ECLI:NL:RBZUT:2005:AU1027

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
16 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/460067-05
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Elders
  • A. Vaandrager
  • J. Schmitz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geweldsincidenten in discotheek leiden tot zware straf

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 16 augustus 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij uitgaansgeweld in de discotheek De Radstake in Heelweg op 30 januari 2005. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan meerdere slachtoffers, waaronder de fatale mishandeling van Raun Leisink. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verantwoordelijk was voor de mishandeling die leidde tot de dood van Leisink, en dat hij openlijk geweld had gepleegd tegen andere slachtoffers in de discotheek en op de openbare weg. De rechtbank hield rekening met de impact van dergelijk geweld op de samenleving en de ernst van de feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar was, maar dat dit niet afdeed aan de ernst van zijn daden. De rechtbank wees ook schadevergoedingen toe aan de benadeelde partijen, waaronder de familie van het slachtoffer Leisink. De uitspraak benadrukt de maatschappelijke gevolgen van uitgaansgeweld en de noodzaak van een stevige straf als afschrikking.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/460067-05
Uitspraak d.d.: 16 augustus 2005
tegenspraak / dip - oip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum],
wonende te [woonplaats, adres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Zutphen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 augustus 2005.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 januari 2005 in Heelweg, althans in de gemeente Oude
IJsselstreek, aan [slachtoffer A] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft
toegebracht, door opzettelijk die [slachtoffer A] (met kracht) in/tegen/op (de zijkant
van) het gezicht, althans het hoofd, te slaan en/of te stompen, waardoor,
althans mede waardoor die [slachtoffer A] ten val kwam en met zijn hoofd op de
straatverharding terechtkwam, tengevolge waarvan deze [slachtoffer A] is overleden;
(incident 1)
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 2 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 30 januari 2005 te Heelweg, althans in de gemeente Oude
IJsselstreek, opzettelijk mishandelend [slachtoffer A] (met kracht) in/tegen/op
(de zijkant van) het gezicht, althans het hoofd, heeft geslagen en/of
gestompt, waardoor, althans mede waardoor die [slachtoffer A] ten val kwam en met zijn
hoofd op de straatverharding terechtkwam, tengevolge waarvan deze is
overleden, althans zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 3 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 30 januari 2005 te Heelweg, althans in de gemeente Oude
IJsselstreek, met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke
plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten in een zaal
van dancing Radstake, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer B. en/of C. ], welk geweld bestond uit
- het geven van een kopstoot aan die [Slachtoffer C.] en/of
- het duwen en/of slaan en/of stompen en/of trappen en/of schoppen van/tegen
die [Slachtoffer B. ] en/of [Slachtoffer C.] en/of
- het naar de grond werken van die [Slachtoffer B. ] en/of [Slachtoffer C.] en/of
- het stampen en/of staan tegen/op die (op de grond liggende) [Slachtoffer B. ];
(incident 2 en 3)
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 30 januari 2005 te Heelweg, althans in de gemeente Oude
IJsselstreek, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de
Twenteroute, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer D. ] en/of [Slachtoffer E. ], welk geweld
bestond uit het meermalen, althans eenmaal, slaan en/of stompen en/of trappen
en/of schoppen en/of naar de grond werken van die [Slachoffer D. ] en/of [Slachtoffer E. ];
(incident 4 en 5)
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 30 januari 2005 te Heelweg, althans in de gemeente Oude
IJsselstreek, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer D. ] en/of [Slachtoffer E. ] meermalen,
althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of het (overige) lichaam
heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt, waardoor
voornoemde [Slachoffer D. ] en/of [Slachtoffer E. ] letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn
heeft/hebben ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 30 januari 2005 te Heelweg, althans in de gemeente Oude
IJsselstreek, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan een persoon genaamd [Slachtoffer F. ], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe
te brengen, met dat opzet voornoemde [Slachtoffer F. ] (terwijl deze fietste) (met
kracht) op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of
geschopt en/of (zodoende) die (fietsende) [Slachtoffer F. ] naar de grond heeft gewerkt
en/of ten val heeft gebracht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
(incident 6)
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 30 januari 2005 te Heelweg, althans in de gemeente Oude
IJsselstreek, opzettelijk mishandelend [Slachtoffer F. ] (terwijl deze fietste) (met
kracht) op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of
geschopt en/of (zodoende) die (fietsende) [Slachtoffer F. ] naar de grond heeft gewerkt
en/of ten val heeft gebracht, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn
heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan.
De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte het oogmerk had om zijn slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Uit het dossier blijkt dat niet, noch uit verklaringen van verdachte of getuigen, noch uit andere feiten of omstandigheden.
Dan rest de vraag of hier sprake is geweest van opzet in de zin van voorwaardelijk opzet.
Voor voorwaardelijk opzet zijn in zijn algemeenheid drie elementen van belang, te weten:
- het bewustzijn van verdachte van de mogelijkheid dat een bepaald gevolg zal intreden (het kenniselement);
- de kans of mogelijkheid dat dit gevolg daadwerkelijk zal intreden, welke kans of mogelijkheid tenminste aanmerkelijk moet zijn (het risico-element);
- de vorenbedoelde kans of mogelijkheid dient door verdachte willens en wetens te zijn aanvaard (het wilselement).
Uit diverse getuigenverklaringen blijkt dat verdachte zijn slachtoffer met kracht met een zwaaiende beweging met zijn vuist een klap tegen zijn wang heeft gegeven. Door getuigen is gezien dat het slachtoffer een opgezwollen wang had en uit het sectierapport blijkt dat ter plaatse van de linkerwang van het slachtoffer een grote onderhuidse bloeduitstorting aanwezig was.
In het algemeen zal het gevolg van een enkelvoudige slag of stomp op de wang beperkt blijven tot een vorm van letsel als hiervoor aangeduid. De handeling op zich kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als zodanig buitensporig gewelddadig, dat de mogelijkheid van het hier ontstane gevolg was te voorzien.
Uit getuigenverklaringen blijkt dat het slachtoffer na het toebrengen van de slag/stomp steil achterover is gevallen.
De samenvatting van de patholoog dr. Visser vermeldt in dat verband onder meer: “Het is mogelijk dat bij een harde slag of stomp op het hoofd zodanige hersenfunctiestoornis ontstaat dat het slachtoffer valt, bijvoorbeeld op het hoofd. Omdat bij de hersenfunctiestoornis geen reflex ontstaat om de val, bijvoorbeeld met handen of armen, te beperken of te wijzigen, kan het hoofd zodanig op een hard oppervlak (bijvoorbeeld stoep of straat) vallen dat hierdoor schedelbreuk ontstaat.”
In onderlinge samenhang bezien kan de handelwijze van verdachte wellicht een functiestoornis tot gevolg hebben gehad, waardoor het slachtoffer ten val is gekomen, maar dat is op zich onvoldoende redengevend om in dit geval te kunnen spreken van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De verdachte behoort van het onder 1 primair ten laste gelegde feit te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3 primair en 4 primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1 subsidiair.
hij op 30 januari 2005 te Heelweg opzettelijk mishandelend [slachtoffer A] met kracht tegen
de zijkant van het gezicht heeft geslagen of gestompt, waardoor die [slachtoffer A] ten val kwam en met zijn hoofd op de straatverharding terechtkwam, tengevolge waarvan deze is overleden;
2.
hij op 30 januari 2005 te Heelweg met een ander, in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten in een zaal van dancing Radstake, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [Slachtoffer B. ] en [Slachtoffer C.], welk geweld bestond uit
- het geven van een kopstoot aan die [Slachtoffer C.] en
- het duwen en slaan en trappen of schoppen van/tegen
die [Slachtoffer B. ] en/of [Slachtoffer C.] en
- het naar de grond werken van die [Slachtoffer B. ] en/of [Slachtoffer C.] en
- het stampen of staan op die op de grond liggende [Slachtoffer B. ];
3.
hij op 30 januari 2005 te Heelweg met een ander, op de openbare weg, de Twenteroute, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer D. ] en [Slachtoffer E. ], welk geweld
bestond uit het meermalen slaan en/of stompen en trappen en/of schoppen van die [Slachoffer D. ] en/of [Slachtoffer E. ];
4.
hij op 30 januari 2005 te Heelweg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [Slachtoffer F. ], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [Slachtoffer F. ] terwijl deze fietste met kracht tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en zodoende die fietsende [Slachtoffer F. ] ten val heeft gebracht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging/Causaliteit
Door de raadsman van verdachte is ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde onder meer aangevoerd, dat op basis van het beschikbare materiaal de conclusie moet worden getrokken dat de dood van [slachtoffer A] niet in redelijkheid aan de door [verdachte] gegeven klap kan worden toegerekend.
De raadsman baseert zich daarbij op de gedachte, dat de plaats van het bij [Slachtoffer A. ] geconstateerde letsel (breuk van het schedeldak) niet zonder meer of logischerwijs kan worden verbonden aan de val van [slachtoffer A] op het wegdek, maar mogelijkerwijs aan een val van [Slachtoffer A. ] in het toilet waar hij na het voorval nog enige tijd heeft verbleven.
De rechtbank acht dit verweer niet aannemelijk geworden.
De arts-patholoog dr. R. Visser stelt in zijn sectieverslag vast:
“Verder was er aan het schedeldak een breuk verlopend van links zijwaarts naar centraal enigszins naar rechtszijwaarts uitbreidend en naar achterwaarts. In dit kruispunt was een deel van het bot circa 5 mm inwaarts verplaatst.”
“De letsels zijn opgeleverd door inwerking van uitwendig mechanisch, hevig stomp/botsend geweld ter plaatse van de bovenzijde van het hoofd. Bij een val achterover kan verwacht worden dat de achterzijde van het hoofd de (harde) grond raakt en ter plaatse een breuk ontstaat.”
Naar aanleiding van de discussie die ontstond omtrent de door de deskundige niet onmogelijke geachte “inwaartse verplaatsing” van het breukvlak, is door hem nader en uitvoerig onderzoek gedaan (literatuuronderzoek en raadpleging diverse deskundigen).
Uit die bevindingen ( brief dr. Visser d.d. 28 juli 2005) volgt onder meer dat de patholoog met de collega patholoog Van de Goot van oordeel is dat deze interne verplaatsing mogelijk is als gevolg van voortgeleiding van krachten langs de schedelbeenderen en (geringe) vervorming daardoor. Deze conclusie wordt blijkens de bevindingen onder meer ondersteund door de materiaaldeskundige fysische technologie van het N.F.I, ir. Lelieveld, en door de radioloog bij het Groene Hartziekenhuis, L.A.C. Rietveld.
De rechtbank neemt de conclusie van dr. Visser over en maakt die tot de hare.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1 subsidiair:
mishandeling, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft;
2:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
3 primair:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
4 primair:
poging tot zware mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is door de psychologe Brookhuis een rapport opgemaakt, gedateerd 1 mei 2005.
Met de conclusie van dit rapport, dat verdachte - zakelijk weergegeven - ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht, kan de rechtbank zich verenigen. Zij neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de nacht van 29 op 30 januari 2005 tijdens een bezoek aan de discotheek “De Radstake” in Heelweg schuldig gemaakt aan diverse geweldplegingen tegen verschillende personen.
De geweldplegingen beginnen wanneer verdachte zich samen met een hem vergezellend groepje tegen sluitingstijd in de trance-zaal van de discotheek bevindt. Verdachte stelt zich samen met een van zijn metgezellen op uitdagende wijze, kennelijk de confrontatie zoekend, op, wanneer twee andere discotheekbezoekers ([Slachoffer D. ] en [Slachtoffer E. ]) hen willen passeren.
Het groepje rond [verdachte] wordt door omstanders als veroorzakers van het daaropvolgende opstootje aangewezen, waarop het groepje de discotheek wordt uitgestuurd. Uit diverse verklaringen blijkt dat [verdachte] opgefokt en agressief was en uit de verklaring van een metgezel blijkt, dat hij aanvankelijk buiten de discotheek wilde blijven wachten om degenen met wie hij onenigheid had gehad terug te pakken.
Op enig moment is verdachte vervolgens op de parkeerplaats bij "De Radstake" in contact gekomen met [slachtoffer A] en heeft zonder enige aanleiding uitgehaald naar [Slachtoffer A. ]. De uitwerking van zijn klap was duidelijk waarneembaar voor diverse personen die in de omgeving aanwezig waren. [Slachtoffer A. ] was steil achterover gevallen en keihard op de grond / het wegdek terechtgekomen; er was een doffe klap en een krakend geluid te horen. Duidelijk was ook voor verdachte - zoals hij ook nog ter zitting heeft beaamd - dat het niet goed zat met het slachtoffer. Hij heeft zich evenwel op geen enkele wijze om het slachtoffer bekommerd, maar is gewoon weggegaan.
Daarna heeft hij zich niet ontzien om op het parkeerterrein samen met een van zijn metgezellen nog geweld toe te passen op twee andere discogangers ([Slachtoffer E. ] en [Slachoffer D. ]), dit naar aanleiding van een opmerking die werd gemaakt.
Verdachte heeft vervolgens in de buurt van de nabij gelegen manege een voorbij rijdende fietser, [Slachtoffer F. ], volstrekt onverwacht voor betrokkene, van zijn fiets geslagen. Ook hier weer zonder enige aanleiding, maar, zoals verdachte het ter zitting uitdrukte, omdat hij zich niet zo fijn voelde.
Dit soort uitgaansgeweld heeft een enorme invloed op de samenleving. Het gevoel van onveiligheid en intolerantie neemt hierdoor steeds grotere vormen aan. De rechtbank vindt verdachtes proceshouding bedenkelijk. Hij geeft weliswaar aan dat hij spijt heeft van het gebeurde, maar legt de verantwoordelijkheid voor het ontstaan van de situaties voortdurend bij een ander, althans buiten zichzelf.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij diverse malen met justitie in aanraking is gekomen terzake van geweldsdelicten, gepleegd in onderscheidenlijk april 2001, december 2001 en september 2003.
De rechtbank houdt rekening met enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Uit het rapport van de psychologe Brookhuis komt voorts onder meer naar voren dat bij verdachte sprake is van een gebrek aan regulatievermogen en een zwakke agressieregulatie. Alcoholgebruik kan daarbij een nog meer ontremmende factor opleveren. De indruk die verdachte ter zitting op de rechtbank heeft gemaakt, sluit aan bij de bevindingen van de psychologe omtrent de door haar geconstateerde gebrekkige gewetensfunctie van verdachte. Zijn houding getuigt van weinig betrokkenheid en tot op het laatste moment heeft verdachte staande gehouden dat de aanleiding voor het ontstaan van de eerste twee confrontaties gezocht moet worden bij degenen op wie hij geweld heeft toegepast. Van enige aanleiding is evenwel niet gebleken, al helemaal niet waar het [slachtoffer A] betreft. Geen van de getuigen die in de directe nabijheid van verdachte en [slachtoffer A] stonden, heeft ook maar iets waargenomen van krenkende, danwel andersoortige bewoordingen van de kant van [slachtoffer A] jegens verdachte. Het beviel verdachte, zoals hij ter zitting aangaf, niet hoe [slachtoffer A] naar hem keek.
Tengevolge van verdachtes handelen is veel leed toegevoegd aan de nabestaanden van [slachtoffer A]. Een strafrechtelijke reactie in welke zin dan ook kan dat leed en verdriet niet ongedaan maken. In de aard en de ernst van de feiten ziet de rechtbank aanleiding om tot een andere strafoplegging te komen dan door de psychologe geadviseerd.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te melden duur passend, ook uit oogpunt van generale preventie.
In beslag genomen voorwerpen
Nu er geen strafvorderlijk belang meer aanwezig is dat zich daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de na te melden voorwerpen aan de na te noemen rechthebbende.
Vordering tot schadevergoeding
[Familie slachtoffer A. ] heeft zich als benadeelde partij in de zin van artikel 51a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 9.120,46 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
Nu niet is weersproken dat de benadeelde partij, zoals deze heeft gesteld, als gevolg van het onder 1 tenlastegelegde bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag en de vordering de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, zal deze vordering worden toegewezen. De verdachte is voor de schade - naar burgerlijk recht - aansprakelijk.
De benadeelde partij [Slachtoffer B. ] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 50,-- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde. Nu ook hier niet is weersproken dat de benadeelde partij, zoals deze heeft gesteld, als gevolg van het tenlastegelegde bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag en de vordering de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, zal deze vordering eveneens worden toegewezen. De verdachte is voor de schade - naar burgerlijk recht - aansprakelijk.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffers.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 36f, 57, 141, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3 primair en 4 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Gelast de teruggave van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, aan de rechthebbende [familie slachtoffer A.], te weten:
- een paar schoenen, zwart, merk K-Swiss;
- een paar blauwe sokken;
- een blauwe spijkerbroek;
- een zwarte leren jas;
- een geel shirt.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de navolgende benadeelde partijen van de hierna genoemde bedragen, telkens vermeerderd met de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden steeds begroot op nihil.
Benadeelde partij Bedrag
1. [familie slachtoffer A.],
[adres],
[woonplaats]
(bankrek.nr.[nummers]) € 9.120,46;
2. [Slachtoffer B. ]
[adres]
[woonplaats
(bankrek.nr. [nummers]) € 50,--.
Legt aan veroordeelde tevens de verplichting op aan de Staat ten behoeve van het /de navolgende slachtoffer(s) te betalen, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal hechtenis zal kunnen worden toegepast van na te melden duur zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Benadeelde partij Bedrag vervangende hechtenis
1. [familie slachtoffer A.] voornoemd € 9.120,46 180 dagen
2. [Slachtoffer B. ] voornoemd € 50,-- 1 dag.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Elders, voorzitter, Vaandrager en Schmitz, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 augustus 2005. Mr. Schmitz is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.