ECLI:NL:RBZUT:2005:AU1918

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
2 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/080448-02
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. de Bie
  • A. Hemrica
  • W. Willemse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor moord en andere geweldsdelicten met lange gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 2 september 2005 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van moord op T.B. in Twello op 15 januari 2001. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 jaren. De feiten die aan de veroordeling ten grondslag liggen, zijn onder andere dat de verdachte met voorbedachten rade het slachtoffer 22 keer met een mes heeft gestoken, wat leidde tot de dood van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet heeft meegewerkt aan een persoonlijkheidsonderzoek, wat het inzicht in zijn geestestoestand bemoeilijkte. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de leeftijd van de verdachte ten tijde van het delict en zijn eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten. Naast de moord zijn er ook andere feiten bewezen verklaard, waaronder diefstal, poging tot diefstal, zware mishandeling en bedreiging met geweld tegen zijn toenmalige vriendin. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers en hun nabestaanden zwaar laten meewegen in de strafoplegging. De verdachte heeft door zijn gewelddadige gedrag niet alleen het leven van het slachtoffer ontnomen, maar ook blijvend leed veroorzaakt bij de nabestaanden. De rechtbank heeft besloten tot een langdurige gevangenisstraf om de maatschappij te beschermen en als vergelding voor de gepleegde daden.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/080448-02
Uitspraak d.d.: 2 september 2005
tegenspraak / oip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te Voorst op [datum]
wonende te [plaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring Arnhem Zuid.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 augustus 2005.
Ter terechtzitting gegeven beslissing
Ter terechtzitting is het namens verdachte gedane verzoek om splitsing van de feiten 2 tot en met 8 als opgenomen in de dagvaarding van het onder 1 ten laste gelegde feit afgewezen.
Tevens is het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis afgewezen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 januari 2001 te Twello, gemeente Voorst opzettelijk en
met voorbedachten rade [slachto[Slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers
heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, 22 malen,
althans meermalen, althans eenmaal (met kracht) met een mes, althans met een
scherp en/of puntig voorwerp in het bovenlichaam, althans het lichaam van die
[Slachtoffer 1] gestoken en/of gesneden, tengevolge waarvan voornoemde [Slachtoffer 1] is
overleden;
art 289 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 15 januari 2001 te Twello, gemeente Voorst opzettelijk
[slachto[Slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat
opzet 22 malen, althans meermalen, althans eenmaal (met kracht) met een mes,
althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in het bovenlichaam althans het
lichaam van die [Slachtoffer 1] gestoken en/of gesneden, tengevolge waarvan voornoemde
[Slachtoffer 1] is overleden;
art 287 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 06 januari 2005 te Twello, gemeente Voorst, met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pinpas, althans een
Rabobankpas en/of een geldbedrag (20 euro) en/of een mobiele telefoon, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Slachtoffer 2], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 06 januari 2005 te Glanerbrug, gemeente Enschede en/of
Twello, gemeente Voorst, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening weg te nemen een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan
[Slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en
die/dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik te brengen door middel van
een valse sleutel, te weten een pincode behorend bij een bankpas (op naam van
die [Slachtoffer 2]), naar een pinautomaat is gereden en/of (vervolgens) de
pinpas, althans de Rabobankpas in de pinautomaat heeft geschoven, althans
gedaan en/of (vervolgens) de pincode heeft ingetypt, terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen [Slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging hierin bestond(en), dat
verdachte deze [Slachtoffer 2]:
- meermalen, althans eenmaal tegen haar lichaam heeft gestompt, althans
geslagen en/of
- meermalen, althans eenmaal een stroomstootwapen, althans een hierop
gelijkend voorwerp heeft getoond en/of
- heeft verboden om de woning te verlaten, althans haar de mogelijkheid heeft
ontnomen om uit eigen vrije wil te vertrekken;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 1 september 2004 tot en met
31 december 2004 te Twello, gemeente Voorst en/of Deventer en/of Enschede, in
elk geval in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om aan een persoon genaamd [Slachtoffer 2] (geboren [datum]),
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen,
althans eenmaal zijn arm om haar keel heeft geslagen en/of (vervolgens) zijn
arm heeft aangetrokken, althans haar keel heeft dichtgeknepen en/of met zijn
handen haar keel heeft dichtgedrukt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 1 september 2004 tot en met
31 december 2004 te Twello, gemeente Voorst en/of Deventer en/of Enschede,
opzettelijk mishandelend [Slachtoffer 2] (geboren [datum]) meermalen,
althans eenmaal zijn arm om haar keel heeft geslagen en/of (vervolgens) zijn
arm heeft aangetrokken, althans haar keel heeft dichtgeknepen en/of met zijn
handen haar keel heeft dichtgedrukt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of
pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op meerdere, althans een tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01
juli 2004 tot en met 18 januari 2005 te Twello, gemeente Voorst en/of te
Enschede en/of te Deventer, in elk geval in Nederland
(telkens) opzettelijk mishandelend [Slachtoffer 2] (geboren [datum]):
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) in haar gezicht en/of tegen haar
hoofd, althans haar lichaam heeft geslagen en/of heeft gestompt en/of
- meermalen, althans eenmaal in haar hand en/of haar arm, althans haar lichaam
heeft geknepen en/of heeft gebeten en/of
- meermalen, althans eenmaal een (werkend/aangezet) stroomstootwapen, althans
een daarop gelijkend voorwerp op haar arm, althans haar lichaam heeft gezet,
waardoor deze [Slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op meerdere, althans een tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01
juli 2004 tot en met 18 januari 2005 te Twello, gemeente Voorst en/of te
Enschede en/of te Deventer, in elk geval in Nederland
(telkens) [Slachtoffer 2] (geboren [datum]) heeft bedreigd met enig
misdrijf waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar
wordt gebracht, met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend
- meermalen, althans eenmaal een stroomstootwapen, althans een daarop
gelijkend voorwerp aan die [Slachtoffer 2] getoond en/of (daarbij) dit
stroomstootwapen aangezet, althans ingeschakeld en/of
- deze [Slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal dreigend de woorden
toegevoegd: "Ik pak jou, ik pak je toch, je zult er voor boeten, serieus. Ik
sla je verrot [Slachtoffer 2], ik zweer het je. Ik sla je half dood of verlamd. Als ik
vanavond kom dan krijg je klappen of een blauw oog als kado. Ik druk peuken op
je uit. Ik breek je nek. Je krijgt me toch een klappen. Ik zal een lawinepijl
of een vlinder in je reet doen en hem aansteken. Ik zal je nek breken. Ik wens
je welterusten met de dood",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
7.
hij in of omstreeks 1 juli 2004 tot en met 18 januari 2005 te Twello,
gemeente Voorst, (een) wapen(s) van categorie II onder 5°, te weten een
voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen
worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
8.
hij op meerdere, althans een tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 6
oktober 2004 tot en met 18 januari 2005 te Twello, gemeente Voorst, en/of te
Deventer, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal een afbeelding en/of een gegevensdrager, te weten
(een harde schijf van) een computer, bevattende meerdere, althans een
afbeelding(en) van seksuele gedragingen, te weten 51, althans meerdere
filmpjes en/of foto's, althans afbeeldingen van (een) seksuele gedraging(en),
bij welke vorenbedoelde afbeelding(en) filmpjes en/of foto's, althans
afbeeldingen (telkens) (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van
achttien jaar nog niet had(den) bereikt, was/waren betrokken of schijnbaar
was/waren betrokken, (telkens) heeft verspreid en/of vervaardigd en/of
ingevoerd en/of uitgevoerd en/of in bezit heeft gehad, bestaande die
(afgebeelde) seksuele gedraging(en) (telkens) (onder meer) uit:
- het naakt poseren van een meisje die kennelijk de leeftijd van 12 jaar,
althans 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij dit meisje voorovergebogen op
haar knieën zat met haar benen uit elkaar en een persoon de anus van dit
meisje betastte en/of
- het poseren van een meisje die kennelijk de leeftijd van 14 jaar, althans 18
jaar nog niet had bereikt en een stijve penis ter hoogte van haar mond
vasthield met haar hand terwijl een persoon haar hoofd vasthield met zijn hand
en/of
- het geheel of gedeeltelijk naakt poseren van meerdere, althans een meisje(s)
die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had(den) bereikt waarbij
(telkens) sprake was van dusdanig poseren dat het/de geslachtsde(e)l(en) van
dat/die meisje(s) nadrukkelijk in beeld werd(en) gebracht en welke wijze van
poseren kennelijk bedoeld was om seksuele prikkeling te wekken;
art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsoverweging feit 1
In het belang en de ernst van het onder feit 1 tenlastegelegde ziet de rechtbank aanleiding nader in te gaan op het bewijs ter zake van dat feit. De nummers verwijzen naar het proces-verbaal van onderzoek in 2001 en de paginanummers naar het proces-verbaal van onderzoek uit 2004.
Een viertal jongens ([Getuige 1], [Getuige 2], [Getuige 3] en [Getuige 4]) zag in de vroege avond van 15 januari 2001 rond 18:30-18:45 uur een man in het halletje van het KPN-gebouw staan. De man heeft daar ongeveer 20-30 minuten gestaan. De jongens beschrijven de persoon als een man met een normaal postuur, gekleed in een bolle/dikke zwarte jas, halflang, over de heupen. De man droeg een zwarte of donkerblauwe muts met opgerolde rand. De getuigen verklaren dat de man in elk geval één sigaret rookte. De man stond enige tijd stil in het halletje en had iets in zijn hand, waarvan getuige [Getuige 1] zegt dat het iets langs en scherps was en [Getuige 2] noemt het iets langs dat een metaalachtig geluid maakte. De man rende na enige tijd schuin over de skatebaan weg in de richting van het crossbaantje en van de bejaardenwoningen aan de Mozartstraat. [Getuige 4] en [Getuige 3] verklaren (resp. 3.1.10 en 3.1.27) dat de man wegrende en daarbij een sigaret weggooide en [Getuige 2] verklaart (3.1.28) dat de man wegliep waarbij hij als het ware de sigaret wegschoot en waarna de sigaret tegen de muur van het halletje ketste. Getuige [Getuige 2] verklaart (3.1.29) dat de man voordat hij wegrende vaker iets uit het halletje kwam en in de richting keek die hij later opliep.
Getuige [Getuige 3] (blz. 388) hoorde ongeveer een minuut nadat die man was weggerend geschreeuw. Ook [Getuige 1] verklaart over schreeuwen kort nadat de man was weggerend (blz. 314).
Omstreeks 18:56 uur op maandag 15 januari 2001 wordt bij de meldkamer van de politie gemeld dat een man is neergestoken ter hoogte van perceel Mozartstraat [..] te Twello. Het gaat om [slachto[Slachtoffer 1], [Slachtoffer 1] genoemd, die woonde op het adres Mozartstraat [..]. Na reanimatie blijkt de man overleden te zijn (blz. 19). Uit het NFI-rapport blijkt dat de man steek- en snijwonden heeft opgelopen die qua vorm pasten bij een eensnijdend mes. Er is sprake van 22 huidperforaties in - kort samengevat - het bovenlichaam. Onder meer de lichaamsslagader, de linkernier en beide longen zijn beschadigd. Het oplopen van deze verwondingen heeft de dood tot gevolg gehad (2.1.19, NFI).
De afstand van het halletje naar de plaats van het delict aan de Mozartstraat, schuin over de skatebaan, is door verbalisant [Persoon A] afgelegd in normale wandelpas en de tijdsduur bedroeg
1 minuut en 55 seconden (2.1.8).
De buurvrouw van het slachtoffer mevrouw [Getuige 5] (3.1.11) verklaart dat zij om 18:45 uur wilde gaan wandelen. Toen zij voor haar woning aan de Mozartstraat [..] liep, hoorde zij iemand schreeuwen. Zij wilde om het woningblok lopen om te kijken, omdat ze dacht dat het geschreeuw vanaf het voetbalveldje achter haar woning kwam. Op het moment dat ze rechts wilde afslaan, zag ze iemand in haar richting komen rennen. Ze spreekt over een mannelijk persoon, die zijn jas omhoog trok en zijn hoofd naar beneden hield. Nadat hij haar links gepasseerd was, is hij voor haar woning weggerend.
Voetballer [Getuige 6] (3.1.34) is omstreeks 18:55 uur naar het voetbalveldje achter de bejaardenwoningen in de Mozartstraat gegaan om te voetballen. Na ongeveer 5 minuten hoorde hij dichtbij iemand erg hard schreeuwen. Het schreeuwen kwam uit de richting van de bejaardenhuisjes. Hij keek die richting op en zag een man heel hard over het pad lopen komende vanaf de bejaardenwoningen in de richting van de skatebaan. De man had een muts met een omgeslagen rand op. Hij droeg een soort ski-jack, dik met bobbels.
Mevrouw [Getuige 7] (3.1.21) is rond 19:00 uur vertrokken vanaf het adres Mozartstraat [..], zijnde de woning van haar schoonouders. Toen ze haar fiets wilde pakken, hoorde zij iemand hard schreeuwen. Toen ze in de richting van het geschreeuw keek, zag ze twee personen vechten. Een van de personen droeg donkere kleding, de andere een lichtkleurige jas. Beide personen zwaaiden met hun armen. Direct hierop zag ze dat de persoon met de donkere kleding hard wegrende.
In het begin van het opsporingsonderzoek in 2001 heeft verdachte verklaard (28.1.4) dat hij op 15 januari 2001 op nummer [..] (rechtbank: Mozartstraat) wakker werd en aan het eind van de ochtend op zijn scooter naar Deventer is gegaan om DVD’s te huren. Teruggekeerd in de woning op nummer [..] heeft hij zijn zwarte plasticachtige jas, die iets over de heupen komt, uitgedaan. Ook droeg hij een donkerblauwe/zwarte muts die vlak boven zijn ogen zat en die was omgevouwen.
Over zijn dagindeling verklaart verdachte (28.1.4) dat hij soms op nummer [..] (rechtbank: Mozartstraat) eet en soms op nummer [..]. Na het eten op nummer [..] gaat hij buiten een sigaret roken, omdat bij zijn ouders niet gerookt mag worden. Dat roken deed hij, voordat de man werd gestoken, op de skatebaan. Toen hij voor het laatst op de skatebaan stond was dat volgens verdachte om 19:00 uur. Tevens verklaart hij dat hij na de moord niet meer naar de skatebaan is gelopen.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 15 januari 2001 bij zijn ouders heeft gegeten.
Op 18 februari 2001 verklaart verdachte (28.1.6.) dat de laatste keer dat hij bij het KPN-gebouwtje stond ongeveer een maand geleden was; hij heeft daar toen gerookt. Die laatste keer was hij daar alleen en droeg hij een zwarte jas. Tijdens het verhoor op 28 maart 2001 (28.1.40) wordt verdachte wederom gevraagd wanneer hij voor het laatst bij het telefoongebouw is geweest. Hij vraagt dan wanneer hij was opgepakt, waarop hem geantwoord wordt dat hij 15/16 februari was aangehouden. Verdachte zegt dan dat hij, terugrekenend vanaf die dag, er een maand geleden is geweest.
Verdachte heeft verklaard Marlboro sigaretten te roken. (28.1.1)
In een aanvullend proces-verbaal de dato 17 augustus 2005 is door verbalisanten [Persoon B] en [Persoon C] gerelateerd dat de sigarettenpeuk, merk Marlboro (SVO 250), die in de nacht van 15 januari 2001 in het KPN-halletje in beslag genomen is, de enige onbeschadigde en droge peuk in de omgeving was en dat er nog wit sigarettenpapier zichtbaar was; de peuk was niet platgetrapt.
Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut de dato 14 juni 2001 blijkt dat op bovenvermelde sigarettenpeuk het DNA van verdachte is aangetroffen, waarbij tevens is opgetekend dat de kans dat een willekeurig individu een identiek DNA-profiel bezit minder dan 1 op de miljard is.
Het belgedrag van verdachte is door de politie onderzocht (14.1.14). Op 15 januari 2001 belt hij vóór 18:12 uur tweeënveertig maal met [Man ] en tweemaal belt hij in met het toestel van de vriendin van die [Man]. Na het tijdstip van 19:03 uur belt verdachte veelvuldig met onder meer [Man]. Door de politie is vastgesteld dat op 15 januari 2001 tussen 18:12 uur en 19:03 uur door verdachte niet is gebeld.
[Man] is als getuige gehoord en verklaart dat hem 15 januari 2001 erg is bijgebleven, omdat de jongen (rechtbank: verdachte) toen zo ontzettend opgefokt was. De jongen schold, sloeg met deuren en sloeg ook ergens mee. Aan zijn stem was te horen dat hij overstuur was.
Met betrekking tot de ten laste gelegde voorbedachte rade overweegt de rechtbank het volgende.
Onder meer uit de verklaring van de moeder van het slachtoffer (7.1.1) is gebleken dat het slachtoffer een gewoontemens was. Hij had een vaste dagindeling. Uit de verklaringen van zijn moeder blijkt dat hij op de 15e januari van zijn routine is afgeweken. Zo heeft hij niet tegen haar gezegd dat hij naar zijn auto ging, terwijl dat zijn gewoonte was als hij de achtertuin verliet. Zijn moeder ziet hem, nadat zij geschreeuw heeft gehoord, achter de heg over het pad aan komen lopen. Hij was gewond.
Voorts betrekt de rechtbank het onderzoek naar de buitenlamp in haar overweging. De politie heeft in 2001 onderzocht (2.1.10) dat vanaf het KPN-gebouw de buitenlamp van perceel Mozartstraat [..] (achterzijde woning) zichtbaar is als deze door detectie gaat branden. De lamp wordt ingeschakeld nadat de bewegingsmelder beweging heeft gesignaleerd en na ongeveer 4 minuten schakelt de lamp weer uit (2.1.11).
In dit verband roept de rechtbank in herinnering de hiervoor reeds gebezigde verklaring van getuige [Getuige 2] (3.1.29) die over het gedrag van de man in het halletje heeft verklaard, dat deze vaker iets uit het halletje kwam en in de richting keek die hij later opliep. Daarnaast is er de waarneming van de getuigen van een voorwerp in de hand van de man die zij gedurende 20-30 minuten in het halletje zagen staan en die plotseling een sprint trok.
Op grond van voormelde – in onderling verband en samenhang te beschouwen – feiten en omstandigheden komt de rechtbank tot bewezenverklaring van feit 1 primair als hierna te melden.
Verweer DNA feit 1
Namens verdachte is het verweer gevoerd dat op het slachtoffer, noch op de aangetroffen kleding van verdachte, DNAsporen zijn aangetroffen die naar de verdachte respectievelijk het slachtoffer verwijzen. Hieruit zou geconcludeerd moeten worden dat verdachte het feit niet kan hebben begaan.
Dit verweer gaat niet op. Verdachte is een maand na het feit aangehouden. Dat er op dat moment geen DNAsporen op de toen aanwezige, onderzochte, kleding van verdachte is gevonden, is niet doorslaggevend voor het antwoord op de vraag of DNAsporen van het slachtoffer op de kleding van de dader zijn achtergebleven. Voorts is weliswaar juist dat er geen DNA van verdachte is aangetroffen op het slachtoffer, maar daarbij geldt dat er in het geheel geen ander DNAmateriaal dan dat van het slachtoffer is aangetroffen op het slachtoffer.
Namens verdachte is ook verweer gevoerd met betrekking tot het niet van verdachte afkomstige DNA in de witte substantie, waarover getuige [Getuige 1] heeft verklaard. [Getuige 1] heeft verklaard dat hij de man in het halletje een witte substantie op zijn hand heeft zien doen en deze substantie vervolgens in de deurbel heeft zien drukken (3.1.16); later zou blijken dat het om kauwgom ging. Volgens de verdediging is cruciaal dat er geen celmateriaal van verdachte is aangetroffen in het stukje kauwgom en dat daarmee is uitgesloten dat verdachte de man in het halletje was.
De rechtbank verwerpt ook dit verweer en overweegt op grond van rapporten van het Nederlands Forensisch Instituut (blz. 81, 121a, 212 en 232) het volgende.
Er is een witte substantie aangetroffen in de deurbel van het KPN-halletje. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat het dominante DNA-profiel in deze witte substantie afkomstig is van een onbekende man NN3. De witte substantie is tevens aangetroffen op een bij het halletje in beslaggenomen peuk. Het in de witte substantie op deze peuk aangetroffen DNA-profiel was eveneens afkomstig van een onbekende man NN3. Het op de peuk zelf aangetroffen DNA-profiel was afkomstig van een andere, eveneens onbekende, man NN7.
Nu naast SVO250 geen andere verse peuk is aangetroffen in of bij het KPN-halletje, moet de peuk met DNA van NN7 een oude(re) peuk zijn, die daar al enige tijd voor de avond van 15 januari 2001 heeft gelegen. Gelet op het feit dat de witte substantie in de deurbel van het halletje en op de peuk overeenkomen in samenstelling en DNA-patroon, moet dan tevens worden aangenomen dat ook de witte substantie al enige tijd voor de avond van 15 januari 2001 in het halletje aanwezig was.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het op de witte substantie aangetroffen DNA-profiel van NN3 de aanwezigheid van verdachte in het KPN-halletje op de bewuste avond van 15 januari 2001 niet uitsluit. Evenmin is op grond van het voorgaande aannemelijk geworden dat een ander dan verdachte de dader van het misdrijf is.
Overwegingen/verweren overige ten laste gelegde feiten
Gevorderde en verzochte vrijspraak van mishandeling met stroomstootwapen (feit 5)
Door de officier van justitie en namens verdachte is verzocht om vrijspraak van mishandeling met een stroomstootwapen. De rechtbank acht dit onderdeel van feit 5 echter wettig en overtuigend bewezen. [Slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij een schokreactie heeft ervaren. Anders dan de raadsman gaat de rechtbank er niet van uit dat zij hiermee een schrikreactie heeft bedoeld. Een schokreactie van een elektrische stroomstoot brengt lichamelijk lijden mee. Lichamelijk lijden kan worden gelijkgesteld met pijn, en valt naar het oordeel van de rechtbank onder “pijn” als bedoeld in artikel 300 Sr. Dat [Slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij niet echt pijn voelde, doet aan het voorgaande niet af. [Slachtoffer 2] heeft bovendien verklaard (blz. 652) dat, omdat verdachte het wapen gebruikt had tegen haar arm, zij heel erg bang was voor dat ding en dat ermee dreigen eigenlijk al voldoende was om verder alles toe te geven wat hij vroeg.
Verweer “bijten” in het onder 5 tenlastegelegde
Namens verdachte is gesteld dat het bijten door verdachte met toestemming van [Slachtoffer 2] geschiedde en zodanig onschuldig was dat verdachte, met het oog op artikel 8 EVRM, niet met een vervolging mag worden gestraft. Voor zover de raadsman hiermee een niet-ontvankelijkheidsverweer heeft beoogd, zal de rechtbank dat verweer verwerpen. De beslissing van de officier van justitie om tot vervolging over te gaan, staat in beginsel niet ter beoordeling van de rechter behoudens uitzonderingen, zoals strijd met de beginselen van een goede procesorde. In het onderhavige geval is van die uitzonderingen niet gebleken.
Verweren met betrekking tot feit 8
Namens verdachte is aangevoerd dat vrijspraak dient te volgen van het onder 8 tenlastegelegde, nu:
a) de 49 plaatjes zijn aangetroffen te midden van 32970 andere bestanden en hierdoor de kans dat verdachte zich ervan bewust was dat deze plaatjes zich op zijn computer bevonden verkleind wordt, te meer daar de bestanden zich in de, voor een leek als verdachte, ontoegankelijke “afvalruimte” van de computer bevonden;
b) de twee plaatjes die niet in de ”unallocated clusters” zijn aangetroffen een dusdanig summier aantal betreft dat die vondst niet tot een bewezenverklaring dient te leiden, omdat uit dat aantal geen opzet, ook niet in voorwaardelijke vorm, kan worden afgeleid.
De rechtbank verwerpt beide verweren.
Ad a) de rechtbank heeft vastgesteld dat de bewuste bestanden zich nog immer op de harde schijf van de computer bevonden; de vergelijking die de raadsman in zijn pleitnota maakt met bestanden die naar de “prullenbak” zijn verwezen, waarna de prullenbak geleegd is (Hof Arnhem 4 april 2005) gaat niet op, te minder nu het in casu niet gaat om e-mailbestanden.
Dat de bestanden in unallocated clusters zijn aangetroffen sluit geenszins uit dat de plaatjes voorheen in allocated clusters zaten en derhalve toegankelijk waren voor de gebruiker.
Ad b) de twee plaatjes waarop de raadsman doelt, zijn door verdachte bewust binnengehaald, nu zij in een Kazaa bestand zijn aangetroffen en daarin alleen peer to peerbestanden aanwezig kunnen zijn.
Voor zowel a. als b. geldt dat uit het proces-verbaal, p. 727, blijkt dat verdachte pornosites bezocht, waarvan tenminste 3 kinderpornosites. Zo bevat de naam van één van die sites het woord “baby”. Een beroep op de afwezigheid van alle schuld kan dan ook niet opgaan.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3, 4 primair, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 15 januari 2001 te Twello, gemeente Voorst, opzettelijk en met
voorbedachten rade [slachto[Slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers
heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, 22 malen,
met kracht met een mes in het bovenlichaam van die [Slachtoffer 1] gestoken en/of
gesneden, tengevolge waarvan voornoemde [Slachtoffer 1] is overleden;
2.
hij op 06 januari 2005 te Twello, gemeente Voorst, met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pinpas en een
geldsbedrag (20 euro) toebehorende aan [Slachtoffer 2];
3.
hij op 6 januari 2005 te Glanerbrug, gemeente Enschede en Twello, gemeente
Voorst, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met
het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een geldbedrag, toebehorende aan [Slachtoffer 2], en dat weg te nemen geldbedrag onder
zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, te weten een pincode
behorend bij een bankpas (op naam van die [Slachtoffer 2]), naar een
pinautomaat is gereden en vervolgens de pinpas, in de pinautomaat heeft
geschoven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd voorafgegaan van geweld en bedreiging met
geweld tegen [Slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden, welk geweld en welke bedreiging hierin bestonden, dat
verdachte deze [Slachtoffer 2]:
- tegen haar lichaam heeft geslagen en
- een stroomstootwapen heeft getoond;
4.
hij op een tijdstip in de periode van 1 september 2004 tot en met 31 december 2004 te Twello, gemeente Voorst ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan een persoon genaamd [Slachtoffer 2] (geboren [datum]),opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, zijn arm om haar keel heeft geslagen en (vervolgens) zijn arm heeft aangetrokken, en met zijn handen haar keel heeft dichtgedrukt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op tijdstippen in de periode van 01 juli 2004 tot en met 18 januari 2005 te Twello, gemeente Voorst en te Enschede en te Deventer, telkens opzettelijk mishandelend
[Slachtoffer 2] (geboren [datum]):
- meermalen in haar gezicht en/of tegen haar
hoofd, heeft geslagen en/of heeft gestompt en/of
- in haar hand heeft gebeten en/of
- meermalen een werkend/aangezet stroomstootwapen,
op haar arm heeft gezet,
waardoor deze [Slachtoffer 2] pijn heeft ondervonden;
6.
hij op tijdstippen in de periode van 01 juli 2004 tot en met 18 januari 2005 te Twello, gemeente Voorst en te Enschede en te Deventer, telkens [Slachtoffer 2] (geboren
[datum]) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
deze [Slachtoffer 2] de woorden toegevoegd: "Ik pak jou, ik pak je toch, je zult er voor boeten, serieus. Ik sla je verrot [Slachtoffer 2], ik zweer het je. Ik sla je half dood of verlamd. Als ik vanavond kom dan krijg je klappen of een blauw oog als kado. Ik druk peuken op
je uit. Ik breek je nek. Je krijgt me toch een klappen. Ik zal een lawinepijl
of een vlinder in je reet doen en hem aansteken. Ik zal je nek breken. Ik wens
je welterusten met de dood";
7.
hij in de periode van 1 juli 2004 tot 25 november 2004 te Twello, gemeente Voorst, een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
8.
hij op tijdstippen in de periode van 6 oktober 2004 tot en met 18 januari 2005 te Twello, gemeente Voorst, en/of te Deventer, meermalen, een gegevensdrager, te weten (een harde schijf van) een computer, bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, te weten 51 foto's van seksuele gedragingen,
bij welke vorenbedoelde foto's, telkens (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van
achttien jaar nog niet had(den) bereikt, was/waren betrokken of schijnbaar
was/waren betrokken, telkens in bezit heeft gehad, bestaande die
afgebeelde seksuele gedragingen uit:
- het naakt poseren van een meisje die kennelijk de leeftijd van 12 jaar,
althans 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij dit meisje voorovergebogen op
haar knieën zat met haar benen uit elkaar en een persoon de anus van dit
meisje betastte en
- het poseren van een meisje die kennelijk de leeftijd van 14 jaar, althans 18
jaar nog niet had bereikt en een stijve penis ter hoogte van haar mond
vasthield met haar hand terwijl een persoon haar hoofd vasthield met zijn hand
en
- het geheel of gedeeltelijk naakt poseren van meisjes
die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet hadden bereikt waarbij
telkens sprake was van dusdanig poseren dat de geslachtsdelen van
die meisjes nadrukkelijk in beeld werden gebracht en welke wijze van
poseren kennelijk bedoeld was om seksuele prikkeling te wekken.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Verweer vrijwillige terugtred met betrekking tot feit 4
Namens verdachte is aangevoerd dat de onder 4 primair ten laste gelegde poging niet bestaat omdat het misdrijf, de zware mishandeling, niet is voltooid tengevolge van omstandigheden van de wil van verdachte afhankelijk (artikel 46b Sr.). De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit de verklaring van het slachtoffer (p. 687) kan bezwaarlijk anders volgen dan dat het voorgenomen misdrijf niet is voltooid door het handelen van [Slachtoffer 2]. De conclusie van de raadsman van verdachte dat verdachte gewoonweg op een
zeker moment is gestopt met het drukken van zijn arm tegen haar hals strookt bovendien niet met de verklaring van het slachtoffer, inhoudende:
“Ik hield me toen maar slap, alsof ik flauwgevallen was of dood was. Ik hoopte dan dat hij zou stoppen met mijn keel dicht te klemmen. Hij klemde eerst met zijn onderarm, maar pakte mijn keel daarna ook nog met zijn hand vast en kneep zo mijn keel dicht. [verdachte] stopte toen en ging op zijn knieën naast me zitten. Hij duwde tegen mij aan. Ik had het gevoel dat hij tegen mij aan duwde om te kijken of ik nog wel leefde.”
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
feit 1 primair: moord;
feit 2: diefstal;
feit 3: poging tot diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden;
feit 4 primair: poging tot zware mishandeling;
feit 5: mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 6: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 7: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, terwijl hij het feit begaat met betrekking tot een wapen van categorie II;
feit 8: een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand, die kennelijk de leeftijd van achttien nog niet heeft bereikt, is betrokken in bezit hebben, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden.
De verdachte heeft een 36-jarige gehandicapte man op brute wijze vermoord, terwijl van enig motief ten aanzien van de man niet is gebleken. Door aldus te handelen heeft de verdachte aan een jonge man zijn kostbaarste bezit, het leven, ontnomen en aan de nabestaanden onherstelbaar verlies en blijvend leed toegebracht. Door zijn proceshouding maakt de verdachte het rouwproces van de nabestaanden niet gemakkelijker. Door de moord is de rechtsorde in hoge mate geschokt en zijn de in het algemeen bestaande gevoelens van onveiligheid vergroot.
Doordat de verdachte heeft geweigerd zijn medewerking te verlenen aan een persoonlijkheidsonderzoek door het Pieter Baan Centrum te Utrecht, heeft de rechtbank geen inzicht kunnen krijgen in de geestestoestand van verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde.
De rechtbank beschikt derhalve niet over een oordeel van gedragsdeskundigen met betrekking tot de mate waarin het bewezenverklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend. Bij gebreke van zodanige gegevens gaat de rechtbank van toerekenbaarheid uit en rest de rechtbank uit een oogpunt van vergelding van de daad en beveiliging van de maatschappij slechts oplegging van een langdurige vrijheidsstraf.
Verdachte heeft daarnaast een vijftal strafbare feiten gepleegd met een zeer gewelddadig karakter jegens zijn toenmalige vriendin. Verdachte heeft door zijn gedragingen het vertrouwen van een jong en verliefd meisje beschaamd en haar angstige momenten bezorgd. Enkele van die feiten illustreren waarom tegen het ongecontroleerde bezit van wapens - in casu een stroomstootwapen - streng moet worden opgetreden.
Ook het bezit van kinderporno acht de rechtbank een kwalijk feit. Door het bezit van kinderporno heeft verdachte een bijdrage geleverd tot de instandhouding van deze verwerpelijke seksindustrie.
De rechtbank heeft tevens gelet op het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister ten name van verdachte de dato 21 januari 2005, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld.
De leeftijd van verdachte ten tijde van het plegen van het eerste delict heeft, evenals in de eis van de officier van justitie, een rol gespeeld in de strafoplegging.
In beslag genomen voorwerpen
Het na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven mes, dient te worden onttrokken aan het verkeer, nu dit bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte onder 1 begane misdrijf werd aangetroffen en dit aan verdachte toebehorende voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven, terwijl dit van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Het na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven stroomstootwapen, met behulp waarvan het onder 3, 5 en 6 bewezenverklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36c, 36d, 45, 57, 63, 91, 240b, 285, 289, 300, 302, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2, 3, 4 primair, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) jaren.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge-bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
een mes en een stroomstootwapen.
Gelast de teruggave van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan veroordeelde, te weten:
- 38 diskettes;
- een telefax;
- een computer
- 5 diskettes
- 2 cd-roms
- 7 diskettes
- 59 cd-roms
- 1 doos met administratie
- 2 cd-roms
- 1 adresboek
- 1 visitekaartje
- 9 diskettes
- 1 cd-rom
- 1 tas met ketting en zakmesjes
- 62 cd-roms
- memorystick
- 25 cd-roms
- 1 cd-rom
- jas Life Line
- 1 telefoontoestel Nokia
- 9 notitieblaadjes
- 1 muts
- 1 computer
- 35 dvd-schijven
- 3 diskettes
- 7 notitieblaadjes
Aldus gewezen door mr. De Bie, voorzitter, mrs. Hemrica en Willemse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Bruijn-van der Sluijs, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 september 2005.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.