ECLI:NL:RBZUT:2005:AT4780

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
27 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/460011-05
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. van Harreveld
  • M. van der Hooft
  • J. van Lookeren Campagne
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zes jaar gevangenisstraf voor medeplegen van doodslag op een Apeldoornse zwerver

Op 27 april 2005 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren op 21 oktober 1982, die op 4 januari 2005 in Apeldoorn samen met anderen opzettelijk een zwerver van het leven heeft beroofd. De verdachte en zijn mededaders hebben het slachtoffer met geweld, waaronder slaan en schoppen, en met voorwerpen zoals een metalen hoekprofiel en een bezem, zwaar letsel toegebracht, wat uiteindelijk leidde tot de dood van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, maar heeft hem desondanks als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd. De kans op herhaling van dergelijk geweld is volgens de rechtbank niet groot, en er is geen behoefte aan behandeling. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de bewijsvoering zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan het primair ten laste gelegde, namelijk medeplegen van doodslag. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht. De beslissing is genomen na een grondige afweging van de ernst van het delict en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/460011-05
Uitspraak d.d.: 27 april 2005
Tegenspraak / dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op 21 oktober 1982,
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in het huis van bewaring te Zutphen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 april 2005.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 januari 2005 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s), die [slachtoffer]
- in/tegen/op zijn gezicht en/of lichaam geslagen en/of gestompt en/of
- in/tegen/op zijn gezicht en/of lichaam getrapt en/of geschopt en/of
- met een metalen hoekprofiel, in ieder geval een staaf en/of metalen voorwerp, op/tegen het
hoofd en/of lichaam geslagen en/of
- met een bezem, in ieder geval een stok en/of houten voorwerp, op/tegen het hoofd en/of lichaam geslagen,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 04 januari 2005 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging met anderen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (hoofdletsel en/of breuk van het strottenhoofd en/of kneuzingen van de/een rib(ben) en/of long(en)), heeft toegebracht,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s), die [slachtoffer]
- in/tegen/op zijn gezicht en/of lichaam geslagen en/of gestompt en/of
- in/tegen/op zijn gezicht en/of lichaam getrapt en/of geschopt en/of
- met een metalen hoekprofiel, in ieder geval een staaf en/of metalen voorwerp, op/tegen het hoofd en/of lichaam geslagen en/of
- met een bezem, in ieder geval een stok en/of houten voorwerp, op/tegen het hoofd en/of lichaam geslagen,
tengevolge waarvan [slachtoffer] is overleden;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 2 Wetboek van Strafrecht
Bewezenverklaring
Namens verdachte is, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat in zijn geval vrijspraak voor het primair ten laste gelegde moet volgen, nu hij zich niet alleen verbaal maar ook fysiek van de (verdere) geweldsuitoefening heeft gedistantieerd toen het slachtoffer nog leefde en ook nog niet getroffen was door het onder meer met slagvoorwerpen uitgeoefende geweld dat kennelijk de dood heeft veroorzaakt.
De rechtbank verwerpt het verweer, nu de feitelijke grondslag daarvan geenszins aannemelijk is geworden en uit de bewijsmiddelen integendeel volgt dat verdachte bij alle geweldshandelingen in enige vorm betrokken was en bovendien de dood van het slachtoffer beoogde.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 4 januari 2005 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededader(s), die [slachtoffer]
- in/tegen/op zijn gezicht en lichaam geslagen en gestompt en
- in/tegen/op zijn gezicht en lichaam getrapt en geschopt en
- met een metalen hoekprofiel op/tegen het hoofd en lichaam geslagen en
- met een bezem, in ieder geval een stok, op/tegen het hoofd en lichaam geslagen,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
primair: medeplegen van doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een multidisciplinair rapport opgemaakt op 4 april 2005 door H.E.M. van Beek, psychiater, en drs. L.J. Rempt, gz-psycholoog.
- Uit de inhoud van dit rapport komt het volgende naar voren.
Verdachte is lijdende aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de vorm van middelenafhankelijkheid. Tevens is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale trekken. Ten tijde van het ten laste gelegde was daar reeds sprake van. Op grond hiervan moet verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd. De kans op herhaling van een dergelijk ernstig delict lijkt, gezien de specifieke situatie waarvan in dit geval sprake was, niet aannemelijk.
Aangezien de kans op recidive niet groot is en verdachte geen behoefte heeft aan enige vorm van behandeling, is er geen gedragskundig advies te geven.
De rechtbank kan zich, mede gelet op het onderzoek ter terechtzitting, verenigen met de inhoud van het over verdachte opgemaakte multidisciplinaire rapport. Zij neemt de daarin vermelde conclusies over en maakt deze tot de hare.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen, en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden, dat verdachte het hem bekende slachtoffer [slachtoffer] op een buitengewoon schokkende en gewelddadige wijze van het leven heeft beroofd. Nadat het slachtoffer door een harde klap reeds weerloos was, hebben verdachte en zijn mededaders meermalen met kracht op het hoofd en lichaam geschopt en geslagen, waarbij ook gebruik is gemaakt van een stok en een metalen hoekprofiel. Zij zijn daarmee doorgegaan totdat [slachtoffer] geen tekenen van leven meer vertoonde. Dit feit levert een ernstige schending van de rechtsorde op en wakkert tevens de gevoelens van onveiligheid aan.
Anderzijds neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte wel eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen, maar dat hij niet eerder voor een geweldsdelict is veroordeeld.
Om voldoende recht te doen aan de aard en buitengewone ernst van het bewezen verklaarde, acht de rechtbank oplegging van een langere gevangenisstraf dan door de officier van justitie gevorderd, passend en geboden.
Ad informandum gevoegde zaken
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen de ter kennisneming gevoegde zaak, bekend onder parketnummer 06/800368-05.
Verdachte heeft bekend dat feit te hebben begaan en de officier van justitie heeft toegezegd dat voor dat feit geen verdere strafvervolging zal volgen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 27, 47 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Van Harreveld, voorzitter, Van der Hooft en Van Lookeren Campagne, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 april 2005.