ECLI:NL:RBZUT:2005:AT5329

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
28 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/48
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • K. van Duyvendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na dwangsombesluit en onrechtmatigheidseis

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport als verweerder aangesproken voor schadevergoeding die hij stelt te hebben geleden als gevolg van een dwangsombesluit. Dit dwangsombesluit, dat op 19 november 2003 door de verweerder is opgelegd, volgde op een bevel van de inspecteur van de Gezondheidszorg van 3 juni 2003. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het dwangsombesluit, maar dit bezwaar werd op 5 maart 2004 ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, geregistreerd onder nummer 04/523, en heeft daarnaast op 2 januari 2004 een verzoek om schadevergoeding ingediend, dat op 10 maart 2004 door verweerder werd afgewezen.

De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat de door eiser gestelde schadeoorzaak voortvloeit uit het dwangsombesluit, dat vatbaar is voor bezwaar en beroep op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder zich niet aansprakelijk acht voor de schade zolang de onrechtmatigheid van het dwangsombesluit niet vaststaat. De rechtbank onderschrijft het standpunt van verweerder dat eerst moet worden vastgesteld of het dwangsombesluit onrechtmatig was, voordat er sprake kan zijn van een verplichting tot schadevergoeding.

De rechtbank heeft het beroep van eiser kennelijk ongegrond verklaard, en benadrukt dat het oordeel over de onrechtmatigheid van het dwangsombesluit losstaat van de uitspraak die inmiddels is gedaan op het beroep tegen dat dwangsombesluit. De rechtbank heeft de beslissing genomen dat, zolang er geen uitspraak in hoger beroep is gedaan die de onrechtmatigheid van het dwangsombesluit vaststelt, er geen aanleiding is voor een nieuwe beoordeling van het verzoek om schadevergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. K. van Duyvendijk en openbaar uitgesproken op 28 april 2005.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
Reg.nr.: 05/48
UITSPRAAK
in het geding tussen:
[eiser], te [woonplaats], eiser,
en
de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 6 december 2004.
2. Feiten
Bij besluit van 19 november 2003 heeft verweerder, ter handhaving van een op 3 juni 2003 door de inspecteur van de Gezondheidszorg aan eiser gegeven bevel, aan eiser een last onder dwangsom opgelegd. Tegen dit dwangsombesluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 5 maart 2004 heeft verweerder dit bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiser beroep bij de rechtbank ingesteld, geregistreerd onder nr. 04/523.
Bij brief van 2 januari 2004 heeft eiser verweerder verzocht om vergoeding van schade die hij als gevolg van voormeld dwangsombesluit stelt te hebben geleden.
Bij besluit van 10 maart 2003 heeft verweerder dit verzoek afgewezen. Hiertegen heeft eiser een bezwaarschrift ingediend.
Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser – overeenkomstig het advies van de VWS-commissie bezwaarschriften Awb – ongegrond verklaard.
3. Procesverloop
Eiser heeft beroep ingesteld op de in het beroepschrift vermelde gronden. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden.
Het onderzoek is met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gesloten.
4. Motivering
De door eiser gestelde schadeoorzaak is gelegen in het dwangsombesluit van verweerder van 19 november 2003, dat vatbaar is voor bezwaar en beroep op grond van de Awb. Derhalve is de beslissing op het verzoek om schadevergoeding aan te merken als een zuiver schadebesluit dat eveneens vatbaar is voor bezwaar en beroep op grond van die wet.
Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat hij zich niet aansprakelijk acht voor de door eiser gestelde schade, zolang de door eiser gestelde onrechtmatigheid van het dwangsombesluit nog niet vast staat. Indien de onrechtmatigheid van het dwangsombesluit komt vast te staan, zal verweerder opnieuw beoordelen of eiser recht op schadevergoeding heeft.
De rechtbank acht deze standpuntbepaling van verweerder juist, gegeven het feit dat ten tijde van het bestreden besluit door de rechtbank nog geen uitspraak was gedaan op het beroep van eiser tegen het (bij het besluit op bezwaar van 5 maart 2004 gehandhaafde) dwangsombesluit. De rechtbank onderschrijft derhalve het standpunt van verweerder dat eerste in rechte dient vast te staan dat het dwangsombesluit onrechtmatig was, alvorens sprake zou kunnen zijn van gehoudenheid van verweerder tot schadevergoeding.
Het beroep van eiser is dan ook kennelijk ongegrond.
Ter voorlichting van eiser wordt nog opgemerkt dat het hiervoor gegeven oordeel los staat van de omstandigheid dat de rechtbank het beroep tegen het dwangsombesluit inmiddels ongegrond heeft verklaard bij uitspraak van 11 april 2005, nr. 04/523. Tegen die uitspraak staat nog hoger beroep open. Eerst wanneer na een eventuele uitspraak in hoger beroep alsnog zou komen vast te staan dat het dwangsombesluit onrechtmatig was, is er aanleiding voor een nieuwe beoordeling (in eerste instantie door verweerder, niet door de rechtbank) van het verzoek om schadevergoeding.
5. Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
- verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. K. van Duyvendijk en in het openbaar uitgesproken op 28 april 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.
Afschrift verzonden op:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending verzet worden gedaan bij deze rechtbank, sector bestuursrecht, Postbus 205, 7200 AE Zutphen.
De indiener van het verzetschrift kan vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. Vraagt hij dat niet dan kan van het horen worden afgezien.