ECLI:NL:RBZUT:2005:AT7142
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. van Harreveld
- J. van der Hooft
- M. van Hoorn
- Rechtspraak.nl
Medeplegen van overproductie van dierlijke meststoffen bestraft met een deels voorwaardelijke geldboete
In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 8 juni 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een besloten vennootschap, die werd beschuldigd van het medeplegen van overproductie van dierlijke meststoffen. De verdachte had in de jaren 1999, 2000, 2001 en 2002 in Laren, gemeente Lochem, opzettelijk de productie van dierlijke meststoffen van pluimvee uitgebreid, terwijl de productie op haar bedrijf groter was dan de toegestane hoeveelheid van 125 kilogram fosfaat per hectare per jaar. Dit gebeurde op meerdere bedrijven, gelegen aan verschillende straten, en leidde tot overtredingen van artikel 55 lid 1 van de Meststoffenwet.
De rechtbank oordeelde dat wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten voor de jaren 1999 en 2000. Voor de jaren 2001 en 2002 kon de verdachte niet worden vervolgd, omdat niet aan alle bestanddelen van de wet was voldaan. De rechtbank legde een deels voorwaardelijke geldboete op van € 15.000,--, waarvan € 10.000,-- niet ten uitvoer zou worden gelegd, tenzij de verdachte zich binnen een proeftijd van twee jaar opnieuw schuldig zou maken aan een strafbaar feit.
Bij de straftoemeting hield de rechtbank rekening met de ernst van de feiten, de schade aan het milieu door overbemesting, en de lange termijn tussen de pleegperiode en de berechting. De verdachte had geprobeerd de illegale praktijken te verdoezelen door onjuiste registratie van gegevens, wat leidde tot het ontlopen van heffingen. De rechtbank vond dat de verdachte zich bewust had blootgesteld aan de kans op overproductie, ondanks haar pogingen om de AID in te lichten over mogelijke gevolgen. De rechtbank achtte een hogere straf dan door de officier van justitie gevorderd passend, gezien de omstandigheden van de zaak.