboden gedraging(en)
(zaak 2: blz 649 t/m 780 van het proces-verbaal)
artikel 1 Wet op de economische delicten
artikel 51 Wetboek van Strafrecht
art 2 lid 1 Sanctiewet 1977
3.
de besloten vennootschap [naam vennootschap] in of omstreeks de maand november 2002
in de gemeente Putten, althans in Nederland, al dan niet opzettelijk, heeft gehandeld in strijd met artikel 1 van de "verordening (EG) nr. 2465/96 van de Raad van de Europese Unie van 17 december 1996 betreffende de onderbreking van de economische en financiële betrekkingen tussen de Europese Gemeenschap en Irak (PbEG L 337)", door tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, grondstoffen en/of produkten (te weten stansmachineonderdelen, bestaande uit stempels, stempelhuizen en/of stalen veren), van oorsprong of herkomst uit de Gemeenschap of die over het grondgebied van de Gemeenschap waren doorgevoerd, uit te voeren naar Irak, althans activiteiten te verrichten die ten doel of tot gevolg hadden dat genoemde uitvoer naar Irak werd bevorderd;
zulks terwijl verdachte als directeur/bedrijfsleider van/binnen die rechtspersoon, tezamen en in vereniging met een of meer anderen of alleen, tot dat feit of die feiten opdracht heeft gegeven en/of feitelijke leiding heeft gegeven aan die verboden gedraging(en)
(zaak 3: blz. 781 t/m 847 van het proces-verbaal)
artikel 1 Wet op de economische delicten
artikel 51 Wetboek van Strafrecht
art 1 lid 1 Sanctieregeling Irak 2002
4.
de besloten vennootschap [naam vennootschap] op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2002 t/m 31 december 2002 in de gemeente Putten, althans in Nederland, al dan niet opzettelijk, heeft gehandeld in strijd met artikel 1 van de "verordening (EG) nr. 2465/96 van de Raad van de Europese Unie van 17 december 1996 betreffende
de onderbreking van de economische en financiële betrekkingen tussen de Europese Gemeenschap en Irak (PbEG L 337)", door tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, grondstoffen en/of produkten (te weten diverse elektronische onderdelen en/of elektrische apparatuur), van oorsprong of herkomst uit de Gemeenschap of die over het grondgebied van de Gemeenschap waren doorgevoerd, uit te voeren naar Irak, althans activiteiten te verrichten die ten doel of tot gevolg hadden dat genoemde uitvoer naar Irak werd bevorderd;
zulks terwijl verdachte als directeur/bedrijfsleider van/binnen die rechtspersoon, tezamen en in vereniging met een of meer anderen of alleen, tot dat feit of die feiten opdracht heeft gegeven en/of feitelijke leiding heeft gegeven aan die verboden gedraging(en)
(zaak 4: blz 848 t/m 880 van het proces-verbaal)
artikel 1 Wet op de economische delicten
artikel 51 Wetboek van Strafrecht
art 1 lid 1 Sanctieregeling Irak 2002
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan aangezien het dossier geen concrete aanwijzing bevat dat de uitgevoerde producten daadwerkelijk in Irak terecht zijn gekomen, behoudens ten aanzien van een partij van 46 brandstofpompen. Uit het onderzoek is evenwel naar voren gekomen, dat zich met betrekking tot laatstgenoemde goederen een bijzondere situatie heeft voorgedaan. Nu van strafrechtelijke betrokkenheid bij die situatie aan de zijde van verdachte niet is gebleken moet verdachte aldus van de gehele ten laste legging worden vrijgesproken.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door mrs. Van Harreveld, voorzitter, Lok en Brouns, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
21 februari 2005.