RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/060469-04
Uitspraak d.d.: 13 mei 2005
tegenspraak / dip
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 april 2005.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij
op of omstreeks 23 juni 2004
in de gemeente Ruurlo en/of elders in Nederland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk
[slachtoffer 1] van het leven te beroven,
met dat opzet haar keel heeft dichtgeknepen en/of gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij
op of omstreeks 23 juni 2004
in de gemeente Ruurlo en/of elders in Nederland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, met dat opzet haar keel heeft dicht geknepen en/of gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat hij op of omstreeks 23 juni 2004 in de gemeente Ruurlo en/of elders in Nederland
opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] met zijn handen om haar hals/keel heeft gepakt en/of de keel heeft dichtgedrukt en/of dichtgeknepen en/of met zijn duimen op het strottenhoofd heeft gedrukt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij
in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot 23 juni 2004
in de gemeente Ruurlo en/of elders in Nederland
opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] in het gezicht heeft geslagen
en/of bij de keel heeft gepakt en/of dichtgedrukt en/of tegen een muur geduwd
en/of op het gras geslingerd,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij
op of omstreeks 30 augustus 2004
in de gemeente Winterswijk
[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk driegend gezegd: "Die hoer van een [slachtoffer 2]
steek ik nog wel aan het mes" en/of dat haar zou aanvliegen en/of iets aanzou
doen, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
welke bedreiging [slachtoffer 2] heeft gehoord van en via derden;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij
op of omstreeks 04 oktober 2004
in de gemeentet Ruurlo
wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten erf gelegen [adres] en
in gebruik bij de [stichting] als gezinsvervangend tehuis, althans
bij een ander of anderen dan bij verdachte;
art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde (poging tot doodslag, poging tot zware mishandeling) heeft begaan. Verdachte heeft zijn gewelddadig optreden uit zichzelf gestaakt op een moment dat het risico van het volgens de tenlastelegging beoogde resultaat (de dood danwel het zwaar lichamelijk letsel) nog niet was gerealiseerd.
Het onder 4 tenlastegelegde feit acht de rechtbank evenmin bewezen. De brief van 28 juni 2004 van de [stichting] behelst een vriendelijk doch dringend verzoek aan verdachte om geen bezoek meer te brengen aan de woonvoorzieningen van gezinsvervangend tehuis [naam ] te Ruurlo.
De rechtbank is van oordeel dat deze brief niet kan worden beschouwd als een onvoorwaardelijke ontzegging van de toegang tot het terrein van het gezinsvervangend tehuis, Hij is daarvoor niet voldoende duidelijk, wat temeer klemt omdat men bij [stichting] op de hoogte was van de verstandelijke beperkingen van verdachte.
Daarom kan niet worden gezegd dat verdachte op 4 oktober 2004 wederrechtelijk is binnengedrongen in het terrein van bedoeld gezinsvervangend tehuis.
De verdachte behoort van deze feiten te worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 23 juni 2004 in Nederland opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] met zijn handen om haar hals/keel heeft gepakt en de keel heeft dichtgedrukt en dichtgeknepen en met zijn duimen op het strottenhoofd heeft gedrukt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
hij in de periode van 1 januari 2004 tot 23 juni 2004 in de gemeente Ruurlo opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] in het gezicht heeft geslagen en bij de keel heeft gepakt en tegen een muur geduwd en op het gras geslingerd, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
hij op of omstreeks 30 augustus 2004 in de gemeente Winterswijk [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend gezegd: "Die hoer van een [slachtoffer 2] steek ik nog wel aan het mes", welke bedreiging [slachtoffer 2] heeft gehoord van en via derden.
De rechtbank acht ondanks de uitdrukkelijke betwisting door verdachte en zijn raadsman het onder 3 tenlastegelegde feit bewezen, op basis van de verklaring van de aangeefster en de verklaring van de [getuige] in combinatie met de eigen verklaring van verdachte dat hij bijzonder opgewonden was over het feit dat [slachtoffer 1] haar stageplaats was ontnomen.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1 meer subsidiair: mishandeling;
2.: mishandeling;
3.: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een rapport gedateerd 14 april 2005 opgemaakt door de klinisch psycholoog [naam psycholoog]. Met de conclusie van dit rapport, dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde lijdende was aan een zodanige ziekelijke stoornis/gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens dat het tenlastegelegde - indien bewezen - hem in licht verminderde tot verminderde mate kan worden toegerekend, kan de rechtbank zich verenigen, mede gelet op de indruk die de rechtbank ter zitting van de verdachte heeft verkregen.
Zij neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van één en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf met daarnaast een taakstraf als na te melden, met welke strafmodaliteit verdachte heeft ingestemd, op zijn plaats.
De taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte in de periode van 1 januari tot en met 23 juni 2004 zijn verstandelijk gehandicapte vriendin [slachtoffer 1] tweemaal heeft mishandeld en dat verdachte, naar hij ook zelf weet, nogal opvliegerig is en geneigd is om in agressie te vervallen, zoals ook blijkt uit de eerdere contacten die hij volgens zijn justitiële documentatie met politie en justitie heeft gehad.
De verdachte heeft zich bovendien schuldig gemaakt aan een bedreiging gericht tegen een hem bekende docente van de [naam school] te [plaats].
Door dit soort feiten worden bij slachtoffers gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt, terwijl het in het geval van [slachtoffer 1], door haar beperkingen, een beklemmend effect heeft gehad.
Uit de rapporten komt naar voren dat verdachte op (rand)zwakbegaafd niveau functioneert, dat hij licht ontvlambaar is en zeer primair reageert. De kans op recidive wordt groot geacht, met name bij een (nieuwe) intieme relatie.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank, ondanks de gedeeltelijke vrijspraak, een strafoplegging zoals door de officier van justitie gevorderd op zijn plaats. Zij acht die straf passend en recht doen aan de bewezenverklaarde feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 57, 285, 300 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair en het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 meer subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Zutphen, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt,
ook als dit inhoudt dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen. De veroordeelde zal zich dan houden aan regels die hem door of namens de leiding van die instelling zullen worden gegeven.
Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 100 (honderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen.
Beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf dat per dag in voorarrest doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Van Lookeren Campagne, voorzitter, Elders en Bruins Slot, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 mei 2005.