ECLI:NL:RBZUT:2005:AT9729
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- K. van Duyvendijk
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke uitspraak inzake vergunning zomerfeesten Zutphen
In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 20 juli 2005 uitspraak gedaan in een geschil over de vergunning voor de zomerfeesten in Zutphen. De bestuursrechter oordeelde dat het besluit van de burgemeester om afwijkingen van de bestaande beleidsregels toe te staan, in strijd was met artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelde vast dat er geen bijzondere omstandigheden waren die deze afwijkingen konden rechtvaardigen, waardoor het besluit onrechtmatig was. De rechter bepaalde dat voor het zomerfeest op 20 juli 2005 de organisatoren niet konden worden verplicht om af te wijken van de vergunning, terwijl voor de daaropvolgende zomerfeesten de muziek tot 23.00 uur mocht doorgaan en een geluidsniveau van 75 dB(A) was toegestaan op bepaalde podia.
De zaak kwam voort uit bezwaarschriften van bewoners van de binnenstad van Zutphen, die zich verzetten tegen de verleende vergunning aan de derde-partij, Kraam- en Evenementenverhuur Zutphen. De voorzieningenrechter behandelde het verzoek om een voorlopige voorziening op 19 juli 2005. De rechtbank oordeelde dat de vergunning voor het zomerfeest op 20 juli 2005 niet meer kon worden aangepast, maar dat voor de andere zomerfeesten wel een voorlopige voorziening werd getroffen. De rechtbank benadrukte dat het bestaande beleid, dat op 4 juli 2000 was vastgesteld, nog steeds van kracht was en dat de burgemeester niet zonder meer kon afwijken van deze regels zonder geldige redenen.
De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de organisatie van evenementen in Zutphen, vooral met betrekking tot geluidsnormen en eindtijden van muziek. De rechtbank gelastte de gemeente Zutphen om het griffierecht van € 138,- te vergoeden aan de verzoekers en veroordeelde de gemeente in de proceskosten van de verzoekers tot een bedrag van € 322,-. Deze uitspraak onderstreept het belang van het naleven van bestaande beleidsregels en de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met afwijkingen van deze regels.