RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/460262-05
Uitspraak d.d.: 10 augustus 2005
tegenspraak / dip
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum],
wonende te [postcode plaats], [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting De Grittenborgh te Hoogeveen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
5 augustus 2005.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 30 april 2005 tot en met 1 mei 2005 te Apeldoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (merk Gazelle), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in de periode van 30 april 2005 tot en met 1 mei 2005 te Apeldoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (merk Gazelle) toebehorende aan [slachtoffer].
Motivering bewezenverklaring
Deze bewezenverklaring is gebaseerd op de bekennende verklaring van verdachte (pagina 7) en de aangifte van [slachtoffer] (pagina 9).
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf: diefstal.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), inhoudende dat verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van voorarrest.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting het verweer gevoerd dat ofschoon aan de formele vereisten voor het opleggen van een dergelijke maatregel is voldaan, de verdachte op eigen gelegenheid aan zijn toekomst wil kunnen werken. Bovendien, zo stelt de raadsman, is in het advies niets vermeld over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de maatregel. Ter onderbouwing van zijn standpunt dat een advies omtrent de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de maatregel aanwezig dient te zijn alvorens de hier bedoelde maatregel te kunnen opleggen, heeft de raadsman een tweetal arresten overgelegd, te weten een vonnis van de rechtbank te Rotterdam (LJN: AT4465) en een arrest van het gerechtshof te Leeuwarden (LJN: AU0310).
De rechtbank acht na te melden straf en maatregel in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de retourzending van het rapportageverzoek door Tactus, Instelling voor verslavingszorg Zutphen, d.d. 18 juli 2005, opgemaakt door [Naam 1], reclasseringsmedewerker en [Naam 2], hoofd bedrijfsvoering. Blijkens deze brief wil de verdachte, op verzoek van zijn raadsman niet meewerken aan een rapportage in het kader van de ISD-maatregel.
Naar het oordeel van de rechtbank is aan de formele vereisten van artikel 38m, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht voldaan. Immers, verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal, een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is, blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 2 mei 2005, in de vijf jaren voorafgaande aan het door hem begane feit tenminste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. Het feit is begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Tevens overweegt de rechtbank dat de veiligheid van goederen het opleggen van de maatregel zou kunnen rechtvaardigen.
De rechtbank ziet aanleiding de maatregel op te leggen, maar bepaalt – gelet op de houding en presentatie van de verdachte ter zitting dat hij gemotiveerd is zijn leven zelf op orde te brengen en gelet op hetgeen namens zijn raadsman ter terechtzitting is aangevoerd – dat de maatregel niet ten uitvoer wordt gelegd. Bij de afweging van de rechtbank de bedoelde maatregel aan de verdachte voorwaardelijk op te leggen speelt een belangrijke rol dat de maatregel gezien dient te worden als ultimum remedium. De rechtbank acht het van belang dat de veroordeelde eerst zelf, met hulp van de Stichting Reclassering Nederland, tracht zijn leven op orde te brengen.
Naast deze voorwaardelijke maatregel zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen van na te melden duur met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 38m, 38n, 38o, 38p en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van honderd-en-één dagen.
Beveelt, dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Bepaalt, dat de maatregel niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt.
Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mr. Van Baaren, voorzitter, mrs. Elders en Schmitz, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 augustus 2005.
Mr. Schmitz is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.