ECLI:NL:RBZUT:2005:AU1592

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
18 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/580101-05
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Elders
  • Hemrica
  • Van Gelein Vitringa
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Partiële vrijspraak en veroordeling voor bezit van XTC in zaak tegen verdachte betrokken bij beroving antiekhandelaar

In de zaak tegen de verdachte, die betrokken was bij de beroving van een antiekhandelaar in Vaassen op 29 december 2004, heeft de Rechtbank Zutphen op 18 augustus 2005 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van diefstal met geweld en bedreiging, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte hiervoor te veroordelen. De aangifte, getuigenverklaringen, mastgegevens en tapverslagen gaven niet voldoende aanknopingspunten om de betrokkenheid van de verdachte bij de beroving vast te stellen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten met betrekking tot de beroving.

Echter, de verdachte werd wel veroordeeld voor het in bezit hebben van 32 XTC-pillen op 4 april 2005 in Zeist. De rechtbank oordeelde dat dit feit wettig en overtuigend bewezen was, en kwalificeerde dit als opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank hield rekening met de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder het was begaan, waaronder de bijdrage van de verdachte aan de verslaving van anderen.

De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie maanden op, waarbij de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht in mindering zou worden gebracht. Daarnaast werd de teruggave van in beslag genomen voorwerpen gelast aan de rechthebbende. De rechtbank besloot ook dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van een eerder vonnis ten uitvoer moest worden gelegd, nu de verdachte zich opnieuw schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met de rechters Elders, Hemrica en Van Gelein Vitringa.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/580101-05
Uitspraak d.d.: 18 augustus 2005
tegenspraak / dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de PI Achterhoek, Lunettestraat 3 te Zutphen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 augustus 2005.
Ter terechtzitting gegeven voornemen ovj ontnemingsvordering
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie conform artikel 311, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering het voornemen kenbaar gemaakt in een later stadium een afzonderlijke ontnemingsvordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 december 2004 in Vaassen, althans in de gemeente Epe,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee portemonnees
en/of een hoeveelheid geld (30.000 euro) en/of een creditcard en/of diverse
andere passen en bescheiden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer] en/of groothandel "Antiek [slachtoffer]" en/of
groothandel "Antiekhandel [slachtoffer]" in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die
[slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat verdachte tezamen en/of zijn mededader:
- die [slachtoffer] heeft/hebben vastgegrepen en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] op de grond heeft/hebben gegooid en/of
heeft/hebben geschopt/getrapt tegen/op het hoofd en/of tegen/in de rug en/of
elders tegen het lichaam, welk geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig
lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad (een gebroken jukbeen (botbreuk)
en/of gekneusde ribben en/of een schaving en/of een zwelling);
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 29 december 2004 te Vaassen, gemeente Epe, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [slachtoffer] en/of groothandel "Antiek [slachtoffer]" en/of
groothandel "Antiekhandel [slachtoffer]" heeft gedwongen tot de afgifte van twee
portemonnees en/of een hoeveelheid geld (30.000 euro) en/of een creditcard
en/of diverse andere passen en bescheiden, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of groothandel "Antiek [slachtoffer]"
en/of groothandel "Antiekhandel [slachtoffer]", in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader
- die [slachtoffer] heeft/hebben vastgegrepen en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] op de grond heeft/hebben gegooid en/of
heeft/hebben geschopt/getrapt tegen/op het hoofd en/of tegen/in de rug en/of
elders tegen het lichaam;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 4 april 2005 in de gemeente Zeist opzettelijk aanwezig
heeft gehad ongeveer 32 XTC-pillen, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende MDA/MDMA, zijnde MDA/MDMA een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid
van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Uit de aangifte, de getuigenverklaringen, de mastgegevens, de tapverslagen en de overige inhoud van het dossier blijkt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende dat het verdachte was, die bij het plegen van dit feit betrokken is geweest. Verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 4 april 2005 in de gemeente Zeist opzettelijk aanwezig heeft gehad 32 XTC-pillen, bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waar-onder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte zich – naar eigen zeggen – heeft bezig gehouden met de handel in drugs, hiertoe een handelsvoorraad XTC-pillen aanwezig had, waardoor hij heeft bijgedragen aan de verslaving van anderen en zo de gezondheid van die anderen in gevaar heeft gebracht.
Ad informandum gevoegde zaken
De rechtbank heeft bij de strafoplegging tevens in aanmerking genomen de ter kennisneming gevoegde zaak, bekend onder parketnummer 06/580101-05. Verdachte heeft bekend dat feit te hebben begaan en de officier van justitie heeft toegezegd dat voor dat feit geen verdere strafvervolging zal volgen.
In beslag genomen voorwerpen
Nu er geen strafvorderlijk belang meer aanwezig is dat zich daartegen verzet, dan wel onduidelijk is of het in beslag genomen geldbedrag verband houdt met een bewezen verklaard feit, zal de teruggave worden gelast van de na te melden voorwerpen aan de veroordeelde dan wel de rechthebbende.
Vordering tenuitvoerlegging
Nu is bewezen dat verdachte zich opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dient de bij vonnis van de rechtbank te Zutphen van 23 maart 2004 (parketnummer 16/145725-02) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer gelegd te worden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14g, 24, 27, 36b, 36c en 91 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 2, 10 en 13 van de Opiumwet.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Gelast de teruggave van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan de rechthebbende, te weten:
11 biljetten van 50 euro,
1 kentekenbewijs (overschrijvingsbewijs; [nummer]),
1 contantbon van de Techishop,
1 rode Mazda 323 ([nummer]).
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank te Zutphen van 23 maart 2004, te weten van:
een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Aldus gewezen door mrs. Elders, voorzitter, Hemrica en Van Gelein Vitringa, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Veenstra, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 augustus 2005.
Mr. Van Gelein Vitringa is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.