RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
parketnummer: 06/460196-05
uitspraak d.d.: 21 september 2005
tegenspraak / dip / oip
[verdachte],
geboren te Winterswijk op [geboortedatum],
wonende te [plaats],
thans gedetineerd in de Forensisch Psychiatrische Kliniek GGZ Drenthe te Assen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 september 2005.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 27 maart 2005 in de gemeente Aalten,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en
met voorbedachten rade [slachtoffer], (geboren op [geboortedatum]), van het
leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustigs overleg
voornoemde [slachtoffer] vanaf de eerste verdieping van een woning, althans
vanaf een aanmerkelijke hoogte, over het hek van het balkon heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
zij op of omstreeks 27 maart 2005 in de gemeente Aalten,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk
[slachtoffer], (geboren op [geboortedatum]) van het leven te beroven, met dat
opzet voornoemde [slachtoffer], vanaf de eerste verdieping van een woning,
althans vanaf een aanmerkelijke hoogte, over het hek van het balkon heeft
gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
zij op of omstreeks 27 maart 2005 in de gemeente Aalten,
aan haar zoon [slachtoffer], (geboren op [geboortedatum]), opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel (hersenkneuzing, althans hersenletsel en/of
schedelfractuur), heeft toegebracht, door deze [slachtoffer] opzettelijk vanaf
de eerste verdieping van een woning, althans vanaf een aanmerkelijke hoogte,
over het hek van het balkon te gooien;
artikel 304 ten 1e Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Namens verdachte is aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, nu de verklaringen van verdachte niet eenduidig zijn en dus niet uit deze verklaringen kan worden afgeleid in hoeverre verdachte, toen zij [slachtoffer] het raam uitgooide, handelde in een opwelling of juist niet.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Zij is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte met voorbedachte rade heeft gehandeld. Verdachte heeft verklaard haar zoontje al sinds vorig jaar zomer iets aan te willen doen. Zij heeft hierover ook met anderen gesproken. Voorts heeft zij verklaard: ‘Mijn gedachte was om op eerste Paasdag als ik de kans kreeg [slachtoffer] het raam uit te gooien. Ik gedroeg mij die dag normaal. Ik had met [slachtoffer] gespeeld en na het eten bracht ik hem naar boven. Toen ging het door me heen dat dit de laatste mogelijkheid zou zijn om [slachtoffer] uit het raam te gooien. Ik begon al te flippen alhoewel ik mij normaal voordeed. Ik hield door mijn gedrag [man] voor de gek met de bedoeling dat hij mij zou vertrouwen om alleen met [slachtoffer] te zijn. (...) Toen ik de trap opliep om [slachtoffer] naar zijn slaapkamer te brengen, kwam het idee in mij op om hem via onze slaapkamer, via de balkondeur vanaf het balkon naar beneden te gooien. Ik gooide hem van mij af met de bedoeling hem te doden.’ en ‘Ik wist dat dit de laatste kans was. Ik wist voor mijzelf dat ik niet meer beter kon worden. Ik voelde dat ik zover was afgegleden, dat het nu zover was om [slachtoffer] wat aan te doen. We hadden al over van alles gesproken, beschermde woonvorm voor mij, crisisopvang, maar er kwam steeds niets van.’
De rechtbank vindt in deze verklaringen steun voor het oordeel dat verdachte de tijd heeft gehad zich te beraden op het reeds eerder genomen besluit haar zoontje te doden. Zij heeft bovendien de gelegenheid gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daad en zij heeft zich daarvan rekenschap gegeven.
Uit de rapportage Pro Justitia, gedateerd 20 en 21 juni 2005 en opgemaakt door drs. J.F.G.M. van Nunen, klinisch psycholoog, en dr. L.H.W.M. Kaiser, psychiater, blijkt niet dat verdachte onjuiste of onbetrouwbare verklaringen heeft afgelegd.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op 27 maart 2005 in de gemeente Aalten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer]toffer], (geboren op [geboortedatum]), van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg voornoemde [slachtoffer] vanaf de eerste verdieping van een woning, over het hek van het balkon heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Poging tot moord.
Strafbaarheid van de verdachte
In de Pro Justitia rapportage wordt geconcludeerd dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, in de zin van een persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke en borderline kenmerken, welke onder invloed van een (geagiteerd) depressief-zijn ten tijde van het ten laste gelegde verder is gedecompenseerd in randpsychotische richting en welke heeft geleid tot de heftige agressieontlading in de vorm van het ten laste gelegde. Voor het haar verweten feit kan verdachte als sterk verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd.
De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt haar over.
Namens de verdachte is aangevoerd dat de rechtbank het oordeel van dr. R.J. Hanhart, de behandelend psychiater van verdachte, moet volgen. Dr. Hanhart is van oordeel dat verdachte ten tijde van het plegen van het delict volledig ontoerekeningsvatbaar was.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Zij heeft geen reden te twijfelen aan de inhoud van de multidisciplinaire Pro Justitia rapportage, welke rapportage is opgemaakt door beëdigde en vaste gerechtelijke deskundigen op het gebied van de klinische psychologie en de forensische psychiatrie.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte volledig uitsluit.
Oplegging van straf en maatregel
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen, dat sprake is van een bijzonder tragische zaak. Enerzijds heeft de verdachte een zeer ernstig feit gepleegd door haar zoontje van anderhalf jaar van de eerste verdieping van haar woning te gooien, met de bedoeling hem te doden. Er mag van geluk mag worden gesproken dat haar zoontje daar geen blijvend letsel aan over lijkt te hebben gehouden. Anderzijds heeft verdachte gehandeld onder invloed van een ernstig psychiatrisch ziektebeeld en kan zij voor het feit in hoge mate niet verantwoordelijk worden gehouden.
Voorts blijkt uit de Pro Justitia rapportage dat de kans op herhaling van soortgelijke of andere strafbare feiten aanwezig is. Bij oplopende stress en in een geagiteerd depressieve gemoedstoestand kan zij tot onvoorspelbaar heftig agressief gedrag komen en is zij als zodanig als gevaarlijk te beschouwen. Om de kans op herhaling te voorkomen is intensieve intramurale klinische behandeling nodig, bestaande uit elektroshocktherapie, psychotherapie, medicatie en geleidelijke resocialisatie. Deze kan worden gegeven door een gespecialiseerde instantie als de FPK in Assen, waar verdachte nu verblijft en ook al behandeld wordt. In deze behandeling kan met name gewerkt worden aan identiteitsvorming en aan de agressiehuishouding. De behandeling dient tevens te worden gericht op de algehele persoonlijkheid van verdachte, waarin voornoemde symptomen zijn ingebed. Verdachte geeft aan dat zij gemotiveerd is voor deze behandeling. Voor klinische behandeling is een tijd van minstens twee à drie jaren nodig met daarna nazorg, geleidelijke resocialisatie en evaluatie of hereniging van verdachte met haar kind een aanvaardbaar risico is of niet. Dit binnen het kader van een TBS met voorwaarden.
In het voorgaande ziet de rechtbank reden om een gevangenisstraf beperkt in duur op te leggen en tevens een bevel ter beschikkingstelling met voorwaarden als bedoeld in artikel 38 van het Wetboek van Strafrecht te geven. De verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven bereid te zijn zich te houden aan de te stellen voorwaarden, zoals vermeld in de Maatregelrapportage, opgesteld door L.W.M. Hakkenbroek en gedateerd 17 augustus 2005.
Aan alle voorwaarden, die in de artikelen 37a en 38 van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van een maatregel ter beschikkingstelling met voorwaarden worden gesteld, is voldaan. De rechtbank is niet gebleken van redenen deze maatregel niet op te leggen.
In beslag genomen voorwerpen
Nu er geen strafvorderlijk belang meer aanwezig is dat zich daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de na te melden voorwerpen aan de veroordeelde.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De oplegging van deze straf en de maatregel is gegrond op de artikelen 10, 27, 37a, 38, 38a, 45 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge-bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en stelt voor de duur van de terbeschikkingstelling de volgende voorwaarden betreffende het gedrag van de veroordeelde:
- De veroordeelde verblijft in de FPK te Assen en volgt daar een behandeling, zolang de leiding van deze instelling dit noodzakelijk oordeelt;
- De veroordeelde zal zich houden aan de algemene behandelafspraken zoals die worden afgesproken door de behandelaars van de FPK te Assen;
- De veroordeelde zal de medicatie die haar wordt voorgeschreven door de behandelend arts op correcte wijze innemen en/of laten toedienen;
- De veroordeelde zal haar bloed laten controleren voor zover dat noodzakelijk mocht zijn om de bloedspiegel te kunnen bepalen met betrekking tot haar medicijngebruik;
- De veroordeelde geeft toestemming om informatie uit te wisselen tussen de Reclassering en de behandelaars van de FPK. Ook waar het gaat om behandelinformatie;
- De veroordeelde geeft haar medewerking aan relatiegesprekken, waarbij het gaat om haar partner (de vader van het slachtoffer in de onderhavige zaak);
- De veroordeelde verleent te zijner tijd haar medewerking aan overleg met jeugdhulpverlening en behandelaars inzake de voortgang en begeleiding omtrent haar zoon [slachtoffer];
- De veroordeelde zal ook in het vervolgtraject te zijner tijd (klinisch of ambulant) haar medewerking geven aan behandelafspraken en medicatiegebruik.
Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Gelast de teruggave van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan veroordeelde, te weten:
1. 1 doos, inhoud papieren;
2. 1 doos, kleur blauw, inhoud papieren;
3. 2 schrijfmappen, kleur geel, gevonden in de kast in de woonkamer;
4. 2 brieven, gevonden in de ladekast in de woonkamer;
5. 1 agenda, kleur rood, nachtkastje slaapkamer [vrouw]/[man];
6. 1 doos, kleur wit, kast bijkeuken naar diepvries.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de opgelegde straf.
Aldus gewezen door mrs. Elders, voorzitter, Van Lookeren Campagne en Van Apeldoorn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Henniphof, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 september 2005.