ECLI:NL:RBZUT:2005:AT5329
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- K. van Duyvendijk
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding na dwangsombesluit en onrechtmatigheidseis
In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport als verweerder aangesproken voor schadevergoeding die hij stelt te hebben geleden als gevolg van een dwangsombesluit. Dit dwangsombesluit, dat op 19 november 2003 door de verweerder is opgelegd, volgde op een bevel van de inspecteur van de Gezondheidszorg van 3 juni 2003. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het dwangsombesluit, maar dit bezwaar werd op 5 maart 2004 ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, geregistreerd onder nummer 04/523, en heeft daarnaast op 2 januari 2004 een verzoek om schadevergoeding ingediend, dat op 10 maart 2004 door verweerder werd afgewezen.
De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat de door eiser gestelde schadeoorzaak voortvloeit uit het dwangsombesluit, dat vatbaar is voor bezwaar en beroep op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder zich niet aansprakelijk acht voor de schade zolang de onrechtmatigheid van het dwangsombesluit niet vaststaat. De rechtbank onderschrijft het standpunt van verweerder dat eerst moet worden vastgesteld of het dwangsombesluit onrechtmatig was, voordat er sprake kan zijn van een verplichting tot schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep van eiser kennelijk ongegrond verklaard, en benadrukt dat het oordeel over de onrechtmatigheid van het dwangsombesluit losstaat van de uitspraak die inmiddels is gedaan op het beroep tegen dat dwangsombesluit. De rechtbank heeft de beslissing genomen dat, zolang er geen uitspraak in hoger beroep is gedaan die de onrechtmatigheid van het dwangsombesluit vaststelt, er geen aanleiding is voor een nieuwe beoordeling van het verzoek om schadevergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. K. van Duyvendijk en openbaar uitgesproken op 28 april 2005.