RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
uitspraak d.d.: 5 oktober 2005
tegenspraak / dip
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [plaats] (Canada)
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring te Vught.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting
van 21 september 2005.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 31 oktober 2004 in de gemeente Doetinchem opzettelijk en
met voorbedachte rade [[slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft
verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, voornoemde [slachtoffer 1]
meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans met een scherp voorwerp,
in het lichaam gestoken en/of gesneden en/of getroffen, tengevolge waarvan
voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 31 oktober 2004 in de gemeente Doetinchem opzettelijk
[[slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet
voornoemde [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans met een
scherp voorwerp, in het lichaam gestoken en/of gesneden en/of getroffen,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
2.
hij op of omstreeks 06 januari 2005 in de gemeente Zutphen ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachte
rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad
en rustig overleg, voornoemde [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, met een
mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst en/of (elders) in
het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 06 januari 2005 in de gemeente Zutphen ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het
leven te beroven, met dat opzet voornoemde [slachtoffer 2] meermalen, althans
eenmaal, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de
borst en/of (elders) in het lichaam heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 primair:.
hij op 31 oktober 2004 in de gemeente Doetinchem opzettelijk [[slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet voornoemde [slachtoffer 1] meermalen met een mes in het lichaam gestoken en gesneden tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
2 primair:
hij op 6 januari 2005 in de gemeente Zutphen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachte rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, voornoemde [slachtoffer 2] meermalen met een mes in de borst en elders in het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde het daarin opgenomen bestanddeel voorbedachte rade niet bewezen. Niet is komen vast te staan, dat verdachte dit feit heeft gepleegd na kalm beraad en rustig overleg en ook overigens is niet gebleken, dat verdachte vooraf het plan heeft opgevat [slachtoffer 1] van het leven te beroven.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde acht de rechtbank bewezen, dat verdachte met het voornemen om [slachtoffer 2] van het leven te beroven naar hem is toegegaan. Verdachte had een geprepareerd mes bij zich. Naar uit de aangifte en uit de getuigenverklaringen blijkt, heeft verdachte [slachtoffer 2] gevraagd, of hij hem kon spreken. Toen [slachtoffer 2] daarmee instemde, heeft verdachte gezegd, dat hij in de cel van [slachtoffer 2] met hem wilde praten. Toen ook daarmee werd ingestemd, zijn verdachte en [slachtoffer 2] de cel van de laatste ingegaan. Direct na het binnengaan van de cel en na het dichtdoen van de celdeur heeft verdachte met het geprepareerde mes op [slachtoffer 2] ingestoken en hem verwondingen toegebracht van zodanige aard, dat zonder tijdige hulpverlening, [slachtoffer 2] daaraan had kunnen overlijden. Verdachte heeft, naar uit getuigenverklaringen blijkt, en ook door hem is erkend, tijdens en na het verwonden van [slachtoffer 2], schreeuwend kenbaar gemaakt, dat hij, verdachte, door toedoen van [slachtoffer 2] jaren heeft moeten zitten. Ter zitting heeft verdachte verklaard genoegdoening daarvan te hebben nagestreefd.
Verdachte is zich bij de uitvoering van zijn vooraf voorgenomen handelen bewust geweest van de mogelijkheid dat hij [slachtoffer 2] van het leven zou beroven. De mogelijkheid dat dit het gevolg zou zijn van dit handelen was groot, gezien de toegebrachte verwondingen. De verdachte heeft willens en wetens deze mogelijkheid aanvaard. Zijn handelen heeft niet het door hem beoogde gevolg gehad.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
- feit 1 primair: doodslag;
- feit 2 primair: poging tot moord.
Beroep op noodweer / noodweer-exces
Terzake feit 2 is door en namens de verdachte een beroep gedaan op noodweer respectievelijk noodweer-exces.
De rechtbank verwerpt deze verweren, nu de feitelijke grondslag daarvan niet aannemelijk is geworden. Daarnaast geldt dat naar het oordeel van de rechtbank sprake was van een situatie, die verdachte niet alleen over zichzelf heeft afgeroepen, maar waaraan hij zich vervolgens ook nog had kunnen onttrekken, als hij dat had gewild.
Strafbaarheid van de verdachte
De rechtbank neemt de conclusie over uit het multidisciplinaire rapport van 16 juni 2005, uitgebracht door het Pieter Baan Centrum en maakt deze tot de hare voorzover die conclusie inhoudt dat bij verdachte ten tijde van het begaan van het onder 1 ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit sprake was van een sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid en van het onder 2 ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit sprake was van een verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Verdachte is strafbaar, nu overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden beslissing in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen-verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Kort na zijn ontslag uit detentie heeft verdachte, onder inname van een mix van verdovende middelen en alcohol, een zwervend bestaan geleid in het centrum van Doetinchem. Verdachte verbleef vaak op een plaats waar het latere slachtoffer [slachtoffer 1] voorbij kwam bij het uitlaten van zijn hond. Naar verdachte heeft verklaard, uitte de heer [slachtoffer 1] daarbij wel zijn misnoegen over het aldaar verblijven van verdachte.
In de vroege morgen van 31 oktober 2004 liet het slachtoffer [slachtoffer 1] zijn hond uit. Er volgde een confrontatie tussen verdachte en het slachtoffer, waarbij verdachte het slachtoffer aansprak omtrent de wijze waarop hij dacht dat het slachtoffer hem de voorgaande dagen had bejegend. Het slachtoffer heeft verdachte genegeerd en is doorgelopen.
Verdachte was daardoor geïrriteerd en is het slachtoffer achterna gerend. In de Kapoeniestraat heeft verdachte enkele woorden in de richting van het slachtoffer geschreeuwd. Bij het slachtoffer aangekomen heeft verdachte aan het slachtoffer gevraagd waar hij dacht mee bezig te zijn. Toen het slachtoffer zich naar verdachte toe omdraaide en hem aankeek, heeft verdachte een gekarteld mes, dat hij altijd bij zich droeg, gepakt en achtmaal op het slachtoffer ingestoken ten gevolge waarvan het slachtoffer is overleden.
Een niets vermoedende burger, een toevallige passant, is afgeslacht door excessief geweld. Verdachte heeft door zijn handelen het slachtoffer [slachtoffer 1] het hoogste goed dat hij bezat, zijn leven, ontnomen. Daarnaast heeft verdachte de openbare veiligheid ernstig geschaad, hetgeen tot gevoelens van grote onrust en vrees leidt in de samenleving.
Nadat verdachte was aangehouden en in een Huis van Bewaring was geplaatst, zag hij op 6 januari 2005 in dat Huis van Bewaring het slachtoffer [slachtoffer 2] met wie hij een niet-openbaar gesprek wilde aangaan over het feit dat verdachte van mening was dat hij door toedoen van het slachtoffer geruime tijd in detentie zou hebben doorgebracht.
Eenmaal aangekomen in de cel van het slachtoffer haalt verdachte een mes tevoorschijn, dat hij op een eerder moment had geslepen en waarvan hij het heft had voorzien van touw teneinde meer grip te verkrijgen. Daarop steekt verdachte het slachtoffer meermalen met het mes. Het slachtoffer loopt dertien verwondingen op aan zijn gezicht en andere delen van zijn lichaam. Een van de steken heeft een klaplong ten gevolge gehad. Het is niet aan verdachte te danken dat het slachtoffer deze aanval van buitensporig geweld heeft overleefd.
Uit voornoemde multidisciplinaire rapportage blijkt dat er bij verdachte sprake is van meerdere ernstige persoonlijkheidsstoornissen tegelijkertijd, te weten een schizotypische persoonlijkheidsstoornis en een antisociale persoonlijkheidsstoornis waarbij tevens borderline en narcistische trekken aanwezig zijn. Voorts is er sprake van misbruik van meerdere middelen. De stoornissen zijn geworteld in zijn vroegste ontwikkeling, waarbij de verschillende stoornissen en problematiek bovendien thans ongunstig op elkaar inwerken.
Verdachtes persoonlijkheid kent een zeer zwakke basisstructuur gekenmerkt door een basale angst met bijpassende grote kwetsbaarheid en een neiging tot realiteitsvertekening.
De zwakke realiteitstoetsing maakt verdachte gevoelig voor paranoïde psychotische grensoverschrijdingen. Impulsiviteit heeft voorts een belangrijke plaats in de persoonlijkheidsstructuur van verdachte en maakt zijn agressiehuishouding inadequaat.
Geconcludeerd wordt dat verdachte ten tijde van het plegen van de feiten lijdende was aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
De kans op herhaling van feiten als de onderhavige is gezien de ernst en het duurzame, weerbarstige karakter van de stoornis zeer groot te achten indien verdachte onbehandeld blijft.
Geadviseerd wordt om de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging op te leggen.
Gelet op voormelde multidisciplinaire rapportage en de daaraan verbonden conclusies, zal de rechtbank naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur, bevelen dat verdachte ter beschikking wordt gesteld, aangezien op de bewezenverklaarde feiten naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaar is gesteld en de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van die maatregel eist.
De rechtbank zal bevelen dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd, daar de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen die verpleging eisen.
In beslag genomen voorwerpen
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven goederen zoals vermeld op de aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (bijlage II) onder de nummers 1, 2, 3 en 7 dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende, nu uit het dossier niet blijkt wie als zodanig kan worden aangemerkt.
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, met betrekking waartoe het bewezenverklaarde is begaan, vermeld op de aan dit vonnis gehechte lijst onder de nummers 5 en 9 dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en met het algemeen belang
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, vermeld op de aan dit vonnis gehechte lijst onder de nummers 4, 6 en 8 volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met betrekking waartoe het bewezenverklaarde is begaan. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich met een vordering tot schade-vergoeding
ten bedrage van € 5.000,-- gevoegd in het onderhavige strafgeding ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijs-middelen en hetgeen verder ter terecht-zitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan, dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot op heden, rechtstreeks immateriële schade heeft geleden tot een bedrag van € 3.000,--, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank bepaalt, dat de benadeelde partij in die vordering voor het meerdere niet ontvankelijk is.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wetsartikelen
De oplegging van straf en maatregel is gegrond op de artikelen:
10, 24, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 37a, 37b, 45, 57, 287 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
- Veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren.
Beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde vrijheidsstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
- Gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
- Inbeslaggenomen goederen:
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de inbeslag-genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen zoals vermeld onder nr. 5 en 9 op de aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen, nog niet terugge-ge-ven voorwerpen, zoals vermeld onder nr. 4, 6 en 8 op de aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Gelast de bewaring ten behoeve van rechthebbende(n) van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen zoals vermeld onder nr. 1, 2, 3 en 7 op de aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
- Veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], [adres] te Nijmegen, (rekeningnummer [cijfers]), van een bedrag van € 3.000,-- vermeerderd met betaling van kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk.
- Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], een bedrag te betalen van € 3.000,--, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 60 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
De rechtbank verstaat daarbij dat, indien en voor zover ver-oordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, daarmee zijn verplichting jegens de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voorzover veroordeelde aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee zijn ver-plichting tot betaling aan de Staat van het betreffende bedrag komt te vervallen.
Aldus gewezen door mr. Elders, voorzitter, mrs. Van der Hooft en Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van Wiering, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 oktober 2005.
Mr. Draisma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.